FeaturedOperarecensie

Bostridge onstuimig in Les Illuminations

Eind vorige week imponeerde tenor Ian Bostridge met Brittens Les Illuminations in het Concertgebouw. Het werk was een hoogtepunt, ingebed tussen twee andere klapstukken: Six épigraphes antiques van Debussy en Symfonische dansen van Rachmaninoff. Andris Nelsons leidde het Concertgebouworkest op onnavolgbare wijze.

Ian Bostridge (foto: Simon Fowler).
Ian Bostridge (foto: Simon Fowler).

De werken van Britten, Debussy en Rachmaninoff zijn alle drie gecomponeerd aan het begin van de vorige eeuw. In de opbouw van de programmering pasten ze uitstekend bij elkaar. Van dromerige muziek naar Franse intellectuele poëzie, eindigend met indrukwekkende, stevig symfonische melodieën.

Oorspronkelijk schreef Claude Debussy Six épigraphes antiques voor piano vierhandig (1914). De Nederlandse componist Rudolf Escher (1912-1980) bewerkte het voor kamerorkest. Dit fragmentarische werk, dat uit verschillende korte delen bestaat, is te herkennen als een typisch impressionistische Debussy-compositie.

Nauwgezet presenteerden de verschillende instrumenten zich in dit werk in een muzikaal dromerig landschap. Krachtig klonken harpen en betoverend de fluiten. In één moment leek het geluid weg te glijden en te verstillen, maar dan kwamen de strijkers, die de muziek zwierig verder stuwden.

Spannend werd het echt in het deel waarin de hobo mocht soleren en later bijval kreeg van andere instrumenten. Door de kracht van donker spelende contrabassen werd de betovering uiteindelijk doorbroken. Ontzag voor dirigent Nelsons, die het Koninklijk Concertgebouworkest in kamermuziekbezetting op indringende wijze en met precisie wist te leiden.

Britten raakte al heel jong gefascineerd door de grillige, vaak surrealistische poëzie van Arthur Rimbaud (1854-1891). Net als de Franse schrijver ervoer Britten, samen met zijn levenspartner tenor Peter Pears, dat zij enigszins buiten de samenleving stonden. Rimbaud had namelijk een intieme relatie met de schrijver Paul Verlaine (1844-1896).

In een interview noemt Ian Bostridge Les Illuminations (1939) een emotionele reis door een droomwereld. De verzen van Rimbaud lijken weinig samenhang te hebben: sterk van sfeer, grillig in tempo, toonsoort en lengte. Bostridge wist met zijn heldere tenorstem dit intellectuele werk, dat een toonbeeld is van symbolisme, boeiend neer te zetten.

Wat deze slanke, soms klungelig ogende zanger belemmert, is de mate waarin hij zingt met gespeelde ongeïnteresseerdheid. Hier bij Les Illuminations deed hij dat minder. Overtuigd van zijn eigen verhaal wilde hij het publiek laten weten hoe bijzonder zijn rusteloze wereld is.

Andris Nelsons (foto: Marco Borggreve).
Andris Nelsons (foto: Marco Borggreve).

Hoe mooi het orkest ook speelde; in het allereerste begin van Les Illuminations was er even geen evenwicht met het volume van Bostridge. Hij kwam er niet bovenuit. Later wel. Met bijna onstuimige expressie zong hij met gemak de hoge noten in ‘Phrase’ en kleurde zijn stem mooi met ‘Antique’, over de sierlijke zoon van Pan.

Een unheimisch gevoel opwekkend – zo van: ‘waar gaat dit heen’ – zong de tenor zonder reserve over het zeegezicht met draaikolken van licht in de strofe ‘Marine’. In ‘Parade’, waarin de dichter afgeeft op ‘oerdegelijke narren en het Paradijs met zijn razende grimassen’, mokte hij, was hij fel en schreeuwde hij het soms uit. De melodieën klonken duister.

Vol ontroering lijkt Rimbaud in het laatste gedicht, ‘Départ’, afscheid te nemen van het leven als bohemien: “Genoeg gekend … vertrek naar nieuwe genegenheid en nieuw geluid.” Breekbaar mooi verklankte de tenor deze laatste woorden. De strijkers duwden ons zachtjes naar het eind. Wonderschoon.

In het laatste werk, Symfonische dansen (1940) van Sergej Rachmaninoff, werd het volle orkest wederom strak gedirigeerd. Dit driedelige werk heeft een stampend ritme in het eerste deel, met een terugkerend motief van drie noten. Hier dreef Nelsons het orkest op. Wat een groots dreunend geluid. De tonen van een saxofoon, jawel, vormden een prachtvolle overgang naar het geluid van speelse violen.

In het middenstuk domineerde een walsritme dat je bijna deed zweven. Wat een warm geluid. Het omarmde het publiek.

Het eerste geluid van het laatste deel kwam plotseling. Een donker geluid maakte stevige dansen. Met soms zoete gevoelige violen kwam je in een waan van een romantisch filmverhaal te zitten. De laatste slag op de gong was een meesterlijk ‘The End’.

Zie voor meer informatie over concerten in het Concertgebouw www.concertgebouw.nl.

Vorig artikel

Onbekend, onbemind: Le Villi van Puccini

Volgend artikel

Angenent schittert in Blauwbaards burcht

De auteur

Rudolf Hunnik

Rudolf Hunnik

Rudolf Hunnik is cultuurjournalist, filmprogrammeur en trainer. Hij schrijft voor onder meer de Gooi- en Eemlander, HDC Media, Cultuurpers en Place de l’Opera.