Benjy Wenzelberg komt thuis bij opera.
Benjamin (Benjy) Perry Wenzelberg, geboren in 1999, is een zanger, componist, pianist en dirigent. Al deze activiteiten oefent hij bovendien op het allerhoogste niveau uit. Dit is deel twee* van een uitvoerig gesprek met dit multi talent waarin hij vertelt over zijn speciale band met Kenneth Montgomery, over zijn familie en over de hoeveelheid werk die hij op zich neemt.
Sinds april van dit jaar is hij Artistic Partner en Creative Associate (artistiek partner en creatief medewerker) van het Orkest van de Achttiende Eeuw (Orkest 18C) waar hij momenteel een serie voorstellingen van Mozart Le Nozze di Figaro dirigeert.

Natuurlijke band
Benjamin Perry Wenzelberg: ” Die aanstelling bij het Orkest van Achttiende Eeuw is een enorme eer. Het is heel bijzonder om deze stap op een vooruitstrevende manier met het orkest te zetten. Het voelt als een soort organische weerspiegeling van wat eigenlijk al natuurlijk tussen ons bestond.
Het orkest functioneert echt als een familie. Het is een groep waarin, allereerst in de groepsdynamiek, iedereen wordt aangemoedigd een stem te hebben. Ze functioneren eigenlijk als een soort groot kamermuziekensemble. En dat is ook persoonlijk de manier waarop ze werken, en het staat centraal in hun waarden. En dat vind ik geweldig, als dirigent – elke keer dat ik aan een project met het orkest werk, voel ik me deel van dat gesprek en van die familie.
Ik ben ook heel dankbaar dat ik, zowel via Kenneth Montgomery – die de eerste was die me met het orkest in contact bracht toen ik de Dutch National Masters-opleiding orkestdirectie volgde – als via verschillende projecten waarin ik inmiddels nauw met hen heb samengewerkt, hen ook persoonlijk goed heb leren kennen. Dat geeft nog extra vreugde aan het musiceren. Ik hoop dat deze titel dat ook aan de buitenwereld laat zien, maar ik voel eigenlijk dat het er altijd al was, en dat het alleen maar dieper en specialer wordt naarmate we verder gaan.
Het is natuurlijk geweldig om je dit te horen zeggen. Maar zoals dat bij families gaat: soms botsen familieleden. Kwam je binnen als een familielid, of als aangetrouwde van een familielid? Werd je meteen geaccepteerd als deel van de familie, of kwam je binnen met Kenneth Montgomery, als zijn assistent bij de Haydn-projecten?
Bejy:’ Ja! En wat er ook bijzonder was – iets wat ik niet had verwacht in mijn eerste periode met het orkest – is dat Kenneth, toen ik zijn assistent was, me al heel veel met het orkest liet doen terwijl hij er zelf bij was. Dat vond ik echt betekenisvol.
Het eerste officiële optreden dat ik met het orkest in het openbaar deed, was dat ik inviel voor de eerste lezing van de opera waaraan Kenneth werkte. Dat was natuurlijk alleen mogelijk omdat Kenneth, tijdens repetities, me op verschillende momenten liet dirigeren. Hij ging dan naast me zitten en coachte ondertussen de zangers. Hij was overdag docent, mentor en vriend – en gaf toch genoeg ruimte aan de mensen die hij begeleidde om het op hun eigen manier te doen, hun eigen weg te vinden. Daar ben ik hem enorm dankbaar voor.

Hij coachte me in real-time, maar het voelde niet alsof ik slechts een soort masterclass volgde. Hij liet het voelen als iets actiefs.
En op de een of andere manier voelde het, wanneer ik met het orkest werkte, niet alsof ik dat deed binnen een schoolse context met hem, maar alsof hij me de kans gaf om zelf dingen uit te proberen en me tegelijkertijd goed coachte om het op mijn eigen manier te ontdekken. Ik denk dat dat, zonder dat iemand dat bewust zo bedoelde, een heel natuurlijke overgang mogelijk maakte. Het zorgde voor een gevoel van vertrouwdheid – bij zowel het orkest als bij mij.
