AchtergrondBinnenkortBuitenlandFeatured

Kaufmann maakt borst nat voor Otello

Het is één van zijn grootste roldebuten en zonder twijfel het hoogtepunt van het Londense operaseizoen: vanaf 21 juni zingt primo uomo Jonas Kaufmann de titelrol in Verdi’s opera Otello bij het Royal Opera House. Place de l’Opera reisde naar Londen voor een gesprek met de Duitse tenor, dirigent Antonio Pappano en regisseur Keith Warner.

Kaufmann op de poster van Otello. (© Royal Opera House)

Kaufmann neemt plaats voor drie grote posters van hemzelf, waarop hij met intense blik door een geruit paneel kijkt. Donker, dreigend, gevaarlijk. Het beeld is overal te zien tijdens de met hoge verwachtingen omgeven aanloop naar de première van Otello. Niet alleen in Londen, maar ook ver daarbuiten, aangezien de productie op 28 juni in bioscopen in 35 landen live te zien is.

Eindelijk, zullen sommigen denken. Eindelijk zet Kaufmann de partij op zijn repertoire. Na een groot aantal zware tenorrollen gezongen te hebben – Cavaradossi, Don José, Don Carlo, Parsifal, Lohengrin – is het hoog tijd voor deze reus in het dramatische repertoire.

Maar Kaufmann laat zich niet opjagen, iets wat hij keer op keer in interviews heeft onderstreept. Hij vindt de druk van operahuizen om zich vijf jaar van tevoren vast te leggen te gek voor woorden en probeert zich er zo goed mogelijk tegen te weren. Dat betekent vrijwel altijd nee zeggen. Hij kan het zich veroorloven: als de media je voortdurend labelen als grootste tenor op aarde, loopt je agenda vanzelf wel vol.

Ook tegen Otello heeft Kaufmann heel vaak nee gezegd. Hij vertelt dat hij de afgelopen jaren “niet te tellen zo veel” aanbiedingen heeft gehad. “Mensen hoorden mijn stem en zeiden: dit is de rol voor jou. Maar je hebt veel ervaring nodig om deze partij te overleven. Het pusht je echt naar je limiet.”

In 2001 en 2004 zong de tenor al eens in Otello, toen in de rol van Cassio. Van dichtbij kon hij zien hoe collega-tenoren de rol van Otello meester probeerden te zijn. “Het waren geweldige zangers, maar ik zag ze allemaal worstelen. Voor mij was het een waarschuwing dat ik niet te vroeg aan deze partij moest beginnen.”

Kaufmann zocht ideale omstandigheden voor zijn roldebuut en vond die bij het Royal Opera House. Of beter: bij de chef van het huis, dirigent Antonio Pappano. “Ik wilde het samen met hem doen”, zegt hij. Lachend: “Als hij dan niet naar mijn plaats komt (München, JK), kom ik wel naar hem.”

Geen ego’s

Antonio Pappano schuift aan, samen met Keith Warner. De dirigent en de regisseur leerden elkaar in 1989 in Vancouver kennen en zijn sindsdien goede vrienden, ook buiten het operabedrijf. Ze gaan regelmatig samen op vakantie en vieren samen kerst. Warner was zelfs ‘best man’ op de bruiloft van Pappano.

Antonio Pappano: “Ik wil niet iemand zijn die vanuit zijn ivoren toren zegt: dit is het tempo.” (© Sim Canetty-Clarke)

“We begrijpen elkaar heel goed”, zegt Pappano. “We hebben een eigen taal en werken heel organisch samen. Ik bemoei me met de regie, Keith heeft iets te zeggen over de muziek – soms heb je een non-musicus nodig om je iets te laten zien. Als je zo samenwerkt, gebeurt er iets. Muziek en theater worden één.”

