AchtergrondFeatured

Leesvoer voor de zomer: de bibliotheek

Het is zomer en de operahuizen en concertzalen beginnen te sluiten. Een goed moment om eens over opera te gaan lezen. Place de l’Opera geeft u tips en ideeën voor leesvoer in de vakantiebagage of gewoon thuis. In deel drie: het aanbod in de bibliotheek.

Na de reguliere boekhandel en de ramsj met afgeprijsde boeken, gaan we nu over op gratis. Dat wil zeggen: als u het jaarabonnement van de bibliotheek al heeft voldaan. In de winkel is van alles te vinden, maar het blijft een momentopname. In de schappen ligt alleen wat nu leverbaar is. In de bieb zijn ze wat bewaren betreft langer van stof.

Programmaboeken DNO
Niet in de boekhandel verkrijgbaar, maar wel (terug)vindbaar ondergebracht in de bibliotheek zijn de programmaboeken die De Nederlandse Opera uitgeeft bij elke productie. Als u bijvoorbeeld nog eens wilt terugbladeren in het programmaboek dat bij Les Troyens in 2003 werd uitgegeven, is dat in de bibliotheek mogelijk.

Groot Opera Boek
In het Nederlands taalgebied kun je als het om boeken over opera gaat niet om de eminence van de opera heen: Leo Riemens. Zijn Groot Opera Boek telt meer dan 570 volbedrukte pagina’s en is bijna legendarisch. Het is alleen nog voor aanzienlijke bedragen antiquarisch te koop, maar het valt in de bibliotheek gewoon te lenen of in te zien.

Het werk bevat beschrijvingen van honderden opera’s, maar ook teksten over de historie van opera, de zangstemmen en de belangrijkste rollen. Hier en daar verwijst Riemens naar de Nederlandse uitvoeringen van opera’s, maar zijn aandacht voor componisten als Loevendie en Peter Schat is minimaal.

Opera voor Dummies
Er blijken ook speciale operamoppen te zijn. Dat valt te lezen in Opera voor Dummies, een deel uit de bekende geel-zwarte serie die over vrijwel alles gaat. Het is niet meer leverbaar, maar dankzij de bibliotheek kunt u zich oriënteren op alle basiskennis over opera, met een vette knipoog en meer dan gemiddelde aandacht voor relativering, jargon-snobisme en bluf.

In het boek komt vrijwel alles op operagebied voorbij, van de historie, naar stemtypes (‘de rollen van mezzosopranen kunnen worden samengevat als slet, vamp, heks of vrouw met een broek aan’) tot korte inhoud en typering van de bekendste opera’s (‘van Strauss’ opera Salome zul je op korte termijn geen Disney-film zien’).

Bijna 400 pagina’s operakennis ‘light’ dus. En oh ja, die mop: ‘Hoeveel tenoren zijn nodig om een peertje te verwisselen? Eén, die houdt de lamp vast en die draait zichzelf vast want de wereld draait om de tenor’.

Seizoensvoorbereiding
Het nieuwe operaseizoen komt eraan. De beleving van een opera is soms intenser als je meer weet over de achtergronden of het verhaal. Snel voor aanvang even het programmaboek met toelichting lezen lukt meestal niet.

Misschien gaat u in september naar Siegfried bij de Nationale Reisopera. Heel veel achtergrond over het verhaal van Wagner’s Ring, waarvan dit het derde deel is, staat in The Nibelung’s Ring van Peter Basset. De schrijver biedt een korte synopsis in een paar pagina’s, een introductie van alle delen apart en de tekst van de Ring, vertaald in lopende zinnen. Met die bagage wordt Siegfried wellicht een nog mooiere ervaring.

De Nederlandse Opera komt volgend jaar aan het eind van het seizoen met een serie Parsifal-uitvoeringen. In boekhandel en bibliotheek neemt het rijtje boeken over werk en leven van Wagner altijd flink wat plaats in, en ook over Parsifal zijn veel boeken te vinden.

Het uitgebreide boek A companion to Wagner’s Parsifal gaat niet alleen op de tekst en de achtergrond, maar ook op de muziek in. In een artikel van Katherine R. Syer is te lezen hoe exact op het moment dat het copyright op Parsifal-uitvoeringen buiten Bayreuth verviel de opera in het Teatro del Liceu in Barcelona te zien was. Dat was op 1 januari 1914 om exact 00.00 uur.

Singing, acting and movement in opera
Het zal niet zo snel een aankoop zijn die je als luisteraar van opera doet, maar juist daarom is het bibliotheekexemplaar van Singing, acting and movement in opera van Mark Ross Clark een interessant boek. Het gaat helemaal over de vocale en acteertechnieken waarover een zanger moet beschikken bij het optreden in een opera. ‘Preparation, integration en application’ zijn de stappen die gevolgd worden. Naast aanwijzingen over zang en beweging staan er interviews in het boek met onder andere Frederica von Stade over het ‘vak’.