Samenwerkend leiderschap
Een van de orkestleden zei laatst tijdens een repetitie tegen me dat ze kon zien hoe Kenneths inspiratie en nalatenschap via mij werden voortgezet, maar dat het tegelijk helemaal míjn manier was – iets nieuws, een volgende stap, even belangrijk en even bijzonder. Dat vond ik zo’n mooie opmerking, en ik waardeerde het enorm dat die persoon dat tegen me zei. Dat weerspiegelt eigenlijk het pad dat ik met het orkest heb afgelegd: Kenneth heeft me eerst sociaal geïntroduceerd. Hij nam me mee om een opname bij te wonen van een dirigent-loos project – een C.P.E. Bach-opname in de Keizersgrachtkerk. Hij stelde me toen voor aan de groep, en ik herinner me dat ik erg onder de indruk was van de warmte die ze hem toonden – hij was duidelijk deel van de familie. Na afloop nam hij me mee naar lunch in Café Red, vlak naast de Keizersgrachtkerk. Elke keer dat ik nu langs dat café loop om te repeteren, denk ik aan hem. Ik herinner me nog precies aan welke tafel we zaten. Dat was een van de eerste momenten waarop hij mijn ogen opende voor hoe dit orkest muziek maakt, en hoe dit repertoire kan en vaak ook zóu moeten klinken.
We zijn tegenwoordig zo gewend om Mozart en Haydn op een bepaalde manier te horen, maar de historische uitvoeringspraktijk laat het paradoxaal genoeg juist moderner en frisser klinken, omdat het niet is wat we gewend zijn. Als countertenor heb ik natuurlijk een zekere vertrouwdheid met die wereld, maar het was bijzonder om als dirigent te leren welke unieke rol je hebt als samenwerkend muzikant in die context. Kenneth geloofde daar heilig in ongeacht met wie hij werkte. Ik denk dat dat een van de vele redenen is waarom hij zo’n sterke band had met dit ensemble.
Ik ben daardoor niet alleen in deze samenwerking, maar ook in al mijn werk als dirigent, enorm geïnspireerd geraakt om ‘samenwerkend leiderschap’ centraal te stellen –niet ten koste van leiderschap, maar juist op een manier die mensen inspireert en in staat stelt hun beste werk te leveren, samen. Dat is iets wat Kenneth en het orkest vanaf het begin voor mij hebben belichaamd.

Druk
Benjy is op dit moment een van de drukste mensen in de muziekwereld en zijn talent brengt hem werkelijk overal. Het lijkt alsof hij van het ene project naar het andere vliegt. Er staan concerten op de rails waarin hij eigen nieuwe werken dirigeert, hij begeleidt zangers (onder meer Barbara Hannigan) in recitals en hij zingt zelf in het voorjaar van 2026 in Philadelphia . Hij is nog erg jong (26) dus er driegt mogelijk het gevaar van overbelasting. Waar zit de vrije tijd en de ruimte om lichamelijk en geestelijk tot rust te komen en om creatief te blijven?
BPW:” Ik ben allereerst heel dankbaar voor het schema dat ik dit seizoen heb – en ook voor de vooruitzichten daarna.
Op artistiek en persoonlijk vlak heb ik lang uitgekeken naar dit moment in mijn carrière. Dus ik ben er echt blij mee; het voelt heel goed. Het is allemaal nog vrij nieuw. Maar wat ook leuk is: op muzikaal vlak ben ik al veel langer actief, niet alleen als dirigent maar ook als zanger, componist en begeleidend pianist. Ik werk eigenlijk al sinds mijn vijfde professioneel in deze sector. Dus in zekere zin doe ik dit al 21 jaar, maar tegelijk is deze stap in mijn carrière als dirigent nog vers.
Wat ook mooi is — iets waar ik erg dankbaar voor ben — is wat een van mijn leidinggevenden bij dit Nozze-project tegen me zei. “Jou opera zien dirigeren voelt alsof je thuiskomt.” Dat raakte me, want het klopt. Ik werd verliefd op muziek toen ik als kind in een operakoor zong. Die wereld van opera is voor mij dus al tientallen jaren aan het groeien. Ik herinner me dat toen ik in 2020 voor het eerst Die Zauberflöte dirigeerde, ik de muziek al tien jaar kende. Ik had alle drie de Knaben-partijen gezongen en ik ging als kind altijd naar de opera in de Metropolitan Opera met een partituur op schoot. Dus vooral met opera heb ik een heel intieme band, al vanaf jonge leeftijd.
