Achtergrond

Mijn Strauss: Die schweigsame Frau

Richard Strauss componeerde vijftien opera’s. Peter Franken zag er elf meerdere keren in het theater. In een serie kijkt hij terug op memorabele voorstellingen van al die titels. In deel acht: Die schweigsame Frau in Essen.

Scène uit Die schweigsame Frau. (© Matthias Jung)

Dit is één van de minder bekende opera’s van Richard Strauss. Het werk wordt zelden gespeeld. Vooral in de ‘Strauss-Hochburgen’ Dresden, München en Wenen vinden uitvoeringen plaats. Ik had in 2003 al eens een kaartje gekocht voor een voorstelling in Wenen, maar dat reisje ging uiteindelijk niet door. In 2014 kwam er een herkansing in München, een exuberante productie van Barrie Kosky, en een jaar later kwam er verrassend genoeg ook een productie in Essen. Het was weer net als het wachten op een tram.

Die schweigsame Frau stamt uit 1935 en volgde kort op Arabella, de laatste opera waarvoor Hugo von Hofmannsthal het libretto schreef. Het verhaal gaat terug op de komedie The Silent Woman van Ben Jonson uit 1609. Normaal staat bij Strauss de muziek voorop, maar hier is het libretto van Stefan Zweig, Strauss’ nieuwe tekstdichter, erg dominant.

Het werk, Strauss’ elfde opera, wordt gekenmerkt door ‘de vredige rust van een exploderende matrassenfabriek’: alle opgewonden gespreksscènes en het gekibbel uit Rosenkavalier, Ariadne en Arabella lijken erin te zijn samengebracht. De leidende sopraan Aminta heeft geen echte aria of een lange monoloog, zo kenmerkend voor de liefdevolle benadering van Strauss voor zijn vrouwen. Aminta heeft bij vlagen meer weg van Fiakermilli uit Arabella dan van bijvoorbeeld Zerbinetta.

Het verhaal is betrekkelijk eenvoudig en doet denken aan Don Pasquale. De overeenkomsten zijn een rijke oude man, een neef die zijn erfenis dreigt mis te lopen en een jonge bruid die zich direct na het huwelijk ontpopt als een furie. In Strauss’ opera gaat het om de gepensioneerde admiraal Sir Morosus, een cholerisch persoon die zijn naam alle eer aandoet, gelet op de betekenis van ‘morose’ in het Engels. Hij kan geen geluid meer verdragen sinds hij als jonge matroos met kruitkamer en al de lucht in is gevlogen. Zijn oren zijn nooit hersteld van deze klap en sindsdien verdraagt hij alleen nog maar het lawaai dat hij zelf maakt.

Als zijn verloren gewaande neef Henry plotseling opduikt als beroepszanger, met in zijn gevolg een complete Italiaanse operatroupe, onterft hij hem ter plekke wegens zijn onwaardige beroepskeuze en het veroorzaken van lawaai. Hij geeft zijn barbier opdracht een jonge, stille, ingetogen vrouw voor hem te regelen. Daarmee krijgt zijn vermogen een toekomstige bestemming en raakt hij en passant van zijn praatgrage huishoudster af.

De barbier zet een schijnhuwelijk met Aminta in scène, de vrouw van de onterfde neef. Dit wordt gevolgd door een kortdurende periode waarin Morosus door zijn nieuwe vrouw wordt geterroriseerd. Vervolgens schiet de barbier te hulp en laat tijdens een schijnproces het schijnhuwelijk ontbinden. De opgeluchte Morosus neemt zijn neef weer in genade aan, ook al is hij door hem en diens vrouw voor gek gezet.

Zweig heeft ongeveer 20.000 woorden nodig voor alle verwikkelingen en dat is rijkelijk veel. Je moet als regisseur echt van goede huize komen om het publiek te kunnen boeien, temeer daar Strauss muzikaal duidelijk te kampen had met een inzinking toen hij deze opera schreef. Lyrische passages zijn er nauwelijks, het is vooral veel herrie op het toneel.

Scène uit Die schweigsame Frau. (© Matthias Jung)

Regisseur Guy Joosten en decor- en kostuumontwerper Johannes Leiacker hebben er in hun productie voor het Aalto-Musiktheater alles aan gedaan om van Die schweigsame Frau een onderhoudend theaterspektakel te maken.

De woning van Morosus werd geduid door een deur links en rechts op het podium. De achterwand vertoonde een groot gat, dat moest herinneren aan de explosie die Morosus indertijd zijn gehoortrauma had bezorgd. Om het beeld op te roepen dat de voormalig zeeman in afzondering leefde, was in plaats van een normaal interieur een tropisch eiland in de woning nagebouwd. Cactussen, zand, beelden van de omringende zee, een fles met een briefje, een grote kist om in te leven, aftandse kleren, een schoen rechts en een slipper links: het decor toonde de eenzame soberheid van een schipbreukeling.

De praatgrage huishoudster liep er aanvankelijk bij als een impressie van een papegaai. Regelneef Schneidebart, de barbier, droeg een hardgeel kostuum. Ook neef Henry en zijn operatroupe waren kleurrijk uitgedost, met Isotta als een Amy Winehouse-lookalike. De verdere effecten waren goed gedoseerd, neigend naar camp: felrood licht bij een romantische passage, een maanrandje op de achtergrond te zien via het grote gat in de wand, veel hartjes en ga zo maar door.

Franz Hawlata vertolkte net als eerder in München de rol van de cholerische admiraal. Het is, naast Ochs, één van zijn paraderollen aan het worden. De rol is hem op het lijf geschreven en met name in de lyrische passages blijkt dat hij vocaal nog goed kan meekomen.

Julia Bauer als Aminta deed haar faam als lichtvoetige coloratuursopraan alle eer aan. Haar Zerbinetta is om in te lijsten en ook met Aminta wist ze raad. Toch merkte ik dat zelfs bij deze wendbare zangeres de grenzen van het haalbare werden bereikt in de scène waarin ze – gespeeld – volledig door het lint gaat. Krijsend ruziemaken en mooi zingen gaan maar tot een bepaald punt samen. Maar dat komt voor rekening van Strauss en meer nog van Zweig met zijn teveel aan tekst.

De derde hoofdrol – de barbier Schneidebart – kwam voor rekening van Martijn Cornet. Hij kweet zich voortreffelijk van zijn taak; wel even in de problemen met een paar erg lage passages, maar verder uitstekend. Veel van zijn zing-zegtekst was teruggebracht tot gewoon spreken en dat maakte de invulling van deze rol minder geforceerd. Een mooi roldebuut.

Christina Clark (Isotta), Liliane de Sousa (Carlotta) en Marie-Helen Joël (huishoudster) namen de overige vrouwenrollen voor hun rekening. Neef Henry werd vertolkt door de Australische tenor Michael Smallwood. Hij kwam met name goed tot zijn recht in de schitterende passage aan het einde van de tweede akte, wanneer hij zijn oom verzekert dat deze snel van de furie Timidia verlost zal zijn.

De Essener Philharmoniker stond onder leiding van Martyn Brabbins.

Vorig artikel

Operahuizen Wenen en Zürich openen weer

Volgend artikel

Raad voor Cultuur publiceert advies BIS

De auteur

Peter Franken

Peter Franken