BuitenlandFeaturedOperarecensie

Armiliato brengt Italiaanse klasse in Zürich

In de nieuwe Traviata die momenteel bij het Opernhaus Zürich te zien is, blinkt vooral het orkest uit. Geleid door Marco Armiliato bevestigen de musici dat het Opernhaus inderdaad het ‘noordelijkste operahuis van Italië’ is. De casting is niettemin Amerikaans georiënteerd. En het regieconcept is onmiskenbaar Duits.

Scène uit La traviata bij het Opernhaus Zürich (foto: T + T Fotografie / Tanja Dorendorf).
Scène uit La traviata bij het Opernhaus Zürich (foto: T + T Fotografie / Tanja Dorendorf).

“From Violetta we get the opera bug.” Met ongeveer die woorden formuleerde de geniale Amerikaanse schrijver Wayne Koestenbaum in zijn autobiografische boek The Queen’s Throat het effect van Verdi’s opera La traviata. (Wie het boek niet kent: direct bestellen!)

Noem me één operafan die niet een keer door deze ‘operabacterie’ is besmet en die niet zijn eigen Traviata-effect heeft beleefd of zijn favoriete opname van de opera tot in den treure heeft gedraaid.

Gezien die impact van Verdi’s werk nam ik vier vrienden mee naar de nieuwste première bij het Opernhaus Zürich, bij wijze van ‘operaopvoeding’. Alle vier vroegen ze vooraf: wat is er nu zo goed aan dit stuk?

Nou, om bovenaan de lijst te beginnen: de onuitputtelijk fijne en subtiele partituur. Dirigent Marco Armiliato vond een perfect evenwicht tussen accentuering en lyrische ‘flow’, zodat je de muziek zonder overdreven pathos en in al zijn emotionele echtheid kon horen. De maestro en het huisorkest bevestigden eens te meer de reputatie van ‘noordelijkste operahuis van Italië’, een uitdrukking van intendant Andreas Homoki tijdens het premièrefeest.

Ook de zangers onthielden zich van overtrokken expressies. Een jong trio van meer of minder gevestigde ‘sterren aan de operahemel’ nam de hoofdrollen voor zijn rekening.

Pavol Breslik en Quinn Kelsey (foto: T + T Fotografie / Tanja Dorendorf).
Pavol Breslik en Quinn Kelsey (foto: T + T Fotografie / Tanja Dorendorf).

Als Violetta maakte Sonya Yoncheva haar Zürchner debuut. De Bulgaarse sopraan, die onlangs nog onder Armiliato bij de Metropolitan Opera te horen was, sprong drie dagen voor de première in voor de oorspronkelijk gecaste Anita Hartig. Vocaal is ze nog altijd goed in vorm, al hoeft die hoge es in ‘Sempre libera’ van mij niet. Theatraal was ze wat onderkoeld en afstandelijk, maar dat lag waarschijnlijk meer aan de productie waar ze in stond.

Aan haar zijde stond de knapste tenor uit het huisensemble, Pavol Breslik, als Alfredo. Zijn vertolking paste goed bij het dramaturgische figuur van een vaderskind dat niet opgewassen is tegen de benauwende samenleving om hem heen.

Breslik liet in zijn zang knap de fragiliteit van zijn personage horen. Zijn Alfredo had een belcanto-achtig vibrato. Zijn heroïsche hoge c’s wist hij echter zelfs in de cabaletta ‘O mio rimorso’ niet door te drukken. Wat een stress! Als een koorddanser ging hij door zijn partij, aan de grenzen van zijn vermogen. Telkens kreeg je het gevoel dat hij uit zijn laatste reserves putte voor zijn inspanningen. “Beste Alfredo, het kan ook mislopen”, zou je haast tegen hem willen zeggen.

Vader Giorgio Germont werd neergezet door de vocaal imponerende en lyrisch zeer uitbundige Quinn Kelsey. De bariton van Hawaï vertolkte de centrale macht in het spel en domineerde ook vocaal de uitvoering, met een volle, soepele klank en vloeiend ‘fraseggio’. Voortreffelijk! Alleen waarom hij er als een provinciale biker moest uitzien – eerder een vriend van Alfredo dan zijn vader, en misschien zelf ook wel verliefd op Violetta – kon ik niet doorgronden.

Scène uit La traviata (foto: T + T Fotografie / Tanja Dorendorf).
Scène uit La traviata (foto: T + T Fotografie / Tanja Dorendorf).

Daarmee kom ik bij de crux: de regie van David Hermann werkte erg steriel en koud. Zo typisch Italiaans als de muzikale interpretatie was, zo typisch Duits was het regieconcept. In het decor van Christoph Hetzter heerste de kleur zwart en de leegte. Twee designersofa’s en een kamerplant getuigden van zielloos minimalisme. Op de achtergrond waren er zwart-witte projecties te zien, die leken op röntgenfoto’s of een abstracte wolkenhemel. Een wit licht kwam van boven, erg dominerend. Niet bepaald een ruimte om emoties te laten ontvouwen.

Het was een nogal ruwe lezing van het werk, en geen nieuwe. Ondertussen viel er aan de personages niet af te lezen wat ze te zeggen hadden en wat ze op de bühne deden. Schoenen aantrekken, schoenen uittrekken, langzaam naar links lopen, langzaam naar rechts, naar voren, naar achteren… Het spel was bij tijd en wijle onnatuurlijk en simpelweg saai. Storytelling is wat anders.

Het potentieel van deze voorstelling is dan ook begrensd. Of de tweede bezetting, die later zal aantreden, meer leven in de productie kan brengen? Goed mogelijk: met Ailyn Perez en Matthew Polenzani zal er een Amerikaans trio gevormd worden waar waarschijnlijk met plezier naar geluisterd gaat worden. En dat zonder dat je de oceaan hoeft over te steken. Welkom in New Zürich!

Zie voor meer informatie de website van het Opernhaus Zürich.

Vorig artikel

Opera in de media: week 18

Volgend artikel

Dietrich Henschel imponeert met Mahler

De auteur

Alessandro Anghinoni

Alessandro Anghinoni

1 Reactie

  1. stefan caprasse
    24 april 2015 at 16:11

    David Hermann was in Belgie reeds verantwoordelijk voor een post-apocalyptische Zauberflöte in de Vlaamse Opera, een pessimistische, maar redelijk interessante visie (vond ik) op het werk.
    En ook voor ‘Die lustigen Weiber von Windsor’ in Luik (met psychiater en Falstaff als fantaseerbeeld), waar ik minder gelukkig mee was…