Het allerleukste blijft kijken en luisteren naar opera, maar iets weten van de ontstaansgeschiedenis, weten wát er gezongen wordt, waaróm dat zo gebeurt en door wie, maakt het vaak een nog mooiere ervaring.

Vorig artikel

Bayreuth brengt vijf Wagner-titels

Volgend artikel

Column: Annemarie Kremer

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.

9Reacties

  1. Steven SURDÈL
    5 juli 2011 at 13:47

    Het Groot Opera Boek van Leo Riemens is inderdaad een klassieker, al was het maar vanwege de uiterst gedetailleerde beschrijvingen van wat er op het podium aan handelingen plaatsvindt. Maar juist al die details tonen aan dat het boek ooit werd geschreven in een tijd toen de avonden nog niet zo propvol informatie zaten als nu, en toen niet de televisie maar de radio nog de huiskamers vulde. Vandaar dat ik minstens zo vaak naar de Penguin Guide of Opera van Amanda Holden grijp, waar enerzijds meer opera’s per componist worden besproken, terwijl de afzonderlijke aktes beknopter zijn beschreven, zodat je niet al te veel details hoeft te onthouden om toch bij het luisteren (of bij het lezen van het libretto) de handeling te kunnen vasthouden.

    Maar het boek heeft naar mijn smaak één groot manco: bij de plaatopnamen noemt Riemens net als menig ander louter studio-opnamen, waarvoor de artiesten en de uitgevers rechten ontvingen. Dat is natuurlijk bijzonder correct, maar het berooft de lezer wèl van de allermooiste opnamen die er ooit op plaat verschenen. Een beroemd voorbeeld is de rol die Montserrat Caballé haar grote doorbraak leverde, nl. Donizetti’s Lucrezia Borgia, rechtstreeks opgenomen in Carnegie Hall te New York in 1965 (als CD op Opero d’Oro). Alain Vanzo overtrof zich die avond als Gennaro, wat men niet echt kan zeggen van Alfredo Kraus in de officiële studiopersing van CBS uit 1966. Riemens geeft er weliswaar blijk van dat hij die opname kende, maar hij is er niet verder op ingegaan.

    Mocht er dus iemand opstaan van het kaliber van Leo Riemens, dan valt het te hopen dat hij of zij deze ooit illegale ‘piraatopnamen’ de eer zal geven die ze toekomt, vermits ze immers al jaren op CD worden uitgebracht.

    (wordt vervolgd)

  2. Leen Roetman
    5 juli 2011 at 17:41

    Die man van het kaliber van Leo Riemens is er: Paul Korenhof.
    Hij schreef De Nieuwe Encyclopedie van de Opera.
    Hij schrijft ook regelmatig over opera op https://www.opusklassiek.nl

  3. Steven SURDÈL
    5 juli 2011 at 20:25

    (vervolg)

    Sterk verwant aan de overzichten van Riemens en Holden is de gezellige, maar onmogelijk ingedeelde dikke turf van Heinz Wagner, ‘Der große Opernführer’ uit 1988, waarin de componisten niet alfabetisch op achternaam, maar chronologisch naar geboortejaar de revue passeren, vanaf de 16e tot ongeveer het midden van de 20e eeuw. Dankzij de terecht vermaarde Duitse grondigheid vind je zelfs de meest onbekende opera’s per akte beschreven in een klare taal, die het boek ook toegankelijk maakt voor mensen die het Duits niet meer zo goed kunnen lezen als vóór de tijd van ons onzalige keuzepakket.
    «Mit über 850 Werkbeschreibungen, Fachwörterverzeichnis, Instrumentenkunde, Sing- und Rollenbeispielen, Orchesterbesetzungen sowie Komponisten-und Werkregister», zo staat er op het voorplat van mijn Sonderausgabe. Iets voor lange winteravonden, dus.

    Wie een Engelse Riemens zoekt zal na een tijdje waarschijnlijk terecht komen bij Charles Osborne, die zijn blikveld bewust heeft beperkt tot het complete werk van de grote componisten. Zo is er een boek gewijd aan de belcanto-periode, met daarin alle opera’s van Rossini, Bellini en Donizetti, plus net zo vlot leesbare overzichten van het werk van Verdi, Puccini, R. Strauss en Wagner. Telkens weet de auteur boeiende verbanden te leggen met de persoonlijke levensomstandigheden van de componist in kwestie, zodat je beseft wanneer deze om den brode componeerde dan wel uit inspiratie. Sociale uitkeringen bestonden immers nog niet, zodat men afhankelijk was van een rijke mecenas – een situatie waar het huidige kabinet enigszins naar terug zegt te verlangen.

