Achtergrond

Het 50e IVC is in volle gang

Deze week wordt in Den Bosch het 50e Internationaal Vocalisten Concours gehouden. De jubileumeditie heeft een wedstrijd voor opera/oratorium en één voor liedduo’s. Place de l’Opera doet deze week verslag van de hoogtepunten in het programma van het concours. Vandaag: de halve finale liedduo.

foto gevelEen liedrecital met de lengte van een stevige Wagner-opera: op papier lijkt dat geen goed idee, maar wie maandag een middag en avond in het Theater aan de Parade in Den Bosch doorbracht, kreeg veel moois te horen. Tien liedduo’s namen deel aan de halve finale van het speciaal voor hen opgezette deel van het Internationaal Vocalisten Concours (IVC). Ieder een halfuur speeltijd, totaal dus vijf uur zang en piano.

Het programma voor de duo’s was door henzelf samengesteld uit de eerder ingediende programmering voor een compleet liedrecital. Nieuw is op het IVC dat het duo als geheel wordt beoordeeld door de jury, met liedcoryfeeën als Elly Ameling en Jard van Nes en beroemde begeleiders als Rudolf Jansen en Graham Johnson. Die beoordeelden apart het verplichte lied dat alle deelnemers op een zelfgekozen plek in hun recital opnamen.

Zo veel mogelijk noten

De dag begon met een workshop onder leiding van Willem Jeths. Hij componeerde het verplichte lied ‘Quale Coniugium!’ (Wat een paar!). Het is gebaseerd op een gedicht van Pé Hawinkels, die schilderijen van Jeroen Bosch als uitgangspunt nam. Jeths wilde geen extreme partijen schrijven en liet bewust vrijheid voor een eigen interpretatie.

Willem Jeths licht zijn werk toe
Willem Jeths licht zijn werk toe

Aan het eind bijvoorbeeld, als de muziek het loslaten van duizenden vogels suggereert, staat in de partituur de aanwijzing om “zoveel noten te spelen als mogelijk is”. Willem Jeths schreef het lied voor vocalist en orkest, maar tijdens de halve finales wordt het op piano begeleid. Voor de beste uitvoeringen van het plichtwerk kent het IVC een speciale prijs, de Dioraphte Award.

Matchpoints voor Schumann

De middag en avond waren gereserveerd voor de liedduo’s. De serie werd geopend door de Française Marie Perbost. Haar openingslied was avontuurlijk, een stuk waarmee de zangeres er vocaal meteen moet staan. De eerste maten, deels a capella, gingen meteen de hoogte in. ‘Sonnenuntergang’ van Ullmann was een mooi begin van haar optreden. De sopraan had gekozen voor verhalende liederen, met ‘La reine de coeur’ van Poulenc als één van de hoogtepunten. Ontspannen, met zichtbaar plezier en met een zeer expressief geluid en dito ogen zorgde ze voor een memorabele opening van de halve finale.

Bariton Michael Wilmering had in de eerste ronde matchpoints gescoord met zijn brede keuze van liederen. Suikerzoete, maar prachtig gezongen Schumann werd toen afgewisseld met het pittige ‘It was a lover and his lass’ van Finzi. Voor deze halve finale waren de keuzes anders: geen Schumann, een andere Finzi én een andere presentatie. De dassen en pakken van Wilmering en zijn begeleider Javier Rameix matchten deze keer niet volledig.

Met ‘Neue Liebe, neues Leben’ van Beethoven stond het optreden vanaf seconde één als een huis. Schuberts ‘Erlkönig’ is wellicht geen originele keuze, maar met de daverende interpretatie die het duo gaf, werd het zomaar één van de hoogtepunten van hun optreden. Wilmering heeft oog voor detail en kan tegelijkertijd de grote lijnen goed hanteren, hij heeft podiumpersoonlijkheid en zingt makkelijk en expressief. Zijn iets mindere programmakeuze voor de halve finale kan wat mij betreft de enige reden zijn voor het latere oordeel van de jury.

Zuinig met medeklinkers

Een jurk die veel liet zien, en dan bedoel ik niet vormen, maar ademhaling. Die zat goed bij het optreden van sopraan Hiltrud Kuhlmann. Ze bracht met haar begeleider een enigszins vlak programma. Haar interpretatie van ‘Quale Coniugium!’ viel vooral op door het ontbreken van veel interpretatie. Bij Debussy was ze zuinig met de medeklinkers, zodat het even duurde voor de taal van het lied te herkennen was.

Mezzo Florieke Beelen heeft het talent om vocaal de aandacht te krijgen, en verdient die aandacht daarnaast ook om haar podiumpresentatie. Ze is zeer aanwezig en blijkt terdege te beseffen dat je je op een podium anders gedraagt dan in het gewone leven. Ze zong het verplichte werk ‘Quale Coniugium!’ zonder partituur en gaf een interpretatie die de vijf – inclusief de workshop van de ochtend – die ik daarvoor hoorde, bijna overbodig maakte.

Drama, verhaal, diepte: haar vertolking had het allemaal. Begeleidster Abigail Richards nam de ruimte de piano een sterk karakter te laten zijn in het lied. Als er iets te wensen was in het optreden van het duo, dan zou het voor mij een licht accent zijn, maar Abigail Richards en Florieke Beelen waren in mijn oren en ogen absoluut finalewaardig. En dat vond de jury ook.

