Operarecensie

Wälsungenpaar schittert in Die Walküre

De mensen stonden zaterdagmiddag te dringen bij de poorten van het Concertgebouw, alsof een wereldster zijn opwachting maakte. De ster heette Jaap van Zweden en hij bracht met het Radio Filharmonisch Orkest een zeer enthousiast ontvangen Walküre in de NTR ZaterdagMatinee.

Elena Pankratova was een ijzersterke Sieglinde. (© Vitaly Zapryagaev)

Die Walküre is het tweede deel (de eerste avond) uit de Nibelungen-saga van Richard Wagner. De Nationale Opera adverteert momenteel voor haar aanstaande reprise van dit werk (vanaf 16 november) en stelt dat deze opera het meest aansprekende deel uit de Ring is, ook wel “het menselijke hart” van de cyclus.

De NTR ZaterdagMatinee lijkt de komende jaren de gehele Ring-cyclus te brengen, maar dat zijn geruchten. De uitvoering was eigenlijk bij voorbaat al legendarisch. Zo werkt de marketingmachine van klassiekemuziekprogrammeurs: ze proberen je het gevoel te geven dat je echt iets mist als je er niet bij bent. Dat was goed gelukt, want het Concertgebouw zat bomvol. Op het laatste moment waren er extra stoelen achter de contrabassen gezet.

De middag begon ijzersterk met de eerste akte. Het Wälsungenpaar – Siegmund en Sieglinde – triomfeerde in dit bedrijf, dat ook regelmatig separaat geprogrammeerd wordt. Elena Pankratova, vorig jaar een indrukwekkende Elektra bij de Matinee, zong haar rol met gloedvolle, mooie, dramatische sopraan en stond zodanig boven iedere noot dat ze, met minimaal spel, volledig opging in haar personage. Een unieke zangeres, met een strot die je niet vaak hoort. Glorieuze hoogtes, mooie pianissimo’s en perfecte exaltaties.

Stuart Skelton, laatst nog Tristan bij het Concertgebouworkest, kwam, zag en overwon als Siegmund. De rol is hem zeer eigen (Metropolitan Opera, Royal Opera House, Deutsche Oper Berlin) en dat kun je merken. Hij heeft een donkerbruine stem met een zilveren hoogte. Zijn lange ‘Wälses’ deden aan de oude tradities van Melchior denken. Zijn ‘Winterstürme’ daarna was gevoelig verstild gezongen, erg knap met een instrument als het zijne. Hier was hij duidelijk meer in zijn element dan bij de recente Tristan, wat ook kwam door de positionering van de zangers, netjes naast de dirigent in plaats van achter het orkest. Het verschil spreekt boekdelen. Skelton eindigde de eerste akte wat grof, inmiddels wat moegestreden.

De triomf van het tweelingpaar werd aangevuld met een exemplarische Hunding van Ain Anger. Voor het eerst kon ik echt voelen dat hij met tegenzin Siegmund onderdak bood voor die ene nacht. De spanning was om te snijden. Anger beschikt over een prachtige donkere bas en ook hij zette met minimale middelen de rol naar zijn hand.

Perfecte Fricka

De twee navolgende aktes behaalden helaas niet het niveau van de eerste, wat natuurlijk ook kwam door de fantastische Pankatrova en Skelton. Het begin van de tweede akte is beroemd en berucht om de eerste ‘Hojotoho’s’ van de Ring. Deze twee minuten lange passage is voor een Brünnhilde altijd lastig om te zingen: het heeft een hogere ligging dan de rest van de rol en is vanwege de octaafsprongen extreem gevoelig voor intonatieproblemen. Om maar te zwijgen over de trillers, die menige keren niet gezongen worden (zo ook hier).

De mij onbekende Katherine Broderick zong de ‘Hojotoho’s’ met jeugdige bravoure, maar het klonk wat omfloerst. Het ‘flakkerde’ nogal in de hoogte en klonk wat schel, maar ze sloeg zich er wel doorheen. Daarvoor bestierde Thomas Johannes Mayer, die in 2014 de rol van Wotan bij DNO zong, het podium en zette met zijn ‘Nun zäume dein Ross, reisige Maid’ ook enigszins omfloerst in.