“Als je een ego hebt, ben je verloren in dit vak”, vindt Warner. “We zijn een team. Je moet je niet afschermen en zeggen: dit is mijn job. Je moet ook kunnen dollen samen. Ik moet iets over de muziek kunnen zeggen, Jonas moet deel uitmaken van het regisseren.”

Kaufmann vindt het een ideale manier van werken. “En dat is niet altijd het geval. Vaak zijn mensen niet in staat om advies te ontvangen.” Zelf staat hij graag open voor aanwijzingen. “Natuurlijk heb ik de rol gestudeerd en weet ik hoe het moet. Maar dan nog heb je mensen nodig die je zeggen: dit kan anders, dit is een verkeerde benadering.”

Pappano probeert op zijn beurt de ster in zijn cast zo veel mogelijk ruimte te geven. “Met Jonas heb je iemand die het repetitieproces direct op hoog niveau begint. Hij kan voor zichzelf uitvinden hoe hij de bochten moet nemen, hoe hij in de hele psychologie van de rol komt en hoe hij de partij moet benaderen. Het is aan mij om de muziek zo te kneden dat het voor hem werkt. Zeker in Otello is de manier waarop je de tekst brengt heel persoonlijk. Ik wil niet iemand zijn die vanuit zijn ivoren toren zegt: dit is het tempo.”

Over de grens

In gesprek met het trio komt telkens weer ter sprake hoe zwaar Verdi’s opera voor de leading gentleman is. “Het is de Everest voor tenoren, een career defining rol”, vindt Pappano. Wat het zo zwaar maakt? “Verdi’s partituur is zeer geraffineerd en ontwikkeld. Het weegt geen ons te veel, er is geen ‘overbodige’ muziek, het is dramatisch van de ene noot naar de volgende.”

Keith Warner: “De productie wordt heel zwart-wit.” (© 2015 ROH/Shakespeare’s Globe – foto Stephen Cummiskey)

Pappano slaat de spijker op z’n kop, vindt Kaufmann. “Het is niet dat de partij veel hoge noten telt. Il Trovatore is bijvoorbeeld veel hoger en lastiger qua noten. Maar de muziek in Otello pusht je enorm, anders dan in elke andere opera van Verdi. Er zit geen enkele frase in waar géén spanning op staat. Je kunt nergens relaxen, wat het ook fysiek vermoeiend maakt. Ik voel het echt. Dat verrast me: dat ik na zo veel jaren en zo veel ervaring nog steeds het gevaar kan lopen over de grens te gaan.”

“Het is alsof je in een bootje springt en van meerdere watervallen afduikelt”, vervolgt de zanger. “In opera’s als deze sta je voortdurend met één been over de rand. Maar dat is een geweldig proces. Het maakt me niet echt nerveus. Ik kan niet wachten om al die power los te laten op het toneel.”

Keith Warner hoort de verhalen van de twee musici naast hem licht geamuseerd toe. Opera heeft wel wat van het circus, vindt hij. “Je komt als publiek toch ook om te zien of de tenor het de hele avond redt”, lacht hij.

Ramón Vinay

Pappano’s band met Otello gaat ver terug. “Ik speelde de muziek vaak voor mijn vader, die een zanger was. Later, in 1985, was ik repetitor bij een Otello-productie in Chicago, met Plácido Domingo in de hoofdrol. De opera heel altijd een enorme indruk op me gemaakt. Het is een iconisch werk.”

Kaufmann eerste herinneringen aan Otello zijn waarschijnlijk de opnames die zijn ouders in de kast hadden staan, vertelt hij. “Ze hadden er verschillende, waaronder met Jon Vickers en Plácido Domingo. Later ontdekte ik een opname met Ramón Vinay, die me erg bevalt: zo rond en donker, en helemaal niet hoog klinkend.”