En dus, ook al dirigeer ik Le Nozze di Figaro voor de eerste keer, het voelt alsof ik met dit werk al meer dan de helft van mijn leven heb geleefd.
Het voelt echt als thuiskomen: ik krijg de ongelooflijk bijzondere kans om nu mijn eigen weg erin te vinden, maar met een basis die al decennia aan het groeien is.
Overigens, deze zomer was de eerste keer dat ik anderhalve maand werkte zonder repetities. Ik had net een nieuw stuk voltooid voor Maria Warenberg en het Radio Filharmonisch Orkest, dat in het voorjaar wordt uitgevoerd.
Ik besteedde veel tijd aan het componeren, het bestuderen van Le Nozze di Figaro en verschillende andere partituren. Ik voltooide ook een nieuw werk, Magnificat in Unctimitis, voor de Nicolaaskerk in Amsterdam. Het was heerlijk om creatief te zijn en me daar volledig op te concentreren —
echt geconcentreerde tijd voor voorbereiding en compositie. Dus ja, ik ga van project naar project, ik bereid me actief voor, ik ben betrokken bij alles,
maar het voelt soms alsof ik een katapult loslaat.

Ik heb maandenlang de energie opgebouwd, en nu mag ik hem eindelijk loslaten. Ik was het hele voorjaar en de vroege zomer druk met repetities, maar die tijd van voorbereiding gaf me juist ruimte om alles te laten rijpen. En nu heb ik het gevoel dat ik er vol in kan vliegen.
Voor elke kunstenaar geldt: zelfs als je maar een week vrij hebt, heb je die tijd soms nodig om te rusten.
Maar het is heerlijk om ook momenten te hebben die helemaal gaan over creatieve tijd met jezelf. Zolang dat er is — zolang die creatieve kern gevoed blijft — is de rest gewoon een kwestie van energie. En zolang je, zoals ik gelukkig, echt houdt van wat je doet en projecten kiest die betekenisvol zijn, dan kan er eigenlijk niets misgaan. Ik voel me muzikaal goed voorbereid, maar ook persoonlijk klaar voor alles wat komt.
Ik ben enthousiast om overal in te duiken, en ik ben dankbaar dat al mijn collega’s diezelfde energie hebben. We zijn allemaal volledig toegewijd aan het samen bouwen aan dit project en ik haal daar enorm veel energie uit.
Ik zeg dit niet omdat je het vraagt — ik zeg het echt tegen iedereen: we hebben repetitiedagen van acht à negen uur, zes dagen per week, en ik zou elke dag opnieuw kunnen doen en daarna nog steeds energie hebben om een paar kilometer te gaan rennen. Zó inspirerend en opladend is het voor mij. Dus ik denk dat dat betekent dat er iets goed gaat.
Ben je nooit bang dat je misschien te hard gaat? Dat je te snel opbrandt?
BPW:’ Niet echt, nee. Weet je, ik ben een heel reflectief persoon. Ik ben me heel bewust van mijn geest én van mijn lichaam. En ik heb, over de decennia dat ik al als uitvoerend muzikant werk – in verschillende disciplines – geleerd te herkennen wat mijn lichaam en geest nodig hebben. Ik ben altijd heel doelbewust bezig geweest met het versterken van die balans, en ik ben niet bang om dat eerlijk te communiceren – met mezelf of met anderen. Daardoor voel ik me eigenlijk heel goed gereguleerd, wat ontzettend fijn is.
Ik heb niet het gevoel dat ik, zoals bij veel mensen gebeurt, te snel ga en dan opeens vastloop. Ik ben juist dankbaar dat de projecten die ik doe zich op een natuurlijke manier aaneenrijgen en dat de manier waarop ik samen met mijn manager Susie (McLeod) – die fantastisch is – mijn werk plan, me heel gegrond houdt. Dat is eigenlijk het woord dat ik het best bij mezelf vind passen: gegrond/geaard.
