Recensies

Omroepkoor zingt ontroerende boetepsalmen

Met op de achtergrond de blauw-geel verlichte zuilen in de muren van het Amsterdams Concertgebouw zong het Groot Omroepkoor in de NTR ZaterdagMatinee van 12 maart de Boetepsalmen van Alfred Schnittke. Een ontroerende ervaring om het leed van Oekraïne verklankt te horen in de aangrijpende Russische teksten.

Het Groot Omroepkoor toonde zich superieur met repertoire van Alfred Schnittke en Arvo Pärt. (© Ronald Knapp)
Het Groot Omroepkoor toonde zich superieur met repertoire van Alfred Schnittke en Arvo Pärt. (© Ronald Knapp)

In de enorme werklijst van Alfred Schnittke (1934-1998) nemen de zogeheten Boetepsalmen een bijzondere plaats in. Als geheel vormen de twaalf liederen voor onbegeleid koor een monument van verdriet, schuld, boete en smeking om vergeving. De teksten komen niet uit het Bijbelboek Psalmen, waardoor er misverstand ontstaat bij het woord ‘psalmen’ in de titel, maar uit zestiende-eeuwse Russische tekstboeken. Het Russische woord ‘stichi’ is misschien beter te vertalen met ‘gezangen’ of ‘liederen’.

Inhoudelijk vertrekt de serie van twaalf gezangen vanuit de zonde die Adam beging door mee te gaan in Eva’s wens om te eten van de boom van kennis van goed en kwaad – de oerzonde. De donkere klank van de tweestemmige bassen in dalende lijnen, waarin de klaagzang van Adam is gevat, met daaronder nog een aangehouden lage g, tekent direct de sfeer van boete. Het was een indrukwekkend begin van een compositie van zo’n vijftig minuten.

Broedermoord

Het is opvallend dat Schnittke kort voor 1988 juist deze oud-Russische uitingen van schuld en boete uitkoos voor een duidelijk feestelijke gebeurtenis, namelijk het feit dat in 988 Vladimir, de grootvorst van Kiev, zich tot het christendom bekeerde. Daardoor kon de Russisch-Orthodoxe Kerk worden gesticht.

In het zesde gezang wordt verwezen naar de dramatische gebeurtenis dat prins Svjatopolk, zoon van vorst Vladimir, zijn jongere broers Boris en Gleb liet vermoorden. Een soort erfzonde die sindsdien op het Russische geloof drukt. Dat de huidige heerser in Moskou Vladimir heet en broedermoord op de Oekraïne laat plegen, kan als een schrijnend toeval worden ervaren. Hoe treffend in de huidige situatie klonken de verzen in het tiende gezang: ‘We weerstaan degenen die ons onderdrukken en bewaren onze eer. We wijken niet terug, maar gaan de vijand tegemoet.’

59 koristen

Overweldigend in deze koorcompositie is de rijkdom aan combinaties van stemmen, kleuringen in melodielijnen en expressiviteit in de samenklanken. Uitzinnig oplopende passages met tot achtstemmig uitgroeiende zang, zoals in het slot van het zevende gezang over de ziel die angstig is (‘O mijn ziel, waarom ben je zo bang om de lijken in de doodkisten te zien en de naakte stinkende beenderen’), in reactie op de moord van de twee jonge prinsen. De 59 zangeressen en zangers, over de volle breedte van het concertpodium gezeten, wisten in zulke passages de sfeer van ellende in de kern te raken, geleid door de rustige en precieze gebaren van chef-dirigent Benjamin Goodson.

Een fraaie passage bood het derde gezang, waarin de tenoren de sopranen elkaar dakpansgewijs nazingen met dezelfde teksten en noten, en de bassen en alten deels neuriënd de harmonieën opvullen.

Verbazingwekkend vond ik ook hoe Schnittke een zeer lange tekst als het negende gezang, over een monnik die zich onwaardig acht, levendig houdt door stemmen elkaar te laten afwisselen, om ze uiteindelijk te laten samenkomen in een rust brengende, typisch orthodoxe homofone afsluiting.

Kanjer Pärt

Het afsluitende twaalfde gezang biedt het hoogtepunt van de compositie: een zes minuten durend woordloos neuriën (boca chiusa, oftewel met gesloten mond, luidt Schnittkes instructie) op basis van een aangehouden lage d in de bassen. Een zacht wiegend metrum droeg deze meditatie naar een onthecht einde, dat in een lange, door het publiek gerespecteerde stilte vergleed. Weergaloos uitgevoerd door het superieure Omroepkoor. De uitvoering blijft te beluisteren via de Uitzending Gemist-service van de NTR.

Voor de pauze bood het programma twee koorwerken van een andere kanjer uit de twintigste eeuw, Arvo Pärt (geboren in 1935). Het Gebed uit 1997 voor a-capellakoor vormt de afsluiting van een anderhalf uur durende compositie op een tekst uit de achtste eeuw. Ook hierin een aaneenschakeling van zondebesef en boetedoening, klinkend gevat in de stijl die Pärt ontwikkelde door melodielijnen zodanig te omhullen dat er drieklanken ontstaan. Even indringend als fijnzinnig van expressie.

In het Engelstalige en bij koren populaire The Beatitudes (De zaligsprekingen) uit 1991 werden de woorden uit de Bergrede van Jezus in steeds hogere en spannender lijnen uitgewerkt, ondersteund door lang aangehouden grondtonen uit het Concertgebouw-orgel. Bespeler Laurens de Man kreeg ook solistisch de kans in een bewerking voor orgel van het koorstuk Pari intervallo. Een niet al te luid werk dat mooi vloeide in de voor orgel droge akoestiek van de Grote Zaal.

Zie voor meer informatie over de NTR ZaterdagMatinee www.zaterdagmatinee.nl.

Vorig artikel

Harde werkelijkheid en flowerpower op OFF

Volgend artikel

In de zalen: Theodora, Winterreise, Postcard

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman