Studio’s Dido: talentbloei op bonte bodem
Geen regie, wel kostuums, licht en een mise en espace. De info vooraf bij Dido and Aeneas in concert bood raadsels. In de praktijk bleek de ‘plaatsing in ruimte’ van het Nederlands Kamerorkest óp het podium de grootste plus, in dit aan Henry Purcell gewijde programma. Vanuit de orkestbak had de luit van Ensemble Il Caravaggio een akoestische uitdaging gehad, nu eiste het prima hoorbare instrument zelfs een hoofdrol op. Voor koor en solisten resteerde een smalle strook zodat ze niet verdwaald oogden op het diepe toneel van Opera & Ballet.

De (over)bekendheid van Dido leidt vaak tot onderscheidende franje. In 2022 omkaderden Arabische tonen een eerder concert door De Nationale Opera Studio*, met een vorige lichting jong talent. In deze reeks vormen glansrijk vertolkte instrumentale stukken een alternatieve proloog (Purcell’s origineel ging verloren). Toch liet Polly Leech, prominent alumna zoals dat mooi heet, de magie bij de première pas echt vrij. Met haar fluwelige mezzo gaf ze het lied When Orpheus sang een verstilde voordracht.

De uitgave met Purcell-werken getiteld Orpheus Brittanicus verscheen pas na zijn dood. Maar mij was helder dat deze keus de componist zelf wilde eren. De beperkte omvang én de uitvoering in 1689 op een meisjesschool maken het operaatje geliefd als studiemateriaal. Dat mag echter niet verhullen dat het om een werkelijk groot meesterwerk gaat, terecht lange tijd de vroegste opera op het repertoire.
Toverton
Dirigent Camille Delaforge’s levendige en dankzij onder meer hobo’s kleurrijke visie op de ouverture opende een toverton aan instrumentale geneugten. Deze hele avond spitsten fantasierijk slagwerk en speelse pizzicati of vioolsoli de oren, in de bekende delen en in toegevoegde dansen of improvisaties. Het niet bijzonder rijk bezette continuo van Il Caravaggio kleurde toch de sfeer steeds anders in, met nadruk op lichte toetsen. Pas bij het tragische slot namen zuchtende lage strijkers het heft in handen.

Verbeelding is bij zangers uiteraard net zo vereist, maar al te vertrouwde noten kunnen een valkuil zijn om té gewild anders aan te pakken. Hoewel de jonge zangers zeker discreet ornamenteerden, bleven ontsierende vrijheden, zoals in enkele recente opnamen, uit. Rosemary Joshua’s hand had hen vast stilistisch juist geleid. Als Studiochef coacht ze in het gehele repertoire maar haar Purcell-ervaring is immens. Persoonlijk koester ik nog een opname die Joshua maakte van Purcell’s spirituele liederen.
Het wat nerveuze vibrato van Franciana Nogues zal niet ieders smaak zijn maar ze gaf Belinda charme en elegantie met haar montere sopraan. Het ontbreken van regie, laat staan een dwingend concept, liet de solisten vrij naturelle gebaren te zoeken en Nogues steunde haar vorstin op aandoenlijke wijze. Het koor, gekozen uit talentvolle studenten van Nederlandse conservatoria (DNO Young Baroque Voices, ingestudeerd door Edward Ananian-Cooper), bewoog gecoördineerder, maar dat benadeelde de hechte totaalklank of juist de gelaagdheid in kleinere ensembles allerminst.

Martina Myskohlid opende met een schoonheidsfoutje door wegvallende ademsteun, mogelijk als gevolg van premièrezenuwen. Verwonderen hoeft dat niet gezien de eindeloze reeks grootheden die Dido eerder vertolkten, zowel sopranen als mezzo’s. Wat mij aan Myskohlid trof was een groot bereik, van ferme diepte tot briljante top. Sommige mezzo’s zit de melancholie als het ware ingebakken maar bij een zonniger timbre als dit hangt meer aan af van voordracht, wat de expressie boeiender maakt.

Leander Carlier kwam als Aeneas op vanuit de zaal. Heel Nederland kent zijn fraaie lyrische bariton door zijn winst in talentenjacht ARIA. Toch gaf zijn neutrale voordracht me de indruk dat hij te veel op zijn prachtige geluid bleef leunen. Nu valt er door librettist Tate’s onflatteuze teksten ook weinig meer van de ‘held’ te maken dan een wankelmoedige macho. Behalve in de monoloog die akte 2 besluit en hier greep Carlier elke kans op nuance. Plots stond hier geen stem, maar een man van vlees en bloed.

Sophia Hunt had als valse Mercurius Aeneas tot ontrouw aangezet. Van alle Studioleden lijkt zij het meest theatrale karakter te bezitten, hier in liefst drie rollen benut. Met collega-heks Rita Fernandez zette ze de boel vooral in hun tweede duetje lekker op stelten. Maar haar mooiste partij was Second Woman, in de enige aria op een ‘ground bass’ naast Dido’s twee. Wat een onschuldig intermezzo lijkt, werd door Hunts gevoel voor drama en het gespannen continuo een treffende voorbode van onheil.
Tenor Salvador Villanueva Zuzuarregui, knipogend naar de zaal, was fris van de lever als Sailor, hoewel weinig volks. Olijke danspasjes van de koorleden compenseerden dat, al muteerden ze tot demonen zodra de Sorceress opdook. Met de allure van een gearriveerd artieste en een imposant borstregister domineerde Polly Leech het podium, net niet overhellend naar parodie en zelf zichtbaar genietend.

Portret van een echte vrouw
De lakmoestest is natuurlijk Dido’s afscheid. Martina Myskohlid had haar toon gezet met een bitter sarcasme in de recitatieven. Die zelfbewuste felheid werkte door tot de eerste verschijning van de slotregel ‘Remember me but ah! forget my fate’. Mede dankzij Purcell’s subtiele aanpassing van de noten gaf ze de reprise een heel ander, meer uitgeblust karakter. Geen gereserveerde vorstelijke treurzang dus, maar het portret van een echte vrouw in haar vergeefse strijd tegen het noodlot.
Sereen draaide ze zich om en verscheen in een hemels licht weer op het achtertoneel, terwijl alle overige vocalisten naar voren traden voor het minstens zo mooie slotkoor. Begrijpelijk dat ze haar protegés alle eer gunde maar bij de even onvermijdelijke als terechte slotovatie had de geweldige Rosemary Joshua zeker een opwachting mogen maken.

Dido and Aeneas in Concert is een samenwerking tussen De Nationale Opera Studio, De Nederlandse Reisopera, Opera Zuid en de conservatoria van Tilburg, Zwolle, Den Haag, Rotterdam en Amsterdam.
Verder lezen, kijken en luisteren
Rosemary Joshua over De Nederlandse Opera Studio en Dido.
*Dido and Aeneas door De Nederlandse Opera Studio in 2022.