Sebastian Seitz was één van de jongere deelnemers. De Duitse mooiboy toonde lef met een Möricke-lied van Hugo Wolf als opener en het dadaïstische ‘Neues Märchen’ van Moritz Eggert, wat later in zijn set. Zijn vederlichte bariton lijkt nog het zware fundament te missen, alsof zijn stem niet genoeg in zijn lijf was gezakt.

Poster van het eerste IVC in 1954
Poster van het eerste IVC in 1954

IJl was haar stem, ijl waren veel van de stukken en ijl was de interpretatie die de Finse sopraan Olga Heikkilä gaf in haar optreden. Ze intoneerde fraai, zong een groot blok Liszt en een mooi segmentje Kaija Saariaho, spiritueel, maar muzikaal erg interessant. Het was licht wat de sopraan deed, in mijn oren soms wat te licht.

De x-factor van de Zwitserse bas-bariton Milan Siljanov – wiens naam Russische roots suggereert – zat hem niet zozeer in de expressie op zijn gezicht maar wel in zijn stem. Bijna brutaal was de opening met ‘Vergiftet sind meine Lieder’ van Liszt. Zijn benadering van twee liederen uit een cyclus Russia cast adrift van Georgi Sviridov was indrukwekkend. De muziek en de sfeer van de liederen deden denken aan Moessorgski. Een prima keuze voor zijn slotlied, ‘Der Feuerreiter’ van Wolf, en zijn vocale kwaliteiten leverden hem, zo bleek later, een finaleplaats op.

Het is eigenlijk te flauw om te zeggen, maar het eerste lied dat de Nederlandse sopraan Ellen Valkenburg zong, leek wel voor haar geschreven. Schubert noemde het – maar al in het voorjaar van 1825 – ‘Ellens Gesang’. Ze stond er, naast begeleidster Andrea Vasi, meteen stevig. Drie Barber-liederen werden gevolgd door lieflijke chansons van Enescu.

In het plichtwerk klonk de piano schril en met sterk aangezette contrasten, waarbij de sopraan een mooie lijn neerzette en met visie zong. De zang van Ellen Valkenburg heeft een trefzekerheid en verzorgdheid die de aandacht lang kan vasthouden. De jury wil haar dat nog eens horen doen in de finale.

Agata Schmidt opende met een merkwaardige keuze. Purcells ‘Music for a while’ voelde zich wel een beetje thuis in de stembanden van de Poolse mezzo, maar helemaal niet onder de klep van de Steinway. De donkere liederen van Liszt erna werden in haar aanpak wat braaf. In mijn oren bleven de ornamenteringen die Jeths schreef in ‘Quale Coniugium!’ wat onderbelicht in de versie van de mezzo. Maar de jury sprak dat juist zeer aan en nomineerde haar voor de Dioraphte Award.

Wonderlijk genoeg eindigde haar optreden in een lachsalvo en met het meest enthousiaste applaus van de dag. Alsof ze al haar kleur, humor en performance voor het laatst had bewaard klonk het stuk van Lutoslawski waarmee ze eindigde heel innemend.

Een lange, lange dag kwam tot een einde bij Eric Jurenas, countertenor uit de VS. Na een lieflijk ‘Silent Noon’ van Vaughan Williams was zijn ‘Quale Coniugium!’ ronduit spannend. Hij speelde volop met intonatie, liet de klinkers hun werk doen en maakte zijn uitvoering tot één van de meer memorabele van de dag. Jurena zingt alsof hij met enige afstand naar zijn eigen, hoge geluid luistert, maar dat houdt ook in dat hij heel gericht zijn stem lijkt te kunnen sturen. Zijn klank was uiterst aangenaam en het ontbereken van parmantigheid maakte zijn optreden ook zeer de moeite waard.

Het Nederlandse lied

Maar liefst tienmaal een origineel Nederlands lied klonk tijdens deze dag. Al was het wel steeds hetzelfde en was het verplicht. Met andere woorden: jammer dat de Nederlanders niet gezocht hebben in het nationale repertoire. De keuze en de originaliteit van de programma’s sprak verder aan, al had er van mij wel meer Brits in gemogen en ontbrak het Italiaans, op een werk van Respighi na.

Een uur of wat na afloop sloot de jury zijn beraad en werd de uitslag van de halve finale liedduo bekend gemaakt door juryvoorzitter Irwin Gage.
De liedduo’s die de finale zingen zijn:
– Sopraan Marie Perbost & pianist Josephine Brault
– Mezzosopraan Florieke Beelen & pianist Abigail Richards
– Bas-bariton Milan Siljanov & pianist Nino Chokhonelidze
– Sopraan Ellen Valkenburg & pianist Andrea Vasi

De genomineerde liedduo’s voor de Dioraphte Award:
– Mezzosopraan Agata Schmidt & pianist Bartlomiej Wezner
– Countertenor Eric Jurenas & pianist Bretton Brown

De komende dagen zijn er volop masterclasses en de finales van de liedduo-wedstrijd op vrijdag en die voor opera/oratorium op zondagmiddag. Meer informatie vindt u op de website van het IVC.

Vorig artikel

Magda Olivero: bijna het eeuwige leven

Volgend artikel

De Munt opent met schitterende Daphne

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.