Diepmenselijke Parsifal Mijnssen ontroert
Op zaterdag 17 mei ging de nieuwe productie van Parsifal van Richard Wagner in de regie van Jetske Mijnssen in première in het Glyndebourne Opera Festival. Parsifal was nog niet eerder in Glyndebourne uitgevoerd en Mijnssen had nog niet eerder een Wagner opera geregisseerd. De regie van Jetske Mijnssen was van grote schoonheid en ontroerde door de menselijkheid. Muzikaal was het in de handen van muzikaal directeur van Glyndebourne Opera Robin Ticciati evenzeer indrukwekkend.

Menselijk
Het Nederlands operapubliek kent Jetske Mijnssen van haar Donizetti’s Tudor koninginnen- trilogie bij De Nationale Opera*. Nu zet zij een Parsifal neer met een aantal van haar kenmerken; meerder generaties van de hoofdpersonen, muzikaal, het libretto niet op de voet, maar met respect volgend, met enkele spectaculaire en bijzondere verrassingen. Bovenal is het een regie waarin de menselijkheid en sterke personenregie voorop staan.
Mijnssen plaats de handeling van Wagners laatste opera in een ruimte die doet denken aan Villa Wesendonck in Zürich, de plek waar Wagner zijn eerste schetsen voor Parsifal schreef en aan Hause Wahnfried in Bayreuth, waar het grootse deel van Parsifal vorm kreeg. Mijnssen kiest stijl,-en smaakvol voor plaats en tijd van handeling in het jaar van de première van Parsifal, 1882. In haar vertelling zitten verwijzingen naar Schopenhauer en put ze duidelijk inspiratie uit Chekhovs toneelstukken, veelal geschreven rond dat zelfde jaar.

Tijdens de prachtig gespeelde Prelude door het London Philharmonic Orchstra onder leiding van dirigent Robin Ticciati, krijgen we een blik op die ruimte (ontworpen door Ben Baur) waarna het doek weer dicht gaat en er een Bijbelse tekst uit Genesis op het voordoek wordt geprojecteerd. ‘Waar is Abel, uw broer? Ik weet het niet; ben ik de hoeder van mijn broer? Mijnssen ziet Amfortas en Klingsor als broers, met vader Titurel die de ene zoon boven de ander verkiest, met alle gevolgen van dien. Haar regieconcept draait om een ingewikkeld familiedrama, vol trauma’s uit het verleden. We zien daarom ook de vader van-en de jonge Amfortas, de moeder van- en de jonge Kundry en de vader van- en de jonge versie van Klingsor. Dit levert, met name in de derde akte, ontroerende scenes op.

Compassie
Realisme in plaats van een mythische, mystieke legende, met een levensechte (dode!) zwaan, intens acterende personages van vlees en bloed, in zijn letterlijke vorm getoond in het lijden van Amfortas en op een ander abstracter niveau in de innerlijke conflicten van Kundry en Gurnemanz, dat is hoe deze Parsifal gestalte krijgt. Het lijkt Mijnssen te gaan om compassie voor het lijden, maar niet alleen het lijden van Amfortas, maar zeker ook dat van Kundry en Klingsor en verlossing uit het lijden door de dood. Vergiffenis voor de zonden, natuurlijk ook in de Christelijk (Rooms Katholieke) context, maar in Mijnssens visie vooral ook de intermenselijke vorm, is de andere kern van deze regie.

Geen gewijde viering
Mijnssen regisseert haar zangers intens en geloofwaardig en houdt daarbij in hun handelen perfect het tempo van de muziek aan, wat de gehele voorstelling een vloeiend, bijna sereen karakter geeft. Nu is Parsifal natuurlijk ook geen opera maar een ‘Bühnenwheifest’ en Mijnssen zorgt door haar muzikaliteit voor een voorstelling die iets statigs, maar niet staties, iets ceremonieels, maar niet kerkelijks heeft. De mooie kostumering van Gideo Davey helpt ook mee om de voorstelling een 19de eeuws menselijk karakter te geven.
Je kan en hoeft in Parsifal niet om de religie heen en hoewel Jetske Mijnssen de religieuze aspecten en symboliek niet omzeilt, krijgt ze het voor elkaar nooit zalvend of ‘Rooms’ te worden. Een groot schilderij van de gekruisigde Christus, naar Velasquez, en attributen als de kelk (de Graal die de ridders bewaken) en de religieuze kleding zijn wel degelijk belangrijke visuele elementen in de voorstelling, maar het wordt nergens een gewijde viering. Mijnssen behandelt de partuur en het libretto respectvol, maar drukt wel degelijk een duidelijk eigen stempel op de voorstelling.

