CD-recensiesFeatured

Nézet-Séguin vervolgt Mozart-cyclus

Yannick Nézet-Séguin en Rolando Villazón zijn in hun Mozart-cyclus voor Deutsche Grammophon aangeland bij Le nozze di Figaro. De nieuwe opname, begin deze maand uitgebracht, schept op papier hoge verwachtingen, maar kan daar niet volledig aan voldoen.

Le nozze di Figaro - Nézet-Séguin Dirigent Yannick Nézet-Séguin en tenor Rolando Villazón begonnen in 2012 aan een ambitieus project bij Deutsche Grammophon: de opname van alle zeven ‘volwassen’ opera’s van Mozart. Na Don Giovanni, Così fan tutte en Die Entführung aus dem Serail (genomineerd voor een Grammy) volgt nu Le nozze di Figaro. De volledige Da Ponte-reeks hebben Nézet-Séguin en Villazón inmiddels dus op zak.

Le nozze di Figaro werd vorig jaar live opgenomen in het Festspielhaus Baden-Baden. De cast bevatte, zoals vrijwel altijd in Baden-Baden, de allergrootste namen. Maar zoals veel voetbalclubs zullen beamen, leidt het opstellen van sterren niet automatisch tot topresultaten. Zo ook hier. Voor mij is het een gelijkspel tussen plussen en minnen.

Een grote plus is Yannick Nézet-Séguin. De uitvoering draagt duidelijk zijn stempel. Je ziet de levendige maestro weliswaar niet, maar je hoort zijn bevlogen en energieke stijl volledig terug in het spel van het Chamber Orchestra of Europe, de vaste partner voor deze Mozart-cyclus. Je merkt het direct in de ouverture: het sprankelt. En de hele opera door creëren zijn scherpe tempi en fijne articulatie een smeuïg klankbeeld.

Plussen zijn ook bas-bariton Luca Pisaroni en sopraan Sonya Yoncheva: met hun volumineuze, klankrijke stemmen steken ze voor mij boven de anderen uit. Pisaroni is een bedrijvige Figaro met een vlijmscherpe dictie en een aangename diepte in zijn stem. Yoncheva is een dramatische Contessa, wier zang zucht van pathos.

Christiane Karg is een lichte, opgewonden Susanna. Ook zij heeft een fijne dictie. Ik mis echter warmte en charme in haar stem. Ze is erg vinnig, met uitzondering van het wonderschone ‘Deh, vieni, non tardar’. Yoncheva’s tegenpool, de Conte van Thomas Hampson, begint ronduit vlak en vaal. Pas in de derde akte komt hij enigszins los en kun je horen hoe hij Susanna probeert te verleiden. Voor mij komt hij echter nergens uit de schaduw van schoonzoon Pisaroni.

Bas Maurizio Muraro (Bartolo) en mezzosopraan Anne Sofie von Otter (Marcellina) zijn een grappig stel. De ervaring spat van hun vertolkingen af. Naast die vedettes houden de jonkies Angela Brower (Cherubino) en Regula Mühlemann (Barbarina) zich knap staande. Prachtig is Cherubino’s ‘Non so più cosa son, cosa faccio’, snel en opgewonden geïnterpreteerd door Brower.

Rolando Villazón heeft slechts een marginale rol in het geheel. Hij is muziekleraar Basilio. Helaas valt hij helemaal uit de toon. De merkwaardige, afgeplatte zangstijl die hij na zijn vocale crisis heeft ontwikkeld, is een mismatch met de muziek van Mozart. Hij mist alle verfijndheid en nuance. Met kale, hier en daar glijdende lijnen gaat hij door zijn partij. Zijn hyperactiviteit en humor bieden bij vlagen compensatie, maar het geheel is teleurstellend. Je vraagt je af waarom Deutsche Grammophon dit grote Mozart-project uitgerekend aan deze zanger heeft opgehangen.

Om niettemin met een plus af te sluiten: de ensemblestukken klinken hecht en homogeen. De balans is goed, de inzetten zijn gelijk en de stemmen mengen mooi. De finale komt zo goed tot zijn recht, waardoor de opname toch op een positieve noot eindigt.

Ik ben benieuwd hoe Yannick Nézet-Séguin de resterende drie titels – Idomeneo, La clemenza di Tito en Die Zauberflöte – tot klinken zal brengen!

Vorig artikel

Topcast met Westbroek zingt Die Walküre

Volgend artikel

The Fat Lady brengt Carmina Burana

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.