Ik voel me echt stevig met beide voeten op de grond. En als ik me een keer níét zo voel, weet ik precies wat ik moet doen om dat te herstellen. Daar ben ik ook trots op, want dat is iets wat veel kunstenaars nog moeten leren: de veerkracht ontwikkelen om om te gaan met alles wat er op je afkomt. En ik heb nu het gevoel dat ik niet alleen stabiel ben, maar zelfs klaar voor méér – en dat is een heel goed gevoel. Dus ja, ik ben daar echt gelukkig mee.

Familie
Veel van die stabiliteit en structuur in je leven komt waarschijnlijk ook uit je familie, nietwaar? Hebben zij dat in jou mogelijk gemaakt?
BPW:’ Ja, absoluut. Ik heb alles wat ik ben – en de waarden die me in staat stellen mijn beste werk te doen – te danken aan mijn familie: aan mijn ouders, mijn grootmoeder en mijn tante, die mij ook mee hebben opgevoed. We zijn een hechte, bijna “nucleaire” familie, en we staan ontzettend dicht bij elkaar. Zelfs als we een oceaan en tijdzones van elkaar verwijderd zijn, steunen we elkaar altijd – en dat werkt ook twee kanten op.
Ik ben enorm dankbaar, niet alleen voor hun steun, maar ook voor de vele offers die ze hebben gebracht. Zelfs toen ik klein was, reden ze me overal naartoe, want het was niet makkelijk om met het openbaar vervoer van waar wij woonden naar New York te reizen. Ze planden hun eigen werk en leven om mij mijn dromen te laten volgen. En het mooiste is dat ze me nooit het gevoel hebben gegeven dat ik iets moest doen of iemand moest worden die ik niet wilde zijn.

Ze hebben me altijd aangemoedigd om mijn eigen pad te volgen. Dat was het grootste cadeau dat ze me konden geven: de vrijheid om onbelemmerd en vol vertrouwen mijn eigen weg te gaan. En het is extra bijzonder dat ik nu betekenisvolle momenten met hen kan delen, zelfs al ben ík degene die op het podium staat. Het voelt nog steeds als iets gezamenlijks, omdat we zo nauw verbonden zijn. Ik probeer in mijn werk altijd menselijkheid en vreugde centraal te houden en dat komt rechtstreeks uit hun voorbeeld. Zij hebben me geleerd dat dat is wat ertoe doet – in kunst én in het leven.
Ik ben ook dankbaar voor al mijn leraren en mentoren, maar vooral voor mijn eerste docenten – de mensen die me als kind aanmoedigden om dat instrument op te pakken of om auditie te doen voor het kinderkoor. Toen ik zestien was, deed ik bijvoorbeeld een opera conducting bootcamp in Cincinnati, aan het College Conservatory of Music. De dirigent die dat leidde – en nog steeds leidt – is Mark Gibson, een geweldige dirigent en pedagoog op symfonisch én operagebied. Hij leerde me op jonge leeftijd hoe je een opera bestudeert, hoe je met de tekst werkt, en wat een dirigent nodig heeft om een opera écht te begrijpen. En wat bijzonder is: hij kwam naar de première van Le Nozze di Figaro kijken – al die jaren later.
Zoals men zegt: ‘it takes a village’ en ik ben me daar heel bewust van – en enorm dankbaar voor. Ik heb geweldige vrienden, een hechte familie, ongelooflijke mentoren…En ik ben het resultaat van al die mensen. Ik probeer op mijn beurt ook het beste van mezelf te geven – als dank aan hen.”
Verder lezen
*Deel 1 van het gesprek met Benjamin Perry Wenzelberg.
Benjy in 2012 over het dirigeren van zijn opera Sleeping Beauty.
Dit zei Benjy in 2012 over waar hij zichzelf zag in 2022.
Benjamin Perry Wenzelberg zingt Que fais -tu, blanche tourterelle? uit Gounods Roméo et Juliette.