Een briljante vondst is hoe zij de Bloemenmeisje, die in de tweede akte in opdracht van Klingsor Parsfial moeten verleiden, ten tonele voert. Van onder het gesloten gordijn op het toneel, kruipt eerst één Kundry kloon tevoorschijn en dan nog een, tot het gordijn opengaat en het toneel volstroomt met Kundry’s. Dan opent de groep Bloemenmeisjes/Kundry’s hun rijen als de Rode Zee en verschijnt Kundry, die natuurlijk zelf de verleiding van Parsifal op zich neemt.

Die verleiding zelf is van een sensuele, maar ook kwetsbare schoonheid die werkelijk ontroerend was. In de laatste akte herhaalt zich eenzelfde sensuele en kwetsbare scene tussen Parsifal en Kundry. De dienende Kundry wast de voeten van Parsifal, maar hij wast ook de hare; ultieme compassie en vergiffenis en een subtiele theatrale meesterzet van Mijnssen. Kundry, meisjesachtig en voortreffelijk gezongen en geacteerd door Kristina Stanek, zonder de meer gebruikelijke hysterie van ‘die Wilde’, lijkt in die scene een verpersoonlijking van Maria Magdalena (met lang rood haar) zoals onder meer Leonardo da Vinci en Andrea Solario haar schilderden. In de eerste en tweede akte is zij de dienstmaagd, die voor haar ‘Meister opdraaft als het van haar verlangd wordt.

Alle zangers leveren top acteerprestatie, maar Gurnemanz, intens en wonderschoon gezongen door John Relyea, is de spil van de opera. In zijn indrukwekkende monologen, met de in het orkest ‘verstopte’ leidmotieven van onder meer verlossing en redding, is John Relyea een man vol twijfels, soms wanhoop, maar altijd vol compassie. Zowel in zijn zingend acteren als in zijn stille spel is Relyea ontroerend mooi die met zijn voorbeeldelijke dictie de zielenroerselen van Gurnemanz blootlegt.

Parsifal is wordt zeer goed vertolkt door Daniel Johansson, die vooral in de hoogte een stralende tenorstem tentoonspreidt. Hij speelt, net als alle anderen, natuurlijk en sterk. Van de ‘reine Tor’ in de eerste twee akten tot de ‘Erlösser’ in de laatste. Voor extra ontroering zorgde de kwetsbare, echt fragile Titurel van Sir John Tomlinson, die laat zien en horen dat een groot zanger op leeftijd een grote meerwaarde kan hebben. Amfortas, in het lichaam en de stem van Audun Iversen, lijdt overtuigend en je voelt zijn eindeloze pijn en zijn wanhopige verlangen naar de dood. Ryan Speedo Green brengt vele lagen aan in zijn Klingsor. Eerst agressief, vervaarlijk, maar in zijn verlossing diep menselijk en goed voor enkele tranen, als hij omarmd wordt door Gurnemanz.

De Bloemenmeisjes, de Graalridders, de Knapen, het koor van Glyndebourne (voortreffelijk ingestudeerd door Aidan Oliver) zijn allemaal in topvorm en dirigent Robin Ticciati geeft een meesterlijke interpretatie met uitmuntend koper, subtiele houtblazers, gloedvolle strijkers, en uiterste zorgvuldigheid in zijn contact met de zangers. De details lagen bloot, maar Ticciati had het vermogen de grote bogen en de constante stroom van Wagners prachtige thema’s, melodieën en harmonieën met grote muzikale macht de zaal te laten vullen zonder daarbij, voor het grootste deel van de voorstelling, de zangers te overspoelen.
Het slot van de voorstelling, met de rouwstoet van Titurel en de dood van Amfortas, was theatraal van grote schoonheid. De rouwstoet omcirkelt de stervende Amfortas. Als de stoet vertrokken is en Amfortas overlijdt, tooit Kundry zijn lichaam met dezelfde blauwe bloemen die we eerder in de voorstelling als een groot bloemenveld met Kundry en Titurel zagen. Prachtig, simpel en werkelijk diep ontroerend.
Alle acteurs die de jongere versie van de personages vertolken doen dat met dezelfde overgave als de zangers. Daardoor zijn ze geen overbodige verzinsels van de regisseur, maar extra dimensies van de complexe personages die Mijnssen creëert in deze voorstelling. Samen met hun zingende alterecho’s namen de acteurs dan ook terecht hun plaats in tijdens het stormachtige slotapplaus.

Enkele luidruchtige, ultra Wagnerianen lieten zich respectloos horen bij het slotapplaus, maar de ovaties voor Mijnssen en haar team maakten duidelijk dat het merendeel van de bezoekers het met mij eens waren: de eerste Parsifal in Glyndebourne en de eerste Wagner regie van Jetske Mijnssen is een ware triomf van intens, groots en toch ook intiem muziektheater!