Operarecensie

Debuut Mojca Erdmann mooi maar te licht

De jonge Duitse sopraan Mojca Erdmann maakte gisteravond (18/5) haar debuut in de Vocale Serie van het Concertgebouw. Ze stond er stralend bij en zong stralend haar liederen, maar ik kan niet zeggen dat het me veel deed. Ze had het gewicht en de diepte niet om écht iets te vertellen.

Mojca Erdmann (foto: Felix Broede / Deutsche Grammophon).

Mojca Erdmann doet het goed. Ze heeft zich in enkele seizoenen opgewerkt naar de prominente operahuizen en sleepte vorig jaar een contract binnen bij Deutsche Grammophon. Haar eerste soloalbum zit eraan te komen.

Het Concertgebouw haalde haar naar Amsterdam om te debuteren in de Vocale Serie in de Kleine Zaal (de laatste aflevering van die serie dit seizoen). Onder begeleiding van Rudolf Jansen zong ze liederen van Debussy, Mozart, Richard Strauss, Schumann en Reimann.

Erdmanns zang zat piekfijn in elkaar. Ze reeg vloeiend haar muzikale zinnen aan elkaar, wist alle registers voldoende body te geven en poneerde met regelmaat hoge noten als warme zonnetjes aan een blauwe hemel. Haar stem was licht en opgewekt en straalde van vriendelijkheid.

Mijn vraag is echter: is mooie zang alles wat je nodig hebt voor een recital? Ik denk van niet. Was dat het criterium, dan zou je een heel bataljon aan zangers kunnen toevoegen aan het recitalcircuit. Er zijn zoveel zangers met een fraaie strot en er zijn zoveel sopranen met mooie hoge noten.

Nee, om van kwart over acht tot kwart over tien in je eentje te boeien, heb je meer nodig. Gewicht, diepte, persoonlijkheid. En daar schortte het Erdmann naar mijn idee aan. Ze had te weinig te vertellen. Ze sleepte je niet mee in haar emoties, of het nu vreugde was of leed. Ze kwam niet dichtbij genoeg om je hart echt sneller te laten kloppen. Er was geen klik. Althans, niet met mij.

Dat was met name te merken in de liederen van Strauss en Schumann. Ze zong diverse malen over ‘Sehnsucht’ en ‘lijden’, maar het was aan weinig te merken. In ‘Sie trugen ihn auf der Bahre bloss’ van Strauss wist ze weliswaar weergaloze klanken te produceren, maar het echte drama kwam niet uit de verf, de tragiek bleef achterwege. Dat kwam vaker bij Jansen vandaan, die de hele avond uitstekend en fijnzinnig begeleidde.

Hoewel de liederen van Debussy beter waren, was ook daar weinig nuance in te vinden in de zang van Erdmann. Bovendien was haar Frans slecht te verstaan.

De sopraan leek zich nog het meest thuis te voelen bij Mozart. Ze wist goed raad met de lichtere toon van de zes liederen en wist hier wel spannende verhaaltjes van de gedichten te maken. Met name ‘Der Zauberer’ was sprekend.

Erdmann sloot af met Ollea van Aribert Reimann, vier liederen voor solozang (dus zonder piano). Of het aan de moderne muziek lag, weet ik niet, maar ze was opeens een stuk expressiever en levendiger. Ze zong met vuur en haar hoge noten hadden nu echt een functie.

Had ze de rest van het recital maar met dezelfde passie gezongen, dan waren de liederen misschien wel bij mij geland. Al valt het te betwijfelen of de avond dan echt indringend was geworden. Misschien moeten jonge zangers als Erdmann gewoon niet zo snel de zware last van een recital op hun schouders nemen. Of krijgen.

Vorig artikel

Mijmeringen over Tosca

Volgend artikel

Zeven nieuwe titels bij Arthaus en C Major

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. margo rens
    20 mei 2010 at 10:05

    Beste recensist,

    Eigenlijk vond ik dit concert het eerste in de hele volkale serie van dit jaar waarbij een vokalist ook ’s iets anders deed: De Reimann-liederen lieten echt een geheel andere rol van de zanger op het podium zien en horen. Met ‘iets anders’ bedoel ik eindelijk eens GEEN zoetgevooisde, onverstaanbare klanken in 19de eeuw jargon. Ik was er enorm verrast door.
    Jammer dat u dat zo summier benoemt in uw recensie. Ik vond dat Erdmann echt lazen brak voor hedendaags repertoir.

    Hartelijke groet,
    Margo Rens