Warners aanvliegroute komt meer vanuit de wereld van Shakespeare. Voor zijn regie is hij in de enorme Shakespeare-historie in Londen gedoken en heeft hij onderzocht hoe hij die op een zinvolle manier kan gebruiken voor zijn enscenering van Verdi’s opera. Zo ontdekte hij dat het begrip ‘Moor’ in Shakespeares tijd minder met huidskleur te maken had dan vaak wordt gedacht. Het was een breder woord voor buitenlanders, buitenstaanders. Kaufmann zal zijn gezicht dan ook niet zwart hoeven schminken.

Warner steekt in zijn regie sterk in op het contrast tussen licht en donker, goed en kwaad. “Het wordt heel zwart-wit”, zegt hij. “Maar met belangrijke kleuraccenten. Daarbij zweven de kostuums tussen de moderne tijd en de elizabethaanse periode.”

Cinematisch

De derde voorstelling van de speelreeks, op woensdag 28 juni, wordt live in bioscopen over de hele wereld vertoond. Daaronder vijftig bioscopen in Nederland. Zijn de vele camera’s die die avond op het toneel gericht staan iets waar Warner als regisseur en Kaufmann als speler rekening mee houden?

Warner vindt het een interessant dilemma. Grote filmacteurs blinken volgens hem uit omdat ze niets doen, en toch alles laten zien. Maar op een operatoneel is dat lastig, omdat de mensen in de zaal het wel mee moeten krijgen. Vandaar de grote gebaren. “Het bijzondere van Kaufmann is dat hij van die grote gebaren afziet en tóch op een cinematische manier zijn emoties weet over te brengen op de zaal. Ik denk dat dat komt door de innerlijke kracht die achter zijn vertolkingen zit.”

“Mensen vragen vaak of ik mijn acteren aanpas voor bioscoopvoorstellingen”, zegt Kaufmann. “Ik antwoord altijd: absoluut niet. Het gaat erom dat je niet iemand anders speelt, maar werkelijk in iemand anders huid kruipt. Ook al zit je als toeschouwer dan mijlen ver weg en zie je iemands gezicht niet, dan nog voel je waar het om gaat.”

Voor zijn debuut als Otello is superster Kaufmann in een soloconcert in Amsterdam te zien. (© Julian Hargreaves / Sony)

Amsterdam

Voordat Jonas Kaufmann op 21 juni zijn eerste geënsceneerde Otello-noten zingt, gunt hij het Nederlandse publiek alvast een voorproefje tijdens zijn solo-optreden in het Concertgebouw op zondag 4 juni. Bij het Residentie Orkest zingt hij een Verdi- en Wagner-programma, met onder meer het duet ‘Gia nella notte densa’ uit Otello.

Het concert is verder geen hulp in zijn voorbereiding op de Londense Otello, zegt Kaufmann, maar hij verheugt zich er wel zeer op. “De laatste keer dat ik in Amsterdam was, was volgens mij met Pappano, jaren geleden. We deden een concertante versie van La damnation de Faust, en het requiem van Berlioz.”

Kaufmann wordt in Amsterdam vergezeld door de Nederlandse sopraan Eva-Maria Westbroek. “Ik ken haar al sinds de jaren negentig, toen we elkaar in Stuttgart ontmoetten”, zegt hij. “Ze is geweldig, dat meen ik echt. Zo lovely, zo down-to-earth. Dat is niet vanzelfsprekend als de roem toeslaat.”

Zie voor meer informatie over het optreden in Amsterdam de website van het Concertgebouw. Zie voor meer informatie over de bioscoopvertoning van Otello www.royaloperahouse.nl.

Hieronder de trailer van de Londense Otello:

Vorig artikel

Opera in de media: week 23

Volgend artikel

Kaufmann geeft legendarisch optreden

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. kersten
    4 juni 2017 at 11:44

    `n Mijlpaal voor Jonas Kaufmann en zijn legioen bewonderaars. En nu nog maar een poosje de adem inhouden dat er geen kink in de kabel komt. Het tweede roldebuut, dat van Ludovic Tézier als Jago, waarnaar ik eveneens erg uitzag, is helaas uitgesteld.