Operarecensie

Juichen én stil zijn voor Luca Pisaroni

Zelden krijgen zanger en pianist de Kleine Zaal van het Concertgebouw zo stil als Luca Pisaroni en Wolfram Rieger gisteravond. Niet vaak ook brengt een duo het publiek in zo’n enthousiaste juichbui. Een glansrijk debuut voor de Italiaan en zijn Duitse begeleider.

Luca Pisaroni (foto: Marco Borggreve).

Liedrecitals kunnen af en toe wat statisch en stoffig overkomen. Op mij in elk geval wel. Eén keer in de zoveel tijd beleef je echter een moment – soms slechts een frase – dat je ervan doordringt en doordrenkt hoe schoon de kunstvorm eigenlijk is. Een zeldzaamheid. Een delicatesse voor de frequente concertzoeker.

Bij Luca Pisaroni maakte ik zo’n moment mee. Het was aan het einde van ‘Die Vätergruft’ van Franz Liszt. Na een magistrale opbouw met een overrompelende climax in de middelste strofe sloot hij af met de trage, zachte woorden ‘da mocht es gar stille sein’. En stil was het. Een secondelange, doodstille stilte. Niemand verroerde een vin, adem werd er niet meer gehaald.

Een typerender voorbeeld van de gave van Pisaroni kan ik niet geven. De Italiaan spreekt een taal die ieder hart vatten kan. Hij toonde het al in zijn diverse optredens bij De Nederlandse Opera de afgelopen seizoenen, maar hij maakte het nog voelbaarder in zijn debuut in de Vocale Serie van het Concertgebouw gisteravond.

Pisaroni begon met overwegend luchtige liederen van Schubert, Rossini en Meyerbeer. Daarin ontpopte hij zich als een verteller pur sang. Zijn stoere, diepe stem heeft iets natuurlijks, iets gemakkelijks. Je hoeft geen moeite te doen hem te volgen, hij sleept je met zijn vlotte, levendige zang vanzelf wel mee. Niet dat elke noot even beheerst klonk, maar wat zou het: hij wist haarfijn te communiceren waar het om ging. Daar gaat het om.

Na de pauze dook de bas-bariton de diepte in met Duitse en Italiaanse liederen van Liszt. Ook die dramatischer zangtrant ging hem goed af. De ene keer met grootse kracht, de andere keer met het fijnste pianissimo.

Erg knap vond ik dat geen enkele herhaling bij hem hetzelfde klonk. Zo echode hij aan het einde van Liszts ‘Es rauschen die Winde’ ettelijke malen ‘dahin’ – iedere keer op een andere manier, telkens het drama nog wat verder verhogend.

Pisaroni werd magnifiek begeleid door Wolfram Rieger. Het zag eruit alsof hij het allemaal uit z’n mouw schudde, maar het klonk ondertussen uiterst geraffineerd en bovendien vol emotie en sfeer. Een echte klasbak, om het even in sporttermen te zeggen.

Het publiek dacht er klaarblijkelijk ook zo over, want Rieger werd na afloop luid toegejuicht. Evenals Pisaroni uiteraard. Die hoeft zich beslist niet te schamen voor zijn entree in de Kleine Zaal.

Zie voor meer informatie de website van het Concertgebouw.

Vorig artikel

Pia Douwes kruipt in de huid van Callas

Volgend artikel

De wereld in 40 operahuizen: Parijs

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. Gert-Jan
    11 maart 2011 at 15:56

    Deze recensie vat het allemaal heel kernachtig samen. Pisaroni heeft “het” allemaal lijkt het wel. Wát een stem, voordracht, uitstraling, van begin tot eind. Opmerkelijk vond ik ook zijn oogkontakt met het publiek. Hoe vaak horen we liederen van Liszt of Meyerbeer uitgevoerd, laat staan de machtige “Drei Gesänge” van Schubert? Een heel enkele keer leek het programma hem wel wat uit te putten, gaf hij misschien te veel, waardoor hij tegen de toon aan zong. Terecht ook lof voor Rieger, die zo aandachtig en met veel plezier speelde. Kortom, ik heb genoten van dit gedenkwaardige recital. Volgende keer de grote zaal in? Dan kunnen er meer mensen van genieten.