Eindelijk heeft Vondel zijn opera
Joost van den Vondel mag je wel de Nederlandse Shakespeare noemen. Ook hij schreef vijfakters en vrijwel altijd tragedie en, voor zover ik weet, altijd op strenge verzen. Gedateerd? Misschien. Maar dat van deze toneelreus geen opera ronddwaalt (hoewel ze wellicht in zijn eigen tijd wel gecomponeerd zijn), dat is een groot onrecht waar Jan van Maanen zaterdag in het Amsterdamse Concertgebouw, in het kader van Amsterdam 750 jaar, definitief verandering in bracht.
De authenticiteit waarmee Van Maanen het stuk van Vondel behandeld heeft, is prijzenswaardig. Hij heeft echt zijn best gedaan, hoewel hij uiteraard moest knippen, om Vondels bekendste en ooit zo vaak uitgevoerde werk Gijsbrecht van Aemstel in al zijn oorspronkelijkheid in opera-vorm te gieten.
Vondel: episch?
De grote vijfakter die toneelstuk Gijsbrecht van Aemstel is, is in zijn opzet episch. Maar in de uitwerking steunt Vondel zoals zoveel toneelschrijvers van zijn tijd op afgeblokte scènes bestaande uit monologen en uit uit monologen bestaande dialogen. Dat maakt zijn werken wel wat taai. Het op actie gebaseerde toneel was grotendeels nog niet ontdekt; toneel was tekst, vandaar. Ook de lange reien (koren) die ieder bedrijf afsluiten zijn ongezongen wat moeilijk door te komen. Kijken we voorbij de vorm, laten we het als het ware over ons heen komen, dan zien we de epische vertelling met grondig doordachte verhaalstructuur die Vondel eigenlijk voor ogen heeft gehad.

Trouw aan Vondel
Dat zit hem in de opbouw van de bedrijven, die ik hier graag wil noemen om Vondel wat dichterbij te brengen. Een vijfakter doorloopt volgens het boekje de volgende fases: expositie-intrige-conflict (ook wel climax)-catastrofe-catharsis. Als de meesterlijke toneelschrijver die Vondel wil zijn, gaat hij dan ook volkomen volgens dit schema aan de gang. De expositie, ofwel het creëren van de ruimte en personages, is bij de Gijsbrecht heel optimistisch. De openingszin Het hemelse gerecht etc. mag je opvatten als: “De hemel zij gedankt”: de vijand die Amsterdam belegerde, trok zich terug. Daarnaast is het nog kerst ook. Maar dan: intrige. De vijand heeft juist snode plannen beraamd. In het hele tweede bedrijf komt Gijsbrecht niet voor (!) en kijken we alleen maar mee met de personages die zich voorbereiden op de inname of verdediging van de stad.
De kerst-achtergrond vormt nu een cynische ondertoon. In het derde bedrijf gaat het om het innerlijke conflict van Gijsbrecht nu hij beseft dat de stad wordt aangevallen en het conflict speelt zich ook af in zijn gezin: zijn vrouw Badeloch is bijvoorbeeld bezorgd dat hij zich aan de situatie vertilt en onverrichter zake het leven zal laten. Het vierde bedrijf is met recht een catastrofe, waar Vondel een klooster laat zien wat ieder moment geplunderd zal worden (wat later -ook volgens het boekje- door een bode omschreven wordt, want je hoorde zoiets niet uit te beelden) en het onder de voet gelopen Amsterdam beschreven door Arend, de broer van Gijsbrecht (eveneens dus verteld, niet uitgebeeld). Vondel is origineel in de catharsis.
Mogelijk door de geschiedenis ingegeven, maar dat maakt dit stuk echt interessant. In het vijfde bedrijf krijgen we niet, zoals enigszins verwacht, de tragische dood van Gijsbrecht. In plaats daarvan laat hij zijn broer Arend sterven, vervolgens een engel verschijnen die Gijsbrecht behoedt zich dood te vechten en hem zonder gezichtsverlies laat vluchten. Gijsbrecht krijgt zijn leven van God, en Amsterdam krijgt na herstel een andere heer, is de optimistische en ontroerende conclusie van het stuk.
Episch? Ik hoop u een beetje overtuigd te hebben.