    Voer voor specialisten is er ook genoeg. Wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van de opera heeft een leuk boek aan ‘The Opera. A History of its Creation and Performance(1600-1941)’, van Wallace Brockway en Herbert Weinstock, dat in 1941 door deze Amerikaanse auteurs werd opgedragen aan de Schotse sopraan Mary Garden. (Van Weinstock solo zijn er ook biografieën van Rossini, Donizetti en Bellini uit de jaren ’60.)

    Heel bijzonder is wel de door George Jellinek opgeworpen vraag: «Welke thema’s uit de wereldgeschiedenis zijn er zo al opgepakt voor opera’s?» Het boek dat hij er in 1994 over publiceerde heet ‘History through the Opera Glass’, en het is net zo’n doortastend betoog als zijn vroege biografie van Maria Callas uit 1960. Alsof je een aantal oude Hollywoodfilms weer eens bekijkt.

    Ten onzent is deze vraag dan nog speciaal uitgediept voor de Griekse en Romeinse Oudheid, en wel door de Nijmeegse emeritus hoogleraar in de Klassieke letterkunde Gerard Bartelink: ‘De Oudheid in klank’, in 1997 op bewonderenswaardige leeftijd tot in alle details keurig verzorgd vakwerk. Het leest als een historische roman en je hoeft werkelijk geen gymnasiast te zijn om er plezier aan te beleven.

    Zo, en nu ga ik eens op zoek naar de door Leen Roetman aanbevolen encyclopedie van Paul Korenhof, over wie ik niet dan met bewondering heb horen fluisteren.

  4. Steven SURDÈL
    6 juli 2011 at 21:45

    Toevallig zag ik vandaag bij De Slegte Riemens’ Groot Opera Boek, in de bijgewerkte en uitgebreide versie van Peter van der Spek. (Ik zelf kende alleen de oudere druk uit de jaren ’60.) Het biedt als voordeel dat er nu inderdaad wat rechtstreekse opnamen worden genoemd, maar de beschrijvingen daarvan zijn allerminst foutloos. Zo staat er bij het Italiaanse label Cetra altijd ‘LO’ (live opera) achter, terwijl de studio-opnamen als bijletters LPC (mono) hebben of LPO (kunstmatig stereo, dus met galm).

    Wie op internet voor zoiets tussen dubbele aanhalingstekens een zoekopdracht geeft, kan dan toch beter terecht bij de uitstekende database ‘operadis’ onder Google.

  5. Steven SURDÈL
    8 juli 2011 at 17:34

    Op advies van Leen Roetman (zie hierboven) raadpleegde ik, ter vergelijking met Riemens’ ‘Groot Opera Boek’, de ‘Nieuwe encyclopedie van de Opera’, geschreven door Paul Korenhof.

    leen Roetman adviseerde mij dit boek nadat ik de hoop had uitgesproken, dat er iemand van het kaliber van Leo Riemens zou opstaan, die bij een bespreking van de belangrijkste opera’s niet alleen de officiële studio-opnamen zou noemen, maar ook en vooral de (al dan niet stiekem) in het theater opgenomen ‘live’-uitgaven op moderne labels als Myto en Opera d’Oro.

    Maar het boek van Korenhof is van een compleet andere opzet dan het overzicht van titels en handelingen van Riemens, en opnamen op LP of CD zie ik zo gauw nergens. Wezenlijk is het een naslagwerk voor opera in het algemeen, qua opzet identiek aan de ‘Encyclopedia of Opera’ van Leslie Orrey uit 1976. Met dien verstande dat Orrey zijn lezers in de inleiding laat weten waar hij zijn informatie vandaan heeft, zodat zij desgwenst zelf verder kunnen spitten. Maar bij Korenhof vind ik geen verwijzingen naar de grote meerdelige encyclopedieën als bijvoorbeeld het ‘Großes Sängerlexikon’ van Karl Kutsch en (jawel) Leo Riemens himself, of naar ‘The Grove Opera Dictionary’ of, meer in het algemeen het uitstekende ‘Musik in Geschichte und Gegenwart’, met complete overzichten van composities en litteratuur.

    Wie nog niet voor alles internet doorfietst, zou ik dan in plaats van de handboeken van Orrey en Korenhof toch eerder (antiquarisch) verwijzen naar ‘The Concise Oxford Dictionary of Opera’, geschreven door Harold Rosenthal en John Warrack (2e dr. 1979). Zo compact als het is, bevat het veel meer artikelen, met in veel gevallen aansluitend heel beknopt, maar tenminste toch, de belangrijkste litteratuur.

