Shani geeft Bruckner kracht en kleur
Met een gulle lach op zijn gezicht en met dankende gebaren reageerde dirigent Lahav Shani in het vorige weekeinde op de toejuichingen van het publiek in de Rotterdamse Doelen. Shani’s ontspannen reactie was er ook een van opluchting dat er zich geen ordeverstoring of demonstratie met Palestijnse vlaggen had voorgedaan, want de Israëlische achtergrond van de chef-dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest zorgde in voorgaande weken voor nogal wat ophef in de rest van Europa.

Alle aandacht kon worden gericht op een stevig Bruckner programma. Shani zette er zijn zeer geprezen cyclus mee voort om de symfonieën van de Oostenrijkse componist met zijn Rotterdams orkest uit te voeren. Afgelopen 26 en 28 september was de vierde symfonie aan de beurt, de zogeheten ‘Romantische symfonie’. Voor de pauze stond het grootse ‘Te Deum’ op het programma.
Vol podium
Het orkest vulde vrijwel het gehele, toch flinke grote concertpodium. Liefst zestien eerste violen aan zijn linkerhand en zestien tweede violen rechts van het directiepodium stonden Shani ter beschikking. Daartussen navenant grote groepen altviolen en cello. Daarachter een stevig bezette houtblazerssectie en een indrukwekkende batterij koperblazers. De zes contrabassisten stonden met hun rug tegen de linker zijwand geklemd.
Naast hen was nog net een hoekje vrij tegen de achterwand voor de vier solisten, een topploeg van sopraan Elza van den Heever, alt Gerhild Romberger, tenor Daniel Behle en bas Kostas Smoriginas. Een hoogst ongelukkige opstelling. Hun stemmen kaatsten tegen de harde marmeren muur. Bovendien moesten zij over het orkest heen zingen, wat overigens behoorlijk lukte.

Superieur koor
Hoe interessant een solistenteam ook is, toch is in dit ‘Te Deum’ het koor de belangrijkste vocale partner. Wat dat betreft had Shani een superieure formatie voor zich staan. Het hele frontbalcon zat vol met een krachtig en genuanceerd zingend Laurens Symfonisch. Indrukwekkend hoe het ensemble de inzet ‘Te Deum laudamus’ met zeer helder klinkende sopranen onder hoogspanning zette. De vaak eenstemmig ingevulde tekstdelen, alsof Bruckner refereerde aan het eenstemmig gezongen gregoriaanse origineel, werden onder de stimulerende gebaren van Shani met zwierven afnemende en aanzwellende klankbeelden uitgewerkt. Het repetitieproces onder leiding van koorchef Wiecher Mandemaker moet zeer intensief zijn geweest.
De mooiste momenten bood het vierde deel van de vijfdelige compositie: ‘Salvum fac populum tuur/Red, Heer, uw volk’. Een innige smeekbede voor het solistenkwartet en het koor, met Daniel Behle en Elza van den Hever als expressieve dragers van de zanglijnen. Dirigent Shani gaf alle ruimte om de tedere voordracht van dit tekstdeel tot zijn recht te laten komen. Uiteraard benutte hij Bruckners extatische slotpassage ‘Non confundar in aeternum / Beschaam ons niet in eeuwigheid’ voor een daverende afronding waarin ook het Doelen orgel een stevige stem toevoegde.

Opera-achtig
Anton Bruckner schreef nooit een opera, maar de openingspassage van de Vierde ‘Romantische’ Symfonie zou de ouverture kunnen zijn voor een fantasie over de middeleeuwen. Bedwelmend mooi is de hoornsolo die de symfonie opent en een bijzondere sfeer creëert. Andere blazers, eerst fluit en klarinet, voegen zich er bij. Prachtig geblazen door de betreffende orkestleden. Dan ontplooit zich het verhaal dat Bruckner wil vertellen: het leven in een middeleeuwse stad. De klank zwelt aan, het leven begin te bruisen, ridders stormen door de stadspoorten naar buiten. Met een hups thema dat er op volgt in de strijkers en blazers schilderde Bruckner het vervolg van het stadsgebeuren.
Het opera-achtige verhaal ontspint zich in vier delen, waarin de abstractie steeds verder toeneemt, allerlei vergezichten opent van verstilde passages tot donderende klankformaties. Lahav Shani hield met overwicht de grote orkestmassa onder controle, vierde de teugel waar Bruckner in lyrische bespiegelingen valt (hoe mooi zacht speelde het orkest) , en zette forte passages met kracht aan. Fantastisch om zo meegevoerd te worden in Bruckners drama, mede door het vurige spel van het strijkorkest en de wonderschone solo -passages in de blazers. Logisch dat Shani bij het slotapplaus dik tevreden kon zijn.

Hij keert begin volgend jaar terug met onder meer Sjostakovitsj vrolijke dansmuziek, en hij neemt in mei afscheid als chef-dirigent met Mozart en Mahler.
Verder lezen
Ook bij de seizoensopening van het RPhO was Franz Straatman aanwezig.