Benjy’s en Orkest 18C’s verbondenheid
Benjamin Perry Wenzelberg, Benjy, is een zanger, componist, pianist en dirigent. Al deze activiteiten oefent hij bovendien op het allerhoogste niveau uit. Zo zong hij als kind in het koor van Metropolitan Opera in New York en al snel volgende daar solorollen. Hij studeerde in de VS en kwam naar Nederland voor zijn masters aan De Nationale Master Orkestdirectie opleiding (NMO) van de conservatoria van Amsterdam en Den Haag, die hij, natuurlijk zou ik bijna zeggen, met lof afrondde. Van Harvard College was hij ook al magna cum laude afgestudeerd.
Sinds april van dit jaar is hij Artistic Partner en Creative Associate (artistiek partner en creatief medewerker) van het Orkest van de Achttiende Eeuw ook Orkest 18C genoemd, waarmee hij momenteel een serie voorstellingen van Mozarts Le Nozze di Figaro dirigeert. Tijd voor een uitvoerig gesprek met dit multi talent. In dit eerste deel van het gesprek praat Benjamin over Mozart en over Le Nozze di Figaro met het Orkest van de Achttiende Eeuw.

Je wilt historisch geïnformeerd werken, maar als ik lees wat jij zegt over Le Nozze di Figaro, zie ik een eenentwintigste-eeuwer die naar de geschiedenis kijkt. Jij bent een jong persoon van nú, die alle historische kennis gebruikt om het werk een eigentijdse betekenis te geven.
Benjamin Perry Wenzelberg:” Ja, precies. Het is eigenlijk een soort wederkerig proces, nietwaar? Ik ben blij dat je dat vraagt, want dit is iets waar ik veel over nadenk. Als ik het kort zou moeten samenvatten, zou ik zeggen: mijn doel – in mijn werk met het orkest en in alles wat ik doe binnen dit genre –is om historische bronnen en contexten te gebruiken om het gevoel te vangen dat mensen destijds hadden toen ze beseften dat deze muziek revolutionair was en de wereld aan het veranderen was. Het is ónze taak om dat gevoel over te brengen. Niet om het te bewaren als een museumstuk, maar om die revolutionaire energie te vertalen naar iets wat een hedendaags publiek vandaag kán voelen.
Dus hoe dichter we de context van die tijd benaderen, hoe directer en intenser het effect wordt voor het publiek van nu.
Dat is precies wat me zo enthousiast maakt over historische uitvoeringspraktijk —vooral bij componisten als Mozart, Haydn en ook Mariana Martinez (een tijdgenoot van Mozart en zelfs ‘huisgenoot’ van Haydn), van wie ik in het voorjaar een project doe samen met sopraan Elisabeth Hetherington en het orkest.
Verbondenheid
Kenneth Montgomery was Benjamins leraar, mentor en degene die hem bij het Orkest van de Achttiende Eeuw (Orkest18C) introduceerde. Hij assisteerde Kenneth bij Haydn projecten, onder meer voor de Dutch National Opera Academy. Dit jaar werd Benjamin benoemd tot artistiek partner en creatief medewerker van het Orkest 18C.

BPW:” De ‘sitzprobe’ die we hadden voor Le Nozze di Figaro was de eerste keer dat ik met het orkest en de geweldige cast van zangers werkte. En het was de eerste keer sinds ik die titel officieel heb gekregen. Vanaf het moment dat we de eerste maat speelden, voelde ik alle energie die ik rond dit project en deze nieuwe stap had ervaren, enthousiast naar me terugkaatsen. Die repetitie zal ik de rest van mijn leven niet vergeten. Het was echt iets heel bijzonders. En natuurlijk willen we dat de uitvoeringen goed gaan, maar op een bepaalde manier was dat moment het hoogtepunt voor mij. Gewoon de kans om die repetitie te hebben en dat niveau van verbondenheid, zorg en wederzijdse vreugde te voelen – en te weten dat we dat aan elkaar kunnen teruggeven, en dat je het kunt horen in de manier waarop we muziek maken – dat is het wat me het gelukkigst maakt met deze titel. Dat gevoel, en het feit dat juist dat gevoel, hopelijk in beide richtingen, heeft geleid tot deze stap. Het gaat erom te laten zien dat de associaties die mensen hebben bij dit repertoire —hoe mooi en belangrijk die ook zijn —niet de enige mogelijke zijn. Ze kunnen anders bekeken, herbeleefd en geherinterpreteerd worden.
Stijlgetrouw
Een duidelijk voorbeeld is ornamentatie. Hoeveel producties van Mozart-opera’s hebben we niet gezien waar zelfs een eenvoudige appoggiatura als heiligschennis wordt beschouwd?
Dat idee komt deels uit een 19e-eeuwse, deels Wagneriaanse benadering van come scritto — de partituur letterlijk volgen —uit respect voor de componist. En dat is op zich een prachtige en geldige manier van werken. Maar we wéten ook uit bronnen dat zangers destijds veel meer versieringen gebruikten — soms eigenzinnig, soms subtiel. En dat hoort bij de levendigheid van die muziek. In onze productie overdrijven we dat niet maar we voegen hier en daar expressieve nuances toe — wat ik ook “retorische komma’s” noem. Bijvoorbeeld: als er een scherpe harmonische wending is, neem even een ademruimte voordat je terugkeert in tempo. Dat soort momenten werken alleen als ze dramaturgisch kloppen, maar ze zijn wél stijlgetrouw.