    En dus spreek ik wederom de hoop uit dat er tweede Riemens opstaat, die nu eens niet alleen de officiële studio-opnamen bespreekt maar vooral ook de ooit zo verzwegen piraten – alhoewel die op de site ‘operadis’ in elk geval al ‘kaal’ vermeld staan.

  6. Steven SURDEL
    8 juli 2011 at 20:35

    Dus….

    Mevrouw Jaworski?

    Een deel van zo’n lang verhoopt boek is voor deze site immers al door U gedaan!

    Nu enkel nog een kaftje er omheen.

  7. Steven SURDÈL
    14 juli 2011 at 11:26

    Oók een prima naslagwerk is:

    ‘The Metropolitan Opera Guide to Recorded Opera’, in 1993 verschenen onder redactie van Paul Gruber.

    Maar in tegenstelling tot het Groot Opera Boek van Leo Riemens is het geen overzicht van operatitels en samenvattingen van libretti, maar een kritische discografie van (wederom alléén) officiële studio-opnamen. En die kritische kanttekeningen kan ik elke verzamelaar aanbevelen, want ze zijn verwoord door een indrukkend team van zeer ervaren specialisten, onder wie Harold Rosenthal en Lord Harewood.
    Dat het zonder meer een prestatie is blijkt alleen al uit de grote aantallen opnamen die sinds de jaren ’30 van de commercieel meest interessante opera’s gemaakt zijn, zoals Carmen, Aida en Cavalleria rusticana. Van Il Trovatore is er zelfs een uit het begin van de 20e eeuw! Op een enkele uitzondering hebben de recensenten die allemaal moeten beluisteren en bespreken om aan het slot hun voorkeur voor de beste te kunnen geven. (Tien jaar lang zou ik geen Habanera van Carmen meer kunnen horen, denk ik.)
    Eenzelfde prijzenswaardig Metropolitanboek is er overigens ook voor DVD’s.

    Na bijkans 20 jaar zou het toch mooi zijn als er een bijgewerkte (toch veel mooier dan ‘ge-up-deete’!?) versie zou verschijnen, maar dan nu met de rechtstreekse (live) opnames erbij.

  8. Steven SURDÈL
    1 augustus 2011 at 15:25

    Uit de reeks boeken op initiatief van de Metropolitan Opera mag zeker ook worden verwezen naar:

    David Hamilton, The Metropolitan Opera Encyclopedia, New York 1987.

    Het mooi uitgegeven boek (fraai omslag, degelijke band) is verwant aan de hierboven genoemde encyclopedieën van Paul Korenhof en Leslie Orrey, maar het bevat veel meer foto’s en bovendien nog een aparte bijdrage ‘Further Reading’, waar Orrey zich tot wat opmerkingen in de inleiding beperkte. Desalniettemin steekt de ‘Concise Oxford Dictionary of Opera’ van Rosenthal en Warrack er wat het aantal lemmata betreft nog altijd ver bovenuit.

  9. Steven SURDÈL
    19 januari 2015 at 12:07

    Nu men bij boekhandel Paagman in Den Haag bezig is om het oude, respectabele pand van De Slegte in de Spuistraat in te ruilen voor de fraaie hal aan het Haagse Plein (spreek uit: Plèhn) waar nu nog de importeur van Mercedes zit, komen er allerlei tweedehands boeken bovendrijven die op korte termijn tegen een gereduceerde prijs moeten worden verkocht.
    Een ervan leek mij zeer geschikt voor de zomervacantie: Stephen Brook, ‘Opera: a Penguin Anthology’, in 1997 uitgegeven bij de welbekende uitgeverij waar zoveel moois in zakformaat de wereld ingestuurd is. Het boek telt maar liefst 544 bladzijden en bestaat uit een becommentarieerd overzicht van de geschiedenis van de opera vanaf, pakweg, de 16e eeuw tot in de 20e eeuw. Met dien verstande dat het commentaar gekozen is uit geschriften die uit dezelfde tijd dateren als de onderwerpen die chronologisch ter sprake komen. In het hoofdstuk over Rossini bijvoorbeeld krijgt de lezer een paar mooie passages uit het leven van deze componist zoals beschreven door Stendhal (ps. voor Marie-Henri Beyle, 1783-1843), dat nog niet zo lang geleden weer compleet door Gallimard in pocketvorm werd uitgegeven (net als diens ‘Promenades (Ned. wandelingen) dans Rome’ overigens). En bij Maria Callas worden wij getracteerd op een zeer leerzame visie van Elisabeth Schwarzkopf, die – als ik het mij zo gauw goed herinner – geen Traviata meer wenste te zingen na het horen van de sublieme vertolking van La Callas.
    Let wel: het exemplaar dat ik kocht was het enige, maar via internet is het boek nog makkelijk verkrijgbaar. Een aanrader, vol ironie en allerlei interessante historische roddel.