FeaturedOperarecensie

Jeths’ nieuweling matcht Blauwbaard

Werkelijk huiveren bij een concertante opera, kan dat nog nu horrorfilms in 3D onze zenuwen afstompen? Willem Jeths’ The Tell-Tale Heart hield zich bij de NTR ZaterdagMatinee niet alleen staande naast Béla Bartóks Blauwbaard, maar ging een geraffineerde dialoog aan met de klassieker. Jaap van Zweden en een trio topzangers stonden garant voor hoogspanning.

Jaap van Zweden gaf een magnifiek opgebouwde lezing. (© Hans van der Woerd)

Lef kan Willem Jeths niet ontzegd worden. Op verzoek van de NTR ZaterdagMatinee schreef hij zijn nieuwe opera bewust als pendant van Bartóks iconische Hertog Blauwbaards burcht. Ook ontlokt The Tell-Tale Heart gewis vergelijkingen met Schönbergs Erwartung, eveneens een beknopt monodrama voor sopraan over een begane moord. Op het affiche trouwens namen om een moord voor te doen: wereldster Juliane Banse daalde zaterdag de Concertgebouwtrap af en Jaap van Zweden anticipeerde op zijn streven om als chef-dirigent in New York geregeld nieuwe Nederlandse muziek te programmeren.

Librettist Carel Alphenaar liet het overgrote deel van Edgar Allen Poe’s gotische vertelling Het verraderlijke hart, waar Jeths nieuwe werk op gebaseerd is, intact. Poe’s ik-figuur verhaalt van de redeloze moord op zijn huisgenoot, uit afschuw voor diens ‘vale gierenoog’. Acht nachten begluurt hij de oude man in bed, tot het oog zich opent en hij het hart van zijn prooi steeds luider hoort kloppen. Hij slaat toe, maar tijdens een politieverhoor, met het verminkte lijk onder de vloer, klinkt het ijselijke geluid opnieuw. In paniek bekent de schurk.

Bovennatuurlijke interventie, een hallucinatie, zijn eigen hartslag? In feite is het irrelevant, Poe’s verkenning van waanzin en gewetensnood blijft bloedstollend. En dubbelzinnig. Bij Jeths uit zich dat in de keuze voor de romig-lyrische Banse als vrouwelijke verteller. Zeker niet de toon van een kille killer, al zijn haar ietwat hese timbre en soms rusteloze vibrato geknipt als expressie van paranoia.

In de eerste maten klonk een lyrisch strijkersmotief. Dat keerde steeds terug als Banse ons wilde overtuigen echt niet gek te zijn. Maar naast dat kloppende hart, vanaf het begin hoorbaar in diverse instrumenten, verraadde haar eigen stem haar. Met beproefde methoden als wild slingerende coloraturen schetste Jeths de waanzin. Bovendien werd elk woord ‘mad’ begeleid door een soort kermisfluitje (naar ik meen flexatone genoemd). Alsof het orkest haar zelfbedrog bespotte…

Jeths maakte het zich niet makkelijk met deze materie, zonder Blauwbaards visuele tableaus om muzikaal in te kleuren. De schrille uitbarstingen in het grote maar vaak kamermuzikaal benutte orkest betroffen doorgaans innerlijk tumult, uitgezonderd de feitelijke doodslag. Eén van de vier (!) slagwerkers martelde de oorvliezen met een gigantische houten hamer, een waar moordinstrument.

Juliane Banse. (© Elsa Okazaki)

Ook lastig was dat het om een relaas achteraf ging, zonder een handeling zoals in Erwartung. In Banses ‘vertelmodus’, logischerwijs in haar zwakkere lage register, ebde de vocale spanning wat mij betreft soms te veel weg. Tegelijkertijd transformeerde deze vorm het publiek van louter toeschouwer tot betrokkene (cipier, gevangenispsychiater?). De warme sympathieke toon waarmee Banse haar voorbereidingen bezong, deed mij persoonlijk heel even denken aan een ‘genademoord’. De vertelster, en per extensie Willem Jeths, legde me hiermee vakkundig in de luren.

Het meesterschap van Jaap van Zweden en diens zo vertrouwde Radio Filharmonisch Orkest werd onderstreept met een dikke omhelzing van de componist, zich uiteraard ook uitstrekkend tot Banse. Hoe spijtig dat recent aangekondigde bezuinigingen dergelijke opdrachtwerken steeds zeldzamer zullen maken. Juist een man als Jeths, even respectvol als creatief aanhakend bij bestaande tradities, kan voorkomen dat klassieke concertzalen in de toekomst een louter museale functie krijgen.

Er waren talrijke parallellen tussen The Tell-Tale Heart en Blauwbaard, zoals puur muzikaal de terugkeer tot de fluisterende openingsmaten en het gebruik van snerpende kleine dissonante intervallen. Maar ook qua duistere thematiek: waar Jeths monodrama in wezen een duodrama is, zeker wanneer doodsangst vertelster en slachtoffer verenigt, zo betreft Blauwbaards burcht in zekere zin een monodrama. In plaats van een vrouwonvriendelijke seksestrijd waarin Judith de ultieme prijs betaalt voor haar nieuwsgierigheid, kunnen beide personages gezien worden als tegenpolen in ieder mens.

