Operarecensie

Degout treft doel in Jacobs’ bonte Ulisse

De Venetiaanse opera is dirigent René Jacobs’ oudste liefde, waar hij steeds naar terugkeert. Bij de NTR ZaterdagMatinee bekleedde hij op 18 maart de expressieve zanglijnen van Monteverdi’s Il ritorno d’Ulisse in patria met een kleurrijk orkestraal gewaad. Ster van de overtuigende bezetting was titelheld Stéphane Degout.

René Jacobs. (© Molina Visuals)
René Jacobs. (© Molina Visuals)

Ook één van de oudste opera’s in het repertoire kan zinspelen op de actualiteit. T-shirts met de tekst ‘Make Ithaka great again’ tooiden zaterdag de vrijers die de trouw wachtende echtgenote Penelope belaagden. De thuisgekomen Ulisse (Odysseus) maakte korte metten met hen, een vergeefse berisping voor meneer Trump, die onlangs de schrale Amerikaanse kunstsubsidies nog verder afkneep.

Vele andere grapjes animeerden het publiek in een vrijwel uitverkocht Concertgebouw. Maar het levendigst was wellicht de interactie tussen ensemble B’Rock en René Jacobs in deze viering van Monteverdi’s 450ste geboortejaar.

Monteverdi’s Homerus-opera geniet minder faam dan zusterwerk Poppea, maar voor mij was Jacobs’ opname uit 1992 de toegangspoort tot de pracht van zeventiende-eeuwse opera. Nog steeds betoverd door die eerste kennismaking was ik benieuwd naar zijn interpretatie nu.

Inmiddels 70-plusser is Jacobs bijna even oud als Monteverdi toen hij in 1640 met Ulisse de rauwe arena van het commerciële operabedrijf betrad. Dat de gerijpte titelheld een stelletje jonge blaaskaken hun lesje leert, trok de aanvankelijk tegenstribbelende componist vast over de streep!

Jacobs’ visie blijkt een kwart eeuw na zijn opname even standvastig als Penelope. Opnieuw schroomde hij niet delen te schrappen of muziek van tijdgenoten te gebruiken voor dansen of koren waar de enige muzikale bron verstek laat gaan. Partituurtrouw is bij dit karige notenskelet een loze kreet en Jacobs vulde continuo en strijkers weer royaal aan met fluiten, zinken, trombones, dulciaan en slagwerk.

Het rijk bedeelde continuo reageerde zo mogelijk nog alerter op elke tekstwending. De totaalklank leek ook iets milder. Een gonzende gamba deed menig recitatief gloeien, maar de ritornelli hadden vaak een verrassend lichte toets. Zo was de verschijning van oppergod Giove gespeend van imposante blazers, wellicht vanwege de slanke stemvoering door Anicio Zorzi Giustiniani. Zijn hoofdtaak als zoon Telemachus vervulde deze frisse tenor met charme en knappe tekstbehandeling.

Stéphane Degout. (© Julien Benhamou)
Stéphane Degout. (© Julien Benhamou)

Ulisse kent een curieus tenorenoverschot; reden dat Jacobs in 1992 een mezzo als Telemachus koos. Nu bood de titelrol van bariton Stéphane Degout een welkom contrast. Hoewel eerder succesvol als Orfeo lijkt zijn stentorale en zeer resonansrijke geluid niet direct geknipt voor vroege barok. De gloedvolle vertolking van deze alleskunner overtuigde echter volledig. Heerlijk spelend met de woorden, beurtelings onverschrokken en teder, toonde hij bovendien verbluffende virtuositeit.

De Penelope van de in stemmig zwart gestoken Katarina Bradić kwam mijns inziens iets minder uit de verf. Voor haar is tekstexpressie nog crucialer, omdat ze tot het verrukte herkenningsduet gevangen zit in haar strikte recitatiefstijl. De elegante, donkere mezzo van Bradić bekoorde, maar miste soms de vereiste heldere stemprojectie en de natuurlijke autoriteit die Penelope tot spil van het werk maakt.

Minerva beweegt zich als enige personage vrijelijk tussen de goden- en mensenwereld in een kameleontische zangstijl, maar Marie-Claude Chappuis bleef met haar licht omfloerste mezzo aanvankelijk enigszins mat. In gouden galajurk imponeerde ze na de pauze met ‘bovenaardse’ coloraturen, al gaf sopraan Mirella Hagen als Giunone de extravagante godenmuziek nog beter weer.

De drie pralende vrijers waren prima bezet met tenoren Mark Milhofer en Johannes Chum, maar de wat sleetse bas van Marcos Fink maakte nog de meeste indruk. Opmerkelijk was het staccato ritme van hun ontstelde kreten toen Ulisses boog de pretenties doorboorde. Bas Jérôme Varnier orgelde fraai als Neptunus, maar had helaas als enige de partituur nodig. Tenor Thomas Walker was beminnelijk als loyale herder Eumete, hoewel Jacobs’ tempi zijn lyrische frasen iets te veel onder druk zetten.

