FeaturedOperarecensie

Wende straalt als Anna in Sieben Todsünden

Velen waren gekomen voor Wende Snijders, getuige het enthousiaste applaus dat zij donderdag al vóór de opvoering van Die sieben Todsünden in het Amsterdams Concertgebouw kreeg. Haar stralende weergave van de beide Anna’s ontlokte na afloop juichende bijval, net als de kloeke zang van het kwartet zangers uit Frommermann.

Wende zette een pittige Anna neer, uitdagend in de expressie van haar teksten. (© Robin de Puy)

Het Koninklijk Concertgebouworkest wijdt dit seizoen opvallend veel aandacht aan grote en bijzondere vocale werken. Kort achter elkaar werden al uitgevoerd het oratorium Jeanne d’Arc au bûcher van Honegger en het War Requiem van Britten. Donderdag volgde het ballet chanté Die sieben Todsünden van het duo Bertolt Brecht (tekst) en Kurt Weill (muziek). Later in het seizoen volgen nog Bartóks opera Hertog Blauwbaards burcht en Dream of the Song van George Benjamin.

Net als bij Jeanne d’Arc was het concertpodium voor Die sieben Todsünden uitgebouwd om een speelvlak te scheppen voor een concertante uitvoering met theatrale middelen. Voor het orgel hing een groot scherm waar de bewegingen van Wende als Anna op werden geprojecteerd, evenals het dirigeren van Christian Măcelaru. Rechts stonden op een verhoging vier mannen uit herenensemble Frommermann, die de familie van Anna verklankten in close harmony-achtige koorpartijen (specialisme van de Frommermannen). Vooral vrome en moralistische commentaren gaven zij bij de avontuurlijke tocht langs zeven steden van beide Anna’s.

Allerkwaadste kwaad

Een ballet met ook een gezongen partij, dat was het uitgangspunt voor de opdrachtgever van Die sieben Todsünden, de rijke Engelsman Edward James, befaamd als mecenas van Salvador Dalì en René Magritte. Hij koos de Duitse componist Kurt Weill omdat diens vrouw Lotte Lenya sprekend leek op de danseres Tilly Losch, James’ echtgenote. Het ballet chanté was bedoeld voor die twee.

De componist haalde er zijn vaste tekstschrijver bij, Bertolt Brecht. Die ontwierp een verhaal over uitbuiting van een vrouw door haar familie, op basis van de zogeheten zeven hoofdzonden: luiheid, trots, woede, afgunst, gulzigheid, ontucht, hebzucht en afgunst. Een serie menselijke eigenschappen (zo geformuleerd in de eerste eeuwen van het christendom) waar alle kwaad van de wereld uit voortkomt.

Het kapitalisme is daarin volgens de marxist Brecht het allerkwaadste kwaad, en de VS vormt het land waar dat het hevigst woekert. Daar laten Brecht en Weill het verhaal afspelen, beginnend in de staat Louisiana, alwaar de naamloze familie van dochter Anna een huis wil bouwen, toppunt van burgerlijk geluk. Anna wordt op pad gestuurd langs zeven frivole metropolen om het geld te verdienen.

Twee Anna’s

De opzet van een zangeres en een danseres leidde tot een dubbele solorol, beiden Anna geheten, Anna I als de zingende, doortastende en haar zuster corrigerende vrouw (“Ich bin bei Verstand”) en Anna II als het met haar mooie lichaam geld verdienende, dociele, soms eigenzinnige alter ego. “Wir sind eigentlich nicht zwei Personen, sondern nur eine Einzige”, zingt Anna I in de proloog.

Jan Willem Schaafsma zong zowel in Die sieben Todsünden als in de suite uit De Neus een solorol.

Aangezien de erven Weill het niet wenselijk achten, aldus het programmaboek, om het ballet chanté in een concertzaal als gedanste voorstelling te presenteren, vertolkte Wende Snijders de beide rollen in haar eentje. De grote beelden op het projectiedoek van de zingende en acterende Anna werden af en toe vernuftig onderbroken door een stilstaand beeld van een droef kijkende Anna II, ook het gezicht van Wende.

In haar zingen en acteren zette zij een pittige Anna neer, uitdagend in de expressie van haar teksten, met een heldere, joviale stem (met goede geluidsversterking), soms met een tikkeltje medelijden jegens haar zuster, wat Wende vooral demonstreerde in haar gezichtsuitdrukkingen. Zij zou deze Anna moeten zingen bij Het Nationale Ballet, liefst in de originele choreografie die George Balanchine er destijds bij maakte.