Zaterdag leek sprake van een ervaringsverschil tussen de solisten. Mikhail Petrenko ontplooide een machtige bas-bariton, maar zijn blik richtte zich meer op zijn lessenaar dan op zijn tegenspeelster. Hoewel Blauwbaards emotionele speelruimte beperkter is dan die van Judith, ontbeerde zijn stem in mijn oren zowel trotse spanwijdte bij de opening van de vijfde deur als berustende grandeur bij de zesde deur.

Michelle DeYoung was zonder notenhulp via blik en gebaar continu 100 procent in karakter. Deels vanwege haar krachtige hoge C bij de vijfde deur is de imposante Wagner-mezzo een specialiste voor Judith. Want hoe gedwee ze ook tot slot is, haar naam is niet voor niets ontleend aan een Bijbelse mannendoder. Toch trof juist terughoudendheid me als DeYoungs grootste kracht. De welhaast kijvende toon van sommige collega’s vermijdend, benadrukte ze dat Judith steeds gemotiveerd wordt door liefde.

Van Zweden gaf een magnifiek opgebouwde lezing, die de puls van het drama geen moment liet verslappen. Bij alle klankraffinement had hij veel oor voor Bartóks rauwe ondertoon. Terecht ovationeel applaus van de vrijwel uitverkochte Grote Zaal voor alle betrokkenen, maar bovenal voor Van Zweden. Hopelijk keert hij ook als muzikale baas van de New York Philharmonic geregeld terug naar de Amsterdamse muziektempel, waar zijn steile muzikale vlucht een eerste aanvang nam.

Vorig artikel

Yoncheva en Beczala domineren Luisa Miller

Volgend artikel

Cité de l’Opera: Kendrick, Nina en Brett

De auteur

Martin Toet

Martin Toet

1 Reactie

  1. 16 april 2018 at 11:20

    Tientallen componisten werden geïnspireerd door de werken van Edgar Allan Poe:Rachmaninoff,Debussy, Caplet, Milhaud, Bernstein,Rautavaara en Glass om er maar een aantal te noemen.Ook Jeths heeft een werk van Poe, in dit geval een vrij kort verhaal, op muziek gezet.Jeths was niet de eerste die dit verhaal als basis voor een opera koos. De Amerikaanse componist Bruce Adolphe was hem voorgegaan. De recensie (1988) in The New York Times van dit werk begon aldus: Part of Edgar Allan Poe’s theory of the short story was that no detail should be permitted that did not move the story toward its single climax or contribute to its single mood. There is no justice in holding an opera composer to this rule, but it was hard not to think of Poe’s strictures while watching ”The Tell-Tale Heart” by Bruce Adolphe at Marymount Manhattan College Friday evening, because every deviation from them seemed a weakness.Gelukkig trapte Jeths niet in die val.Toch overtuigde het werk mij niet.Het uiterst muzikale, en ritmisch knappe verhaal (vooral als je het hardop voorleest komt dit tot uitdrukking) werd wat mij betreft geweld aan gedaan.( No pun intended). De verteller en hoofdpersoon in deze monologue intérier is een man die zichzelf en de lezer natuurlijk ervan wil overtuigen dat hij niet gek is.Hij beschrijft hoe hij in de dagen voorafgaande aan de moord overdag uiterst beleefd en aardig is tegen de oude man en dat wij hem moeten bewonderen voor zijn huichelarij (dissimulation). Jeths heeft gekozen voor een sopraan als hoofdpersoon om duidelijke reden: de lange traditie van waanzinnige vrouwen in opera en toneel en de mogelijkheden om flink muzikaal uit te pakken.Daarbij greep hij naar alle bekende muzikale clichés: snerpende violen (Bernard Hermann) en veel slagwerk op het moment van de moord. In Poe uiterst terughoudend beschreven.Je vraagt je trouwens af hoe een vrouw een hoofd afhakt en het lichaam in stukken snijdt en daarna verbergt onder de vloerplanken. Daarna moet de sopraan snel het verhaal verder afmaken want anders gaat het te lang duren. Het ambivalente van het verhaal komt niet tot uitdrukking. Wat hoort de verteller dat tot zijn bekentenis leidt? Zijn eigen hart van de spanning en opwinding? In zijn waanzin het hart van de oude, dode man of heeft hij vergeten het horloge te verwijderen en hoort hij dat of zijn het “the deathwatches in the wall, het doodskloppertje, een soort kever die een kloppend geluid maakt en hetzelfde werk verricht als een houtworm? Het lijkt me uiterst moeilijk om dit te verklanken. Jeths heeft het geprobeerd en verdient daarvoor grote bewondering.