Het puick van zoete keelen in Gijsbrecht
Op 27 september vindt in het Amsterdamse Concertgebouw de wereldpremière plaats van een zeer Nederlandse opera, Gijsbrecht van Aemstel van componist Jan van Maanen naar het toneelstuk van Joost van den Vondel. De opera was een opdracht van het Nederlands Concertkoor in het kader van Amsterdam 750. We spreken met de componist die tevens het libretto schreef en de première zal dirigeren.
Waarom een opera op de Gijsbrecht van Aemstel van Vondel?
Jan van Maanen: “Ik kwam er tot mijn grote verbazing achter dat er geen enkele opera op Vondels meesterwerk Gijsbrecht van Aemstel bestond. Sterker nog, ik vond geen enkele registratie van het toneelstuk terwijl het lang traditie was dat de Gijsbrecht in de Stadsschouwburg van Amsterdam rond Oud en Nieuw werd opgevoerd. Mijn grootmoeder kon hele strofen uit de Gijsbrecht uit het hoofd declameren. Van “Het hemelsche gerecht heeft zich ten lange lesten” en “Nu stelt het puick van zoete keelen” tot “Waar werd oprechter trouw dan tussen man en vrouw ter wereld ooit gevonden?” — ze kende ze allemaal. Ze had deze verzen op de lagere school moeten leren.
Het verdwijnen van die traditie heeft me altijd beziggehouden. Nederland gaat soms wat slordig om met zijn cultureel erfgoed, denk ik, zeker als het gaat om overdracht naar volgende generaties. Wel schreven componisten toneelmuziek en koorstukken bij het stuk, maar een volwaardige opera ontbrak. Terwijl van Shakespeare talloze opera’s en zelfs musicals bestaan, is Vondel op dit vlak verwaarloosd. Het leek mij hoog tijd voor een gezongen Gijsbrecht. De Gijsbrecht is museumkunst geworden, erger nog, museum-depótkunst en dat is heel jammer vind ik.”

In de 2010 won u in het Amsterdams Kleinkunst Festival de Wim Sonneveld- en de publieksprijs, met een cabaretvoorstelling die de jury qua stijl deed denken aan de grote drie van het Nederlands cabaret, Wim Sonneveld, Toon Hermans en Wim Kan. U paste in die traditie. Uw muziek is ook stevig gefundeerd in de muzikale tradities en niet de meest avantgardistische. U heeft dus, lijkt het, op meerder gebieden een hang naar tradities. Waar komt dat vandaan?
JvM:” Ik had het als kind al dat het verleden me interesseerde, maar niet omdat ik in het heden iets mis. Het is meer dat ik altijd een verbinding zoek tussen het heden en het verleden. Het is ook niet ik zo dat ik bewust een tegengeluid wil laten horen tegen heel avant-gardistische hedendaagse muziek. Ik ben nergens tegen, maar ik laat me graag door componisten en kunst uit het verleden inspireren. Een grote schilder gaf ooit het advies aan zijn leerling: “Ga je helden imiteren en alles wat je niet kunt, dat ben je zelf.” Ik denk dat ik dat doe in mijn muziek.”
Nu dus de Gijsbrecht. Heeft u zelf het toneelstuk ooit gezien?
“Nee, die uitvoeringen in Amsterdam waren van voor mijn tijd. Maar ik vond het belangrijk dat een van de grootste literaire kunstwerken uit de Nederlandse cultuurgeschiedenis niet verloren mag gaan. Daarom heb ik Vondels taal ook als uitgangspunt voor het libretto genomen en dus Vondels oorspronkelijke taal zo veel mogelijk behouden. Geen hertaling, geen vereenvoudiging, maar respect voor het 17e-eeuwse idioom. Juist omdat de taal zó melodisch is. Ik heb ook de hele structuur behouden dus het wordt een opera in vijf akten met de reien aan het einde van iedere akte (ideaal voor koorstukken) en de eenheid van tijd, handeling en plaats. Alles bij elkaar maakt dat de opera in zijn vorm trouw blijft aan het origineel, maar in zijn klankwereld onmiskenbaar van deze tijd is.
Mijn muzikale inspiratie is breed en soms verrassend. Ik laat mij graag voeden door muziek uit Vondels eigen tijd, om af en toe een historische kleur op te roepen. Tegelijkertijd ben ik een componist van nu, met beide benen in het heden. Er zitten invloeden van Philip Glass, maar ook van Verdi, Wagner, Puccini en Strauss én popmuziek van nu van Marco Borstato tot heavy metal in mijn werk.”