Stuart Skelton maakte in de tweede akte net zo veel indruk als in de eerste. (© Sim Canetty-Clarke)

Met de entree van Fricka, gezongen door Ronnita Miller, kwamen we in wat rustiger vaarwater terecht. De jonge zangeres was met Broderick de enige die van blad zong (Mayer had zijn boek wel telkens bij zich, maar keek er geen enkele keer in). Miller had een grootse présence en met haar metalige stemgeluid paste ze perfect als Fricka.

In de daaropvolgende scène hoorden we een wat ingetogener Broderick en dat plezierde mij meer dan haar eerste entree. Ze bleek een mooie middenstem te hebben, met een ietwat ouderwets, snel vibrato. Maar zodra ze weer de hoogte in ging, werd het minder treffend.

De monoloog van Wotan, waarin de oppergod aan Brünnhilde vertelt wat we in Das Rheingold hebben gemist, werd goed gezongen door Mayer. Hij beschikt over een bariton waarvan de C’s en D’s echt een mooie klank hebben, maar alles daarbuiten inferieur klinkt, in sommige gevallen zelfs zonder klank. Zijn uitspraak was, als enige Duitser in de hoofdrollen, het best verstaanbaar (verrassend genoeg was Skelton ook zeer goed te verstaan).

Broderick antwoordde Wotans razernij met prachtig verstilde zang (‘So sah ich Siegvater nie’). Vervolgens kreeg de uitvoering met de herentree van het Wälsungenpaar weer vleugels. Skelton had voldoende rust gekregen om in de tweede akte net zo’n indruk te maken als in de eerste. De confrontatie tussen Siegmund en Brünnhilde was daardoor het hoogtepunt van dat tweede bedrijf.

Euforisch applaus

De derde akte ving sterk aan met de Walkürenrit. Voor deze ‘matinee’ (inmiddels was het kwart voor acht) was er een achttal goede zangeressen gecontracteerd, waarbij Henriette Gödde (Swertleite) en Sonja Šari (Gerhilde) eruit sprongen. In de vlucht van Brünnhilde en Sieglinde was Broderick wederom wat flakkerend, terwijl Pankratova op één van de prachtigste momenten van de opera, als Sieglinde het ‘Erlösungs-motief’ zingt, zich wel leek in te houden qua volume.

Broderick revancheerde zich weer in de prachtige afscheidsscène tussen vader en dochter. Mayer sloot de gedenkwaardige middag (en avond) af met de fantastische slotmonoloog van de opera (‘Leb wohl, du kühnes, herrliches Kind!’). Bij de ‘Feuerzauber’ kwamen dan eindelijk alle zes de harpen in actie om het slot van de opera te begeleiden.

Euforisch applaudisseerde het publiek voor de mooie uitvoering. Uiteraard ook voor de wereldster Jaap van Zweden, die het Radio Filharmonisch Orkest de gehele opera prachtig liet klinken. We konden goed horen dat hij naast zijn eerdere Wagners in Amsterdam inmiddels ook zijn sporen heeft verdiend buiten Europa. Wat hij neerzette, was een krachtig begin van een naar verwachting sterke reeks van vier. Het was uitstekend gemusiceerd en over het algemeen meer dan uitstekend gezongen. Uiteindelijk vervoerde het mij echter niet. Deze Walküre raakte me niet in de ziel.

Wellicht kwam dat ook omdat de NTR ZaterdagMatinee wéér voor een Wagner gekozen had. De geroemde concertserie is voor mij verbonden met de ontdekkingstocht die opera heet. De Matinee is voor mij het podium voor opera’s die een concertante uitvoering verdienen, omdat ze door de operahuizen helaas niet geprogrammeerd worden. In de afgelopen twintig jaar klonk Die Walküre met enige regelmaat aan het Waterlooplein, evenals bij de Reisopera. En over twee weken beleeft Die Walküre alweer een speelreeks bij DNO. Hoeveel spannender zou het zijn geweest om in Amsterdam eens Sigurd van Ernest Reyer, de Franse tegenhanger van Der Ring des Nibelungen, gepresenteerd te krijgen. Of dat de Matinee eens meedoet aan de Meyerbeer-revival die in Europa gaande is.

Vorig artikel

Reisopera brengt pakkende pocket-Onjegin

Volgend artikel

OrgelPlus: liedzang in een andere klanksetting

De auteur

Lennaert van Anken

Lennaert van Anken