De corpulente tenor Jörg Schneider vertolkte de veelvraat Iro vorige week nog in Parijs; een perfecte typecasting, die hij onder Jacobs opvallend anders inkleurde. Net als Penelope is werkelijk zingen Iro ontzegd. Zijn stotterende klaagzang begint als parodie, maar ontaart in ware tragiek. Met een gefloten slot onderstreepte Schneider echter de lichtvoetige toon van deze middag.

In een gewaagde dubbelrol was de karaktervolle mezzo Mary-Ellen Nesi zowel weifelende oude voedster Ericlea als wulpse dienstmaagd Melanto. De contrastwerking tussen haar en Penelope kreeg extra nadruk door de schuchtere acteerstijl van Pierre Derhet als Melanto’s aanbidder Eurimaco, zoetgevooisd vertolkt, met passend nerveuze tenor. Zo voegde het semiscenische element, volop profiterend van de theatrale lay-out van de Grote Zaal, daadwerkelijk iets toe.

Een eventuele regisseur vermeldt het boekje niet, dus waarschijnlijk herkennen we hier ook de meesterhand van René Jacobs. Collega-dirigenten bereiken met een meer consciëntieuze benadering eveneens fraaie resultaten, maar mijns inziens doet Jacobs nog altijd het meest recht aan deze omschrijving van Monteverdi door een anonieme librettist: “Hij werd geboren om menselijke gevoelens te beheersen, want er bestaat geen ziel zo hardvochtig dat hij hem niet kan beroeren.”

Vorig artikel

Warlikowski creëert mooie Wozzeck bij DNO

Volgend artikel

De cd From Russia with love komt er

De auteur

Martin Toet

Martin Toet

4Reacties

  1. Rudolph Duppen
    20 maart 2017 at 12:35

    Prachtige en evenwichtige recensie. Ik ben het er volledig mee eens.

  2. Stefan Caprasse
    20 maart 2017 at 13:07

    Inderdaad mooie recentie. Zelf bijgewoond in Brussel op di 14 maart.
    Heel gedenkwaardige avond. Was inderdaad een bijna volwaardige scenische opvoering, iets wat ik wat gemist had in (overigens fantastische) Penelope van Faure. En hier was effectief ook een boog! En hilarisch achter hun lessenaars dekking zoekende orkestleden!
    En inderdaad een grootse bezetting gedomineerd door de indrukwekkende Odysseus van Stéphane Degout en de toch wel menselijke van Katarina Bradic.
    Nee, Monteverdi is zeker niet zo monotoon als soms gevreesd wordt…

  3. Jan de Jong
    21 maart 2017 at 00:04

    Eerlijk gezegd vond ik het in de zaal een lichte tegenvaller en vind ik deze recensie, net zoals in de krant (NRC) vanmiddag wat te rooskleurig.
    Hoewel de stemmen over het algemeen prima waren ontbrak het vooral Penelope aan bezieling, zowel vocaal als dramatisch. Tegenover Ulisse stak zij zeer flets af.
    Degout is met zijn stem en verschijning een machtige Odysseus, maar zijn dictie – die bij Monteverdi erg belangrijk is – vond ik tegenvallen. Zijn Italiaanse tekst was grotendeels onverstaanbaar.

    De regie kwam op rij 17 van de grote zaal totaal niet over, ook doordat zangers dikwijls door het orkest dwaalden of zingend tussen de musici zaten en daardoor soms moeilijk vindbaar waren.

    Er was echter ook veel moois te beleven, waar ik erg van genoten heb. Bijzonder vond ik de vrijheid waarmee Jacobs het werk tegemoet trad. Daardoor waren er tal van grote en kleine muzikale ontdekkingen.

    Thuis terugluisterend via de onvolprezen site van Radio4 merkte ik dat in de opname van de NTR de zangers soms meer presentie hebben, dan ik de uitvoering in de zaal ervaren heb.

  4. Rudolph Duppen
    21 maart 2017 at 10:35

    Ik zat op rij 11 en ik kon de stemmen uitstekend horen en de regie goed volgen. Penelope zong inderdaad erg ingehouden maar dat leek mij opzet. Ze wilde kennelijk een aangeslagen indruk maken. Haar verschijning was wel prachtig. Het Italiaans van Degout was inderdaad niet goed te verstaan maar ik heb genoten van zijn prachtige timbre en de overgave waarmee hij acteerde. Het klopt wat Jan de Jong schrijft dat de stemmen bij de radio opname vaak meer presénce hebben.