FeaturedOperarecensie

Angenent schittert in Blauwbaards burcht

Als onderdeel van het Festival voor Nieuwe Muziek ‘Dag in de Branding’ werd afgelopen zaterdag in Den Haag Bartóks Hertog Blauwbaards burcht uitgevoerd. Deirdre Angenent wist veel indruk te maken als Judith.

Deirdre Angenent (foto: Roodhuizen Fotografie).
Deirdre Angenent (foto: Roodhuizen Fotografie).

A Kékszakállú herceg vára, in het Nederlands Hertog Blauwbaards burcht, is de enige opera van de Hongaarse componist Béla Bartók. De opera bestaat uit één akte, duurt ruim een uur en kent slechts twee rollen: Blauwbaard (bas-bariton) en zijn vierde vrouw Judith (mezzosopraan). Het werk, op een libretto van Béla Balázs, werd geschreven in 1911 en ging in 1918 in première in Boedapest.

In het verhaal heeft Judith alles en iedereen achter zich gelaten – ouders, broer, verloofde – om bij Blauwbaard te kunnen zijn. Over hem gaan wilde geruchten. Zijn kasteel blijkt een donkere hal waar vocht langs de muren sijpelt en waar zeven deuren zijn, die Blauwbaard gesloten wil houden. Judith dringt erop aan ze te openen en naarmate er meer worden geopend, vraagt Blauwbaard steeds dringender om de laatsten gesloten te mogen houden. Judith ervaart als het ware het dilemma van Elsa in Lohengrin. Er zijn verboden vragen en dus moet ze die wel stellen.

Onwillekeurig moest ik denken aan een nummer van Carly Simon:

“We have no secrets
we tell each other everything
about the lovers in the past
and why they didn’t last.”

Blauwbaard probeert Judith te behoeden voor het lot van zijn eerste drie vrouwen. Deze zijn niet dood, maar zijn de koninginnen van respectievelijk de ochtend, de middag en de avond. Uiteraard in Blauwbaards beleving; ze leven in zijn herinnering.

Zodra Judith de zevende deur opent, treedt zij toe tot dit gezelschap ‘lovers in the past’ en wordt zodoende zijn koningin van de nacht. Daar gaat er weer één, nooit kan hij eens een vrouw tevreden stellen met zijn verschijning in het heden. Altijd moeten ze het naadje van de kous weten over vroeger.

De uitvoering werd zaterdag geopend met een uiteenzetting door een verteller, Tibor András Lukács, die niet alleen een korte samenvatting gaf van het verhaal maar ook stelde: “Maar waar is het toneel, binnen of buiten?” Ik koos voor ‘binnen’ en dat bracht mijn gedachten op het spoor van Carly Simon, die overigens aan het eind van het couplet verzucht: “Often I wish that I never knew some of those secrets of yours.”

Met het bijgeleverde libretto was de opera betrekkelijk gemakkelijk te volgen. De muziek bleek op punten sterk programmatisch: je hoorde bijvoorbeeld het klateren van het goud in het orkest na het openen van de derde deur. En de overweldigende aanwezigheid van de vrije natuur in al zijn pracht en licht na het openen van de vierde deur.

Dit alles werd uitnemend verklankt door het Symfonieorkest Koninklijk Conservatorium onder leiding van Jac van Steen. Het uit maar liefst 93 musici bestaande orkest werd op een bepaald moment nog versterkt door een bühneorkest van 8 koperblazers. Gelukkig wist Jac van Steen het volume goed te doseren, waardoor de zangers te horen waren zonder zich te moeten forceren. Bij een enkele passage vond ik de balans wat verstoord ten nadele van de solisten, maar wat het orkest liet horen was van een zodanige klankpracht dat ik mij daar niet aan kon storen.

Aan Deirdre Angenent is recent op deze site al de nodige aandacht besteed, ze behoeft nauwelijks nog introductie. Afgaand op de Judith die ze zaterdag neerzette, zou het me niet verbazen als ze de kant op gaat van een dramatische sopraan.

In 2012 was ze als stipendiaat van het Wagnergenootschap Nederland bij de Festspiele in Bayreuth en haar affiniteit met Wagner lijkt intussen alleen nog verder te zijn toegenomen. Ze zong de zware rol van de verdoemde vierde vrouw van Kékszakállú onberispelijk en met grote dramatisch expressie. Ik had het werk al diverse keren eerder gehoord, zonder dat het veel indruk had weten te maken. Deze keer zat ik op het puntje van mijn stoel.

Blauwbaard werd vertolkt door de bariton Andrew Schroeder. Zijn rol bestaat overwegend uit kort reageren op wat Judith zegt of vraagt. Slechts hier en daar kan hij eens goed uitpakken. Op die momenten bleek Schroeder er goed te staan en kon hij zich meten met zijn tegenspeelster. Maar alles bijeen was het toch Deirdres middag.

Zie voor meer informatie over de concerten in de Dr Anton Philipszaal en het Lucent Danstheater www.ldt.nl.

Vorig artikel

Bostridge onstuimig in Les Illuminations

Volgend artikel

Voorproefje van Falstaff doet watertanden

De auteur

Peter Franken

Peter Franken

1 Reactie

  1. Maria
    16 januari 2014 at 19:50

    Deitde Angenent zingt Vier Letzte Lieder van Strauss op zaterdag 25 januari in de Philharmonie in Haarlem: http://www.theater-haarlem.nl/programma/3831/olv_Daan_Admiraal/Het_VU_Orkest_speelt_The_Planets/
    Een mooie gelegenheid om kennis te maken of de kennismaking te hernieuwen.