BuitenlandOperarecensie

Sombere Boccanegra groot succes in Salzburg

Andreas Kriegenburg ensceneerde deze zomer voor de Salzburger Festspiele een nieuwe productie van Verdi’s meest sombere opera, Simon Boccanegra. Een sterke cast en een functioneel decor maakten het tot een groot succes.

Het decor van Harald B. Thor bestond uit twee monumentale delen. (© Salzburger Festspiele / Ruth Walz)

Simon Boccanegra ging in 1857 in première in Venetië. Verdi was tijdens de voorbereiding nog druk doende in Parijs met Les vêpres siciliennes, waardoor het een beetje een haastklus werd. Dat gevoegd bij het feit dat het werk gaat over Venetië’s aartsrivaal Genua, maakt achteraf de matige ontvangst van deze opera enigszins begrijpelijk. Simon Boccanegra raakte nog net niet in de vergetelheid, maar een succes vergelijkbaar met Verdi’s andere werken uit zijn rijpe periode bleef uit.

In 1881 ging een compleet omgewerkte versie in première met een klankbeeld waaruit duidelijk blijkt dat de componist inmiddels zijn topwerken Don Carlos en Aida had voltooid. De nieuwe Boccanegra verdient zeker een plek in de rangorde tussen deze twee; de muziek is wonderschoon.

De keuze van het onderwerp en het (weliswaar enigszins aangepaste) libretto hebben echter ook nadien een zegetocht in de weg gestaan. Toch zou het helpen als in een chronologisch overzicht van Verdi’s werk Simon Boccanegra geplaatst wordt tussen Aida en Otello, al is het maar om aan te geven dat het hier een opera betreft waarin Verdi alles heeft ingebracht aan kennis en ervaring, wat hij vervolgens in een soort nagekomen bericht nog eens tentoon zou spreiden in Otello en Falstaff.

Fatale afloop

De handeling speelt zich af in de veertiende eeuw, de tijd dat Venetië en Genua samen de dienst uitmaakten in de Middellandse Zee en Genua bovendien haar invloed wist uit te breiden in het gebied rond de Zwarte Zee. In de stad is een eindeloos conflict gaande tussen de plebejers en de patriciërs. Deze groepen staan lijnrecht tegenover elkaar en een oplossing is niet in zicht, en zal er ook nooit echt komen. Net als in een periode van oorlog of revolutie zet dat de verhoudingen op scherp als persoonlijke belangen de virtuele maatschappelijke scheidslijn overschrijden.

De proloog begint met een grote groep plebejers in moderne kledij, die al twitterend een coup voorbereiden. Ze rekenen erop dat de dienstopdracht zal zijn dat men de kandidatuur van Lorenzo als nieuwe doge moet steunen, maar de ambitieuze Paolo Albiani heeft andere plannen. Deze is in gesprek met hun aanvoerder Pietro. Ze worden het eens: Simon Boccanegra, de plaatselijke Piet Hein, zal geprest worden een verkiezing tot doge te aanvaarden. Met Paolo als macht achter de schermen zullen zodoende de belangen van de plebejers beter worden behartigd.

René Pape (Jacopo Fiesco) met op de achtergrond de fraai geregisseerde mensenmassa. (© Salzburger Festspiele / Ruth Walz)

Simon voelt weinig voor het plan, maar laat zich overhalen. Als doge zal hij een betere kans maken om zijn geliefde Maria, dochter van de patriciër Fiesco, te trouwen. Al gauw blijkt dit ijdele hoop. De plotseling opduikende Fiesco weigert hem te vergeven dat hij zijn dochter heeft verleid. Slechts als Simon hem het dochtertje uit deze relatie bezorgt, is hij bereid zijn wrok te laten varen. Het kind in kwestie is echter ontvoerd en niemand weet waar ze is gebleven. Bovendien is Maria uitgerekend die avond gestorven. Daarmee bevat de proloog alle ingrediënten voor een verhaal met fatale afloop.

De proloog werd gespeeld voor een groot doek, op een ondiep gehouden toneel. Het modieuze getwitter werd zichtbaar gemaakt met geprojecteerde tweets, waaronder het bijna onvermijdelijke ‘Make Genua great again’. Veel meer dan een aanwijzing dat een volksbeweging van zes eeuwen geleden in zijn dynamiek en propaganda niet wezenlijk verschilt van wat er tegenwoordig in de wereld gaande is, moet er vermoedelijk niet achter gezocht worden. Communicatie mag nu dan wel een stuk sneller en gemakkelijker gaan, als mensen hun kaken op elkaar houden en persoonlijke geheimen niet prijsgeven tot en nadat er onnodig doden zijn gevallen, helpt daar geen mobieltje aan.

Eerder kerkgezang dan opera

Tussen de proloog en de eerste akte zit een periode van 24 jaar, toevallig dezelfde tijd als tussen de twee versies van de opera. Op het doek werd een verbindende tekst geprojecteerd om dat eerste te benadrukken. Simon heeft de heerschappij op zich genomen, maar er persoonlijk niets meer mee bereikt dan een eenzaam, ongelukkig leven. Jaar in jaar uit opstanden, complotten, aanslagen, zonder ooit zicht op iets beters. Dat verklaart ook het gemak waarmee hij in nieuwe conflictsituaties zijn leven op het spel zet. Voor hem hoeft het sowieso al lang niet meer.