Onder leiding van dirigent Christian Măcelaru speelde het Koninklijk Concertgebouw met verve de typisch voor Weill melancholische en ritmisch krokante begeleidingen. Cynisme stopte Brecht in de teksten van Anna’s familie, door Weill met zalvende harmonieën gekruid (zoals in de brief uit Philadelphia) en met kleurrijke stemmen uitgevoerd door de tenoren Jan-Willem Schaafsma en Erik Silk, bariton Mattijs van de Woerd en bas Marc Pantus, die van Weill de rol van de moeder kreeg toebedeeld.

De Neus

Vóór de pauze kregen we nog een vleugje opera in de suite uit De Neus, de satirische opera die Dmitri Sjostakovitsj in 1928 schreef, een hilarisch werk met futuristische muziek. Die verbluft nog steeds in haar experimentele drift en wekt niet de indruk al bijna honderd jaar oud te zijn, terwijl Weills stijl ‘jaren twintig/dertig’ riekt.

Bariton Martin Winkler had als Kovaljov (de man die zijn neus kwijtraakt) een heuse rol in deze suite, terwijl Jan-Willem Schaafsma zijn hoge tenor met passie inzette voor de rol van Kovaljovs bediende. Maar de hoofdprijs in deze suite ging naar de zeven slagwerkers, die een enorm tussenspel uit het eerste bedrijf op grootse wijze zaalwaarts projecteerden.

Geen horizon

Merkwaardig als opmaat voor een vocale avond was de instrumentale opening van het concert, een circa tien minuten durende klaagzang voor strijkorkest van de Tunesisch-Amerikaanse componist Karim Al-Zand over de wreedheden van de oorlog. Vanuit twee geplukte noten op contrabas, met iets van dreiging in zich, bouwde Al-Zand op naar een machtige climax, die weer terugliep naar het begin met die twee noten. Een indrukwekkend werk, dat mij in sfeer en opzet sterk deed denken aan het befaamde Metamorphosen voor 23 solostrijkers dat Richard Strauss in 1945 schreef als klaagzang over de vernielde Duitse opera- en concerthuizen.

Bij elkaar een programmering zonder relaties. Als je een bekende Weill neerzet en daarmee het cliché bevestigt van de componist van lekkere, onderhoudende muziek als in Die Dreigroschenoper en Mahagonny, laat dan in een serie die Horizon heet ook de andere, serieuze Weill horen, zoals in zijn interessante vioolconcert (met blazers en slagwerk) uit 1925. Dat verbreedt de horizon.

Vorig artikel

Terfel terug op cd met Dreams and Songs

Volgend artikel

Alles klopt in New Yorkse Samson

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman

1 Reactie

  1. Rudolph Duppen
    21 oktober 2018 at 12:35

    Inderdaad drie muzikale hoogtepunten in korte tijd bij het KCO. Ook vrijdagavond j.l. was er veel enthousiaste bijval na afloop. Het applaus had nog veel langer kunnen duren als niet iemand van Het Concertgebouw plotseling de huislichten op volle sterkte aan deed en het applaus daardoor direct verstomde. Wende die al boven aan de trap stond om af te dalen ging maar weer gauw terug.Het thema van de avond was satire maar soms zijn gebeurtenissen zo gruwelijk dat humor niets meer kan uitrichten volgens Mark van Dongen en Martijn Voorvelt in hun toelichting in Preludium.Dat laatste gold voor het openingswerk ‘Lamentation on the Disasters of War’ van Karim Al-Zand geïnspireerd door de beroemde prenten van Goya. De muziek deed me denken aan ‘Verklärte Nacht’van Schönberg. De delen uit de neus werden met vaart en verve uitgevoerd. Je kon aan Martin Winkler’s stem en kostelijke gezichtsuitdrukking horen en zien dat hij de rol van Kovaljov op het operatoneel heeft gespeeld. Jan-Willem Schaafsma gaf alles als Ivan. Na de pauze beheerste Wende het podium met haar stem, mimiek en spel. Het Anna I en II probleem werd zeer inventief en prachtig opgelost met imposante projecties. Het vocaal kwartet Frommermann kweet zich uitstekend van zijn taak. Wende heeft al eerder opgetreden met Het Nationale Ballet dus ligt het inderdaad voor de hand om het orginele ballet van Balanchine uit te voeren zoals Franz Straatman voorstelt.