Van Maanen: vriend van Vondel
Iemand die het epische karakter van Gijsbrecht zeker goed begrepen heeft, is Jan van Maanen. Even bewust als Vondel heeft hij een opera in vijf bedrijven gecomponeerd met ieder een ander karakter. Hij heeft de bedrijven dus één op één omgewerkt, met geen andere ingrepen in de tekst dan links en rechts wat schrappen, en enkele dialogen in elkaar schuiven als duet.
De muziek mag wel episch genoemd worden. Door een drukkende sfeer te scheppen, verklankt Van Maanen wat Vondel met zijn lange monologen eigenlijk ook bedoelt. De catastrofe ligt op de loer. Hierdoor kunnen we Vondels tekst meer beleven zoals deze bedoeld is; verder kijkend dus dan de dreunende verzen en meer in aanraking met het drama. Dat is dus een groot compliment voor de enthousiaste componist.
Valkuilen in de compositie zijn de vaak wat transparante opzet (de muziek had soms wat meer verfijnd gekund, maar ja; de opera duurt ook vijf keer dertig minuten) en het dreunen van Vondels verzen (immers heel streng op metrum), waardoor de zanglijnen en gehele compositie makkelijk meedreunen, ook al heeft Van Maanen zeker naar allerlei vormen van variatie gezocht. Maar beide punten neem ik graag voor lief in deze epische omwerking en Vondels welverdiende opera.

Uitvoering in het Concertgebouw
Als concertante wereldpremière in het Amsterdamse Concertgebouw op 27 september, laat de geënsceneerde versie natuurlijk nog op zich wachten, maar het was een overweldigende kennismaking met de muziek. Van Maanen had ook de beschikking over de juiste solisten; sterker nog, in het eerdere interview* met Place de l’Opera zei hij de muziek voor hun stemmen te hebben geschreven. Dat is te horen, want de muziek sluit naadloos aan. Een ontzettend fijne Gijsbrecht is Frank van Aken. Door voor de heldentenor te kiezen, benadrukt Van Maanen dat Gijsbrecht een bestuurder is die woord bij daad zou hebben gevoegd. Ware het niet dat hij, zoals boven verklapt, toestemming krijgt van God om met zijn gezin de aftocht te aanvaarden.

Badeloch als lyrische sopraan is zachter, maar gevoeliger; zij werd gezongen door Jeannette van Schaik.

Dan Martijn Sanders als Arend van Aemstel, en in een andere scène als de aanvoerder van de knokploegen. Hij gaat er met gestrekt been in en weet ook goed de opera-bravoure van zijn personages voor het voetlicht te brengen. Aan het eind hoorden we met een heldere mezzo Marie-Claire op ten Noort als engel.

Voor deze vier hoofdrolspelers geldt dat ze genoeg volume wisten te maken en met mooie ronde opera-klanken een goede vertolking hebben gegeven van hun partij, wat een zoektocht moet zijn geweest gezien je niet elke dag met Nederlandstalige opera te maken krijgt.
De overige vier solisten, de “bijrollen” zeg maar, al is die beschrijving enigszins onterecht, wil ik ook bespreken. Joris van Baar als abt Willebrord en later als de oude bisschop Gozewijn (al waren beide rollen behoorlijk vergelijkbaar) had een mooie lyrische bas, die misschien voor het genre wat aan de zachte kant is, maar wel heel goed aansloot bij de personages. Spion Vosmeer en de bode werden gespeeld door lyrische tenor Eric Reddet, mooi om te horen, zeker gezien de hoge noten, maar het zware Franse accent was jammer. In de rol van de vreemde overheerser(s) hadden we Willem de Vries, die mij geïnspireerd heeft met zijn vertolking, omdat hij er een bepaalde Hollandse nuchterheid in legde, die het kwaad alledaags maakte. (Wat klopt met Vondel, want hij geeft Willem van Egmont een vrome tekst.) Later komt de Heer van Vooren feestelijk de veroverde stad in (“met den trompetter” schrijft Vondel), wat aan Van Maanen goed besteed is. In de kleinste rol van broeder Peter hoorden we nog bas-bariton Sven Weyens, onlangs zo leuk in Manon Lescaut, maar nu in het Concertgebouw net wat zacht.

Het Nederlands Concertkoor , ingestudeerd door Louis Buskens, zong vol overtuiging, en hoewel ze niet altijd als operakoor klonken, hadden ze het vele materiaal en het vereiste grote volume prima onder de knie. Het orkest dat de boel bij elkaar moest houden was Caecilia Camerata, aangestuurd door Van Maanen zelf.
Uiteraard had ik meer willen schrijven en heb ik ook veel aantekeningen gemaakt, maar ik zal een langer relaas moeten uitstellen tot de hopelijk binnen een paar jaar te verwachten geënsceneerde versie van deze opera, die nu al bijna als Vondels stuk immaterieel cultureel erfgoed mag heten.
Verder kijken, luisteren en lezen.
Jeannette van Schaik zingt een aria uit Gijsbrecht van Aemstel.
Repetitiefragment van Gijsbrecht van Aemstel
Jan van Maanen sprak met Place de l’Opera over zijn Gijsbrecht.