Marina Rebeka was een prachtige Amelia. (© Salzburger Festspiele / Ruth Walz)

De ontvoerde kleindochter van Fiesco blijkt als wees opgenomen te zijn in de Grimaldi-familie, zonder dat iemand haar ware identiteit kent. Ze wordt Amelia genoemd, maar heet eigenlijk Maria, naar haar moeder. De jonge Gabriele Adorno wil met haar trouwen en bespreekt dit met haar pleegvader Fiesco, die lang geleden de stad heeft verlaten, maar in werkelijkheid incognito is teruggekeerd als Andrea. De ontmoeting van beide heren levert een opvallend stuk muziek op, eerder kerkgezang dan opera.

Als de doge zijn opwachting maakt bij Amelia om haar hand te vragen voor zijn vertrouweling Paolo, inmiddels een man op leeftijd, vertelt zij hem haar grote geheim. Al doorvragend komt Simon erachter dat Amelia in werkelijkheid zijn dood gewaande dochter Maria is, maar om onduidelijke redenen besluiten ze om deze kennis voorlopig voor zich te houden. Simon vertelt Paolo dat hij een huwelijk wel kan vergeten, zonder opgaaf van redenen. Daarmee tekent hij zijn doodvonnis.

De lange scène waarin Simon ontvangen wordt door een kortaf reagerende Amelia en die vervolgens uitloopt in een emotioneel moment van herkenning, vormt het hoogtepunt van dit werk. Voor Amelia is er het moment van geluk, waarin ze zich realiseert dat haar vader leeft en hij toestemt in een huwelijk met Gabriele, de patriciër waarop ze verliefd is. Maar omdat ze zwijgen over hun familierelatie, maken ze onbedoeld Gabriele tot Simons vijand.

Ook Andrea doet er het zwijgen toe; niemand mag weten dat hij eigenlijk Fiesco is, waardoor hij onwetend blijft van het feit dat pleegdochter Amelia eigenlijk zijn kleindochter Maria is. Een mogelijke verzoening tussen de beide oude kemphanen Fiesco en Boccanegra blijft zodoende uit tot het al te laat is. Enig lichtpuntje aan het einde is dat Gabriele Adorno als nieuwe doge en Amelia als zijn bruid het lijken te overleven.

Schitterende bas

Het decor werd gevormd door twee monumentale delen. Rechts een draaibaar, opengewerkt marmeren gebouw met zuilen, trappen, vlakke ruimtes en een balkon om de menigte toe te spreken, geheel in de monumentale stijl die doet denken aan Italia Fascista. Het zag er prachtig uit en er werd zeer effectief gebruik van gemaakt. Bijvoorbeeld als vergaderzaal met patriciërs en plebejers op verschillende niveaus.

Links bevond zich een multifunctionele open ruimte met een schuine, marmeren achterwand. Twee blauwe vlakken moesten de monotonie breken en tegen het einde de stervende doge uitzicht op zee geven. De vloer was leeg, op de gebruikelijke vleugel na, en er was wat groen om een tuin te suggereren. Het complete decor maakte goed gebruik van de enorme breedte van het toneel in het Großes Festspielhaus en ook de personenregie, zeker waar het de massa betrof, speelde daar goed op in.

Luca Salsi schitterde in zijn paraderol van Boccanegra (midden), met links Charles Castronovo als Gabriele, rechts Marina Rebeka als Amelia en op de achtergrond René Pape als Jacopo Fiesco. (© Salzburger Festspiele / Ruth Walz)

Marina Rebeka was een prachtige Amelia. Gekleed in een lichtblauwe jurk trok ze niet alleen met haar krachtige, heldere stem, maar ook met haar voorkomen en bij wijlen furieuze acteren met gemak de aandacht naar zich toe. Deze Amelia was geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Daarmee was in elk geval de vrouwelijke hoofdrol uitstekend bezet.

De twee aartsvijanden, vooral door de onverzoenlijkheid van de op wraak beluste Fiesco, werden tot leven gebracht door Luca Salsi als een werkelijk uitnemende Boccanegra en René Pape als een voorname en in zijn woede onwrikbare Fiesco. Voor Pape was het een roldebuut en ik zie geen reden waarom hij deze partij niet permanent aan zijn repertoire zou kunnen toevoegen. Wat een schitterende bas! Voor Salsi is Boccanegra een paraderol; hij ‘woont erin’ en dat was goed te merken.

Gabriele Adorno was in handen van de flamboyante tenor Charles Castronovo. Een goed optreden, maar in mijn beleving hier en daar een beetje over de top. De ‘Iago-rol’ van Paolo Albiani werd goed neergezet door André Heyboer. Pietro kwam voor rekening van Antonio di Matteo.

De muzikale leiding was in handen van Valery Gergiev, die zo’n drukke zomer had met gelijktijdige verplichtingen in Japan, Zwitserland, Bayreuth en Salzburg dat men zich kon afvragen of hij wel steeds wist in welke tijdzone hij verkeerde. Hier in Salzburg voor de Wiener Philharmoniker voelde hij zich vermoedelijk beter thuis dan in de Orchestergraben van Bayreuth. Mede dankzij Gergiev en het huisorkest van de Festspiele werd het een indrukwekkende voorstelling.

Zie voor meer informatie de website van de Salzburger Festspiele.

Lees ook onze andere recensies van de Salzburger Festspiele 2019:

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Kathryn, Paul en Cody

Volgend artikel

Zomerserie: waar is André Morsch?

De auteur

Peter Franken

Peter Franken