FeaturedOperarecensie

Tristan in Zürich: een klassieker

Met de Tristan und Isolde van het Opernhaus Zürich werd twee jaar geleden een klassieker geboren. Bernard Haitink leidt nu een reprise en zorgt voor opschudding door Waltraut Meier niet te laten zingen. Het is zeker een productie die je gezien moet hebben, maar misschien niet op dit moment.

Michelle Breedt als Brangäne (foto: Suzanne Schwiertz).

Als je het over nauwe banden tussen een stad en een opera hebt, hoeft dat niet alleen maar over Mantua en Rigoletto te gaan. Hoewel weinig besproken, is de verhouding tussen Zürich en Tristan und Isolde bijvoorbeeld van groot belang.

De jonge Richard Wagner – politiek vervolgd en gevlucht uit Dresden – vond op een ‘groene heuvel’ in het stadsdeel Enge in Zürich negen jaar lang zijn toevlucht. Van 1849 tot 1858 woonde de componist in het huis van de rijke Duitse handelaar en beschermheer van zijn kunst, Otto Wesendonck.

In deze jaren van ‘ballingschap’ ontstond zowel het concept van de Ring des Nibelungen als het ‘monument voor de liefde’, Tristan und Isolde. Wagner drukte daarin zijn onmogelijke en verboden liefdesaffaire met Mathilde Wesendonck, de vrouw van zijn gastheer, op bijna onverbloemde wijze uit.

Deze biografische gebeurtenissen kunnen nergens op zo’n interessante manier worden verwerkt in een poëtische, duidelijke en volop overtuigende enscenering als in Zürich. Het verhaal is verplaatst naar de Villa Wesendonck, rond 1850. De metaforen van de zee, het bos en het middeleeuwse hof zijn ontleed en veranderd in concrete gemoedstoestanden van de hoofdpersonages, die in de rigide en strenge Zwitserse samenleving van de negentiende eeuw leven.

Afgezien van een paar psychologische overdrijvingen (vooral de vage, onrealistische interpretatie van het figuur van Brangäne als alter ego van Isolde) is de regie van Claus Guth, met kostuums en decors van Christian Schmidt, sinds seizoen 2008/2009 een absolute klassieker in het repertoire van het Opernhaus Zürich. Iets wat je echt eens gezien moet hebben.

Waar bij de première onder leiding van Ingo Metzmacher de hoofdrollen werden gezongen door Ian Story en Janice Baird, had de reprise dit seizoen zo mogelijk nog interessanter kunnen zijn. Onder leiding van Bernard Haitink zouden Peter Seiffert en Waltraut Meier het liefdespaar zingen. Maar zover kwam het, interessant genoeg, niet.

De 81-jarige Haitink, de legendarische ‘Symphoniker’ die aan het Vierwoudstedenmeer bij Luzern woont, leidde een onweerstaanbare, monumentale uitvoering van de opera. Met de grootste helderheid en eerlijkheid hield hij van de ouverture tot het slot de emotionele spanning, de kleur en de accenten op alle details in het oog, zelfs wanneer het volume een niveau bereikte dat je hier in Zürich zelden hoort. Dit zich ontvouwende muzikale geweld stond in vreemd contrast met de bedrukte, oer-Zwitserse toon van de regie en maakte het ook de zangers knap lastig.

Martin Gantner (foto: Suzanne Schwiertz).

Volgens de officiële lezing verschilden Haitink en Waltraut Meier muzikaal van mening, waardoor de beroemde sopraan uit de productie stapte. ‘Leeftijd voor schoonheid’, heet dat in de volksmond. Maar wat je ook van de stem van Meier vindt: ze is een niet te overtreffen actrice en een buitengewoon expressieve persoonlijkheid. Peter Seiffert had op zijn beurt al op 13 oktober afgezegd, vanwege ziekte.

Het resultaat: de fantastische enscenering onder leiding van de grote Haitink werd gereduceerd tot het banale, provinciale, onopvallende door de gevoelloze, tekstueel volledig onduidelijke, in het lage en middenregister ongemakkelijk zingende Isolde van Barbara Schneider-Hofstetter en de steeds tegen zijn grenzen aan zingende Tristan van Stig Andersen. Een helaas zeer ontnuchterende bezetting.

Beter waren de Brangäne van Michelle Breedt en de Kurwenal van Martin Gantner, die erin slaagde om zijn fraaie stem met zijn uiterst duidelijke uitspraak door de enorme muzikale muur van het orkest te projecteren. Als König Marke klonk de grote Matti Salminen, die op 1 november in Berlijn zijn 40-jarig jubileum bij de Deutsche Oper zal vieren.

Het is fijn om een keer over een regie te berichten die als klassieker kan doorgaan. Niet omdat die niet stoort, maar omdat die unieke en lokale kwaliteiten heeft die zich nog jaren kunnen handhaven. Dus men kan rustig uitzien naar een volgende speelreeks, met hopelijk wat meer harmonie tussen de orkestbak en het toneel.

Zie voor meer informatie de website van het Opernhaus Zürich.

Alessandro Anghinoni is correspondent van Place de l’Opera in Berlijn en Zürich. Hij is vertaler van beroep en schrijft regelmatig over opera. Voorheen voor bladen als Opernwelt, tegenwoordig op zijn blog Operello&Operella.

Vorig artikel

Veel boe’s bij nieuwe Giovanni in Berlijn

Volgend artikel

Tegenvallende Idomeneo uit Napels

De auteur

Alessandro Anghinoni

Alessandro Anghinoni