In het programmaboekje zegt van Maanen:” Het componeren van de Gijsbrecht van Aemstel is voor mij een zoektocht geweest naar een balans tussen eerbied voor de traditie en de vrijheid van de verbeelding. Door Vondels taal intact te laten, maar hem muzikaal te plaatsen in een veelkleurige klankwereld vol invloeden van toen en nu, hoop ik recht te doen aan de grootsheid van het werk én het toegankelijk te maken voor een nieuw publiek.”
Hoe componeert u?
JvM: “In principe componeer ik aan de piano, maar daar gaat een heel lang denkproces aan vooraf. Ik bedenk eerst de structuur van het werk, de muziek die ik per personage voor ogen heb. Ik geef elk personage zijn of haar eigen muzikale taal. Het rare bij mij is dat het componeren, na dat hele denkproces, eigenlijk heel spontaan moet gebeuren. Ik noem dat inspiratie. Ik laat de muziek als het ware komen. Die spontaniteit is van heel erg groot belang voor mij. Na de hele opera dan te hebben gecomponeerd komt het instrumenteren, het orkestreren en dat is een hele grote klus.”
En hoe is het dan om het werk voor het eerst te horen met orkest en zangers? Kwam die werkelijkheid overeen met hoe u het in uw hoofd had?
JvM;” Ja, het klonk eigenlijk allemaal zoals ik het in mijn hoofd had que klankleuren, maar er komt dan iets bij. De muzikaliteit van alle musici. Zowel de 80 mensen in het orkest als ook de (koor) zangers nemen allemaal hun eigen muzikaliteit mee, doen net iets met een noot of een frase. Soms heel kleine dingen, soms iets groter en echt anders dan ik het bedacht en bedoeld had. Dat kan er soms toe leiden dat ik het aanpas of soms juist niet, maar het voegt heel veel toe aan het totale klankbeeld en het inspireert me.
Ik heb de muziek echt geschreven met de solisten in mijn hoofd en heb de opera ook zelf met ze ingestudeerd aan de piano. Er bestaat natuurlijk geen opname van eerdere uitvoeringen van dus iedereen moest het helemaal zelf doen. Ik heb ook heel bewust weinig instructies in de muziek geschreven zodat ik het met iedereen kon invullen. Ik ga nu natuurlijk, voor mogelijke verdere uitvoeringen, wel veel meer aanwijzingen in de partituur schrijven.
Ik kende Frank van Aken die Gijsbrecht zingt en ook andere zangers van projecten, dus ik ken hun stemmen goed. Ik zing zelf ook dus ik weet wel een beetje hoe ik voor de stem moet schrijven. Ik heb veel begeleid bij de meester cursussen van Frank en ik wilde een echte heldentenor voor Gijsbrecht. Jeannette van Schaik, die Badeloch zingt ken ik ook uit opera’s die we samen in Utrecht doen. Op een paar plekken zei ze dat ze iets lastig vond, maar dan zei ik dat ik het juist zó geschreven had omdat ik wist dat zij dat zou kunnen. En dat bleek dan ook altijd wel zo te zijn!

Ik ben sowieso een componist die niet de extremen van de muziek voor de uitvoerenden opzoek. Niet voor de solisten, maar ook niet voor de orkestmusici. Ik heb het niet bewust eenvoudiger geschreven voor het Nederlands Concertkoor en orkest Caecilia Camerata, wat geen professionele musici zijn, dan als ik het voor het Koninklijk Concertgebouw orkest zou hebben geschreven. Ik vind het fijn als ze allemaal gewoon lekker kunnen zingen en spelen. En gelukkig hebben we heel erg veel tijd gehad om het stuk in te studeren. Ik hoop dat ik het in de toekomst nog veel zelf kan dirigeren, dat is toch het fijnst omdat het helemaal je eigen schepping is.
De opera wordt nu concertante uitgevoerd, maar ik hoop natuurlijk dat het in de toekomst ook scenisch in de Stadsschouwburg (International Theatre Amsterdam) of in Stopera (De Nationale Opera &Ballet) uitgevoerd gaat werden. En dat het dan weer een traditie wordt om de Gijsbrecht jaarlijks uit te voeren.”
De première van deze nieuwe opera in het Concertgebouw is voor mij meer dan een artistiek hoogtepunt. Het is een moment waarop verleden en heden elkaar ontmoeten. De Gijsbrecht is diep verbonden met de stad: het stuk werd eeuwenlang beschouwd als hét toneelstuk van Amsterdam. Door er nu een opera van te maken, krijgt de stad een nieuw muzikaal monument dat haar geschiedenis eert én haar toekomst tegemoet treedt.

Ik hoop dat deze opera niet alleen Vondels meesterwerk opnieuw tot leven wekt, maar misschien ook mensen laat nadenken over hoe wij vandaag de dag omgaan met ons culturele erfgoed. Want dat mijn grootmoeder, een eenvoudige vrouw uit de Betuwe, de verzen van Vondel ooit van buiten kende, is toch pure culturele rijkdom? “
De rolverdeling is als volgt:
-
Gijsbrecht: Frank van Aken, tenor
-
Badeloch: Jeannette van Schaik, sopraan
-
Arent/Diedrick: Martijn Sanders, bariton
-
Vosmeer/bode: Eric Reddet, tenor
-
Egmond/Vooren: Willem de Vries, bariton
-
Willebrord/Gozewijn: Joris van Baar, bas
-
Rafael: Marie-Claire op ten Noort, mezzosopraan
-
Broer Peter: Sven Weyens, bariton
Met het Nederlands Concertkoor, ingestudeerd door vaste dirigent Louis Buskens, en Caecilia Camarata, allemaal onder leiding van Jan van Maanen.
Verder lezen, kijken en luisteren
Jeannette van Schaik zingt een aria uit Gijsbrecht van Aemstel.
Repetitiefragment van Gijsbrecht van Aemstel
Sinds 2012 maakt Jan van Maanen de zogenaamde Wekend Opera’s in Utrecht. In 2015 werd Otello uitgevoerd.