Kenneth (Montgomery) heeft mij ook geleerd dat zulke cesuren — muzikale adempauzes —deel uitmaakten van de praktijk in die tijd. Dus we doen dit niet om historisch te klinken, maar om de levendigheid van het stuk te vergroten —zowel toen als nu. Ik gebruik het woord levendig bewust, want het gaat niet alleen om klank, maar om beleving. Er is een oude term uit een traktaat: een snoer van parels. Elke noot moet schitteren, precies geplaatst, maar er zijn ook momenten van ruwheid, spanning en frictie — en we mogen daar niet bang voor zijn. Dat is ook het mooie van deze historische instrumenten: ze hebben een directheid, een breekbaarheid, en dat hoor je terug in de manier waarop het orkest speelt en de zangers die klankwereld omarmen. Onze taak is om te volgen waar die klank en die instrumenten ons naartoe leiden.
Bij Le Nozze di Figaro hebben we daar met de regisseuse, Jorinde Keesmaat, ook veel over gesproken. We hebben samen de toneelstukken van Beaumarchais – die destijds gloednieuw waren – gebruikt als uitgangspunt voor vragen over hoe vrouwen in het stuk worden behandeld, wat er echt feministische vooruitgang is en wat nog steeds structurele misogynie. Dat zijn thema’s die Jorinde sterk onderzoekt en waar we veel gesprekken over hebben gevoerd. Door historische bronnen te gebruiken, kun je tijdloze menselijke vragen zichtbaar maken –maar vanuit een ander licht. Daarom voelt een historische benadering misschien juist zó hedendaags: ze maakt de menselijkheid weer tastbaar.”

Recensie
Franz Straatman beschreef de manier waarop Benjamin Le Nozze dirigeerde: “De enerverende muziek die Mozart schreef voor zijn satirische komedie werd onder leiding van dirigent Benjamin Perry Wenzelberg vol energie uitgewerkt door zijn krachtig spelende musici. Wenzelberg dirigeerde met grote, sierlijke armgebaren, stevige accenten uitdelend, zoals ik niet gewend was bij de precieuze manier van dirigeren van orkestoprichter Frans Brüggen en diens latere opvolger Kenneth Montgomery. Niet dat zij saaie concerten produceerden, maar met Wenzelberg werd het spel een aantal tandjes verder verzet.’
Cherubino
Benjamin is zoals gezegd niet alleen dirigent en componist, hij zingt ook al zijn hele leven lang, eerst als jongenssopraan en nu als countertenor. Daarom is het voor de hand liggend om met hem specifiek over de rol van Cherubino te praten.
Waarom is Cherubino in Le Nozze eigenlijk een’ hosenrolle’, een mezzosopraan die een jonge man speelt en zingt?
BPW:” Goede vraag! We hebben in onze productie ook een beetje gespeeld met dat meta-theatrale aspect. Een van de korte antwoorden is dat Cherubino een soort puberale, nog niet volgroeide energie heeft. Als hij gezongen zou worden door een zanger met een typisch mannelijke stemsoort, zou hij minder jeugdig klinken – en misschien ook minder sympathiek als personage.
Maar zou het niet prachtig zijn om een vijftienjarige jongen te horen die midden in zijn stemwisseling zit?
BPW:” Ja, dat zou fascinerend zijn. Maar de vraag is of dat destijds een realistische keuze was. In Mozarts tijd waren er immers ook castraten, zoals Sesto in La clemenza di Tito. Dus waarom zou Cherubino géén castratenrol zijn geweest? Eerlijk gezegd denk ik dat niemand dat met zekerheid kan zeggen. Wat wel bijzonder is om te beseffen, is dat de travestierol — een vrouw die een man speelt —altijd een belangrijk onderdeel van theater is geweest. In de vroegere toneelgeschiedenis speelden mannen vrouwenrollen en later kreeg je het omgekeerde in de opera: vrouwen die mannelijke personages vertolkten. Dat is niet alleen historisch interessant, maar ook op een muzikaal en expressief niveau spannend.
Ik zeg vaak dat Cherubino misschien wel het eerlijkste personage van de hele opera is. Wat je ziet, is wat je krijgt. Geen maatschappelijke maskers, geen berekende leugens, geen politiek spel — gewoon een jong mens vol hormonen, maar ook vol zuiverheid.
Ondanks al dat puberale verlangen is er iets oprechts en onschuldig aan hem. Neem bijvoorbeeld zijn eerste aria, Non so più. Er staan hier en daar wat fortes, maar het grootste deel is gemarkeerd mezzo forte. Ik heb het orkest gevraagd om dat niet als zwakte, maar als tederheid te voelen —meer een implosie dan een explosie. Cherubino heeft veel hart en dat hoor je prachtig door de stem van een mezzo. En bovendien — iets wat ik persoonlijk erg bijzonder vind —in de tweede akte, als de vrouwen Cherubino als meisje verkleden, ontstaat er een vorm van queer theater avant la lettre. Drie hoge vrouwenstemmen samen in een scène vol gender- en identiteitsspel: het is komisch, maar ook poëtisch en ontroerend.

Het is een echo die later terugkeert in Der Rosenkavalier en andere werken, maar hier heeft het iets magisch. Ik praat met het orkest vaak over het halo-effect dat Mozart creëert wanneer de houtblazers lang aangehouden akkoorden spelen — alsof er iets glanst om de personages heen.
Het is een wereld vol verwondering en ik vind het prachtig dat Mozart – bewust of niet – ook toen al iets zei over gender, verlangen en identiteit. Cherubino belichaamt dat allemaal.
Stadia
Ik zie alle vrouwen in Le Nozze di Figaro bijna als verschillende stadia van vrouw-zijn. Ze zouden bijna allemaal door één stem gezongen kunnen worden, als je kijkt naar hun tessitura en hoe de lijnen geschreven zijn. Van Barbarina, naar Susanna, naar de Gravin en uiteindelijk naar Marcellina —het voelt bijna als één levenscyclus.
BPW:” Helemaal mee eens. Jorinde (Keesman) en ik hebben daar ook veel over gepraat: de generaties vrouwen en hoe ze zich ontwikkelen.
De Gravin die aan het einde vergeeft — dat is zó’n groot gebaar. Wat betekent die vergeving? En hoe verhouden de oudere generaties,
die vastzitten in het systeem, zich tot de jongere, die er misschien aan kunnen ontsnappen?
Dat zie je heel sterk in het stuk. En in Mozarts tijd was het verschil tussen een sopraan en een mezzo veel kleiner dan we dat vandaag horen. Dus ook letterlijk liggen die stemmen dicht bij elkaar — wat dat idee van “ene stem, meerdere levensfasen” nog sterker maakt. We spraken laatst over de geweldige Roberta Alexander —die helaas recent is overleden —en zij heeft zowel de Gravin als Marcellina gezongen in Nozze. Dat laat zien hoe zangers in hun carrière door de rollen heen kunnen groeien.
Barbarina heeft dat kleine recitatief in de vierde akte, waar ze vertelt over het kusje dat ze moet geven om de speld terug te krijgen voor Cherubino —het is hartverscheurend. Ze belichaamt onschuld, maar ook verlies van onschuld en zelfs een soort overlevingsdrang.
In zekere zin is ze een tragisch personage. En haar korte aria is de enige in mineur.

Ik heb onze eerste cellist, Albert Brüggen, gevraagd om in veel delen van de vierde akte akkoorden te spelen in de continuo, zodat er een bijna gamba-achtige sfeer ontstaat —heel kwetsbaar, open, intiem. Die tuinscène aan het einde is een ruimte waarin iedereen zich blootgeeft,
en Barbarina laat dat meteen voelen.
Ik beschrijf Le Nozze di Figaro vaak als een prisma —je kunt het uit ontelbare hoeken bekijken en het licht breekt steeds anders.
Het is een meesterwerk over menselijke psychologie, zowel individueel als collectief, met al onze gebreken én onze schoonheid. Weinig werken doen dat zo krachtig als dit.”
In deel twee van het gesprek met Benjamin vertelt hij over zijn jeugd en de steun van zijn ouders, gaat verder in op de samenwerking en band met Kenneth Montgomery, praat hij over het Orkest 18C en over zijn drukke leven als componist, dirigent en zanger.
Verder kijken, luisteren naar de vele talenten van Benjamin Perry Wenzelberg
Benjamin Perry Wenzelberg zingt Parto, parto uit Mozarts La clemenza di Tito in 2017.
Benjamin Perry Wenzelberg over zijn compositie Any of Those Decembers.
12 jaar geleden speelde Benjy de Fantaisie-Impromptu van Chopin.
Lees hier de hele recensie van Le Nozze di Figaro door het Orkest 18C.