AchtergrondInterviews

45 jaar opera zingen is niet genoeg

Alt Johanna Dur staat al 45 jaar op het operatoneel. Eerst twee decennia bij de Munt in Brussel, nu alweer ruim twintig jaar in het Koor van De Nationale Opera in Amsterdam. Tijdens de lockdown ondervond ze, tot haar eigen verrassing, dat het niet genoeg is geweest. ‘Ik kan niet zonder zingen.’

Johanna Dur: ‘Ik zing al 45 jaar op professioneel niveau, maar in de lockdown merkte ik ineens: het is niet genoeg geweest.’ (© De Nationale Opera)

Johanna Dur heeft twee grote passies: zingen en paarden. Sinds 1991 smelten die passies vrijwel iedere zomer samen als ze met haar twee paarden naar Bayreuth afreist. ’s Avonds zingt ze de koormuziek van haar lievelingscomponist Richard Wagner in producties van de beroemde Bayreuther Festspiele, overdag geniet ze, met de paarden, van de prachtige Beierse natuur.

Johanna volgde onlangs een opleiding tot paardencoach, gericht op het zogenoemde paardenspiegelen. ‘Ik leer elke dag van paarden’, vertelt ze. ‘Paarden zijn zichzelf, in het hier en nu. En hun verbinding onder elkaar is zó diep; dat kunnen ze aan ons laten zien. Ze kunnen ons een spiegel voorhouden. Hoe subtiel kan ik de ander lezen? Hoe sta ik tegenover mezelf? En hoe kom ik over? Bij een paard kun je niet liegen.’

Toen vorig jaar de coronacrisis uitbrak en de vooruitzichten voor de culturele sector steeds somberder werden, speelde Johanna met de gedachte om vroeger met pensioen te gaan en haar opleiding tot paardencoach actiever in te zetten. ‘Ik vond de lockdown heel erg moeilijk. In eerste instantie dacht ik: we doen het voor elkaar, en iedereen doet het. Maar toen wij op slot bleven – terwijl anderen open mochten – was dat heel pijnlijk. Het was bizar om over het lege toneel van Nationale Opera & Ballet te lopen en te bedenken dat we daar begin 2020 voor het laatst stonden, in Nabucco, met z’n allen op een kluitje.’

Hoe moeilijk de lockdown ook was, Johanna ontdekte juist daardoor dat een vervroegd pensioen geen optie kón zijn. ‘Ik kan niet zonder zingen. Ik zing al 45 jaar op professioneel niveau, maar in de lockdown merkte ik ineens: het is niet genoeg geweest. Het was fijn om te ontdekken dat ik het vuur nog in me heb. Al was het daardoor nog pijnlijker dat we niet konden optreden.’

Lawaai

Als je het DNA van Johanna Dur onder een microscoop zou leggen, zou je muzieknoten zien. Ze komt uit een gezin met zes kinderen en op één na zijn ze allemaal professioneel musicus geworden. Eén pianist, vier zangers.

‘Ik ben geboren in Bergen op Zoom, maar op mijn achtste verhuisden we naar België. Mijn ouders werkten voor een kledingfirma die naar België uitbreidde’, vertelt Johanna. ‘Ik voel me Belgisch. Eigenlijk had ik nooit gedacht dat ik terug naar Nederland zou gaan.’

‘Toen hoorde ik op de radio de eerste akte van Parsifal
en wist ik weer: dáárom doe ik het’

Iedereen in het gezin Dur (drie jongens, drie meisjes) zong. ‘Mijn vader zei weleens: misschien had ik jullie beter op ballet kunnen doen, dan was er minder lawaai in huis geweest. Zangers zijn exuberante mensen, die maken altijd lawaai. Zingen was onderdeel van wie we waren. Je ging naar een koor, je ging naar de muziekschool: dat hoorde er gewoon bij. Voor mij voelde het nooit als iets wat ik eigenlijk niet wilde doen.’

Zelfs Johanna’s muzieksmaak was van begin af aan geheel klassiek gekleurd. ‘Mijn jongste broer en zus hebben wel een fase gehad dat ze andere muziek luisterden, maar dat had ik nooit.’ Tot op de dag van vandaag is Johanna verknocht aan klassieke muziek. ‘Het is me wel een keer gebeurd dat ik in de auto naar Bayreuth zat en dacht: waarom doe ik dit eigenlijk? Elk jaar mijn zomer opofferen voor de muziek… Maar toen hoorde ik op de radio de eerste akte van Parsifal en wist ik weer: dáárom doe ik het. Wagner is iets bijzonders. Maar ik houd ook van barok en ben gek op countertenoren. Ik kan wild worden van iemand als Philippe Jaroussky.’

Legendes

Als tiener belandde Johanna in een operettekoor. De dirigent was tevens assistent bij het BRT-radiokoor en nodigde haar direct uit om auditie te doen. Vijf jaar lang zong ze in het koor, terwijl ze ondertussen haar conservatoriumstudie in Brussel afrondde. ‘Ik was nog heel jong en zong al op de radio. Dat vond ik wel bijzonder.’

Na de BRT werd Johanna lid van het koor van de Munt in Brussel. ‘Dat was in het tijdperk van Gerard Mortier. Hij wilde het koor uitbreiden en voegde in één keer dertig jonge mensen toe. Mijn jongste broer en een jonger zusje zongen ook in het koor.’

‘Het waren gouden tijden’, vervolgt Johanna. ‘Aan geld geen gebrek. Ik heb met grote sterren als Montserrat Caballé, Jessye Norman en Christa Ludwig opgetreden. Je werd gevoed door de kennis van zulke mensen. Maar het mooiste vond ik om achter de legendes te kijken. Hoe ze waren als mens. Of ze grappig waren. Of ze het koor zagen staan.’

‘Deze twee jongens zijn heel verschillend,
maar allebei heel erg goed’

Johanna kon als koorlid voor een prikkie voorstellingen in de Muntschouwburg zien (als ze zelf niet zong) en voelde zich als een kind in een speelgoedwinkel. Of het haar verwend heeft gemaakt? ‘Als ik heel eerlijk ben, ben ik wel geneigd om te zeggen dat het vroeger beter was. Maar destijds was ik jong en in zekere zin ‘euforischer’. Zo van: wow, dat zijn de grote namen. Nu luister ik veel kritischer. Dat maakt veel uit.’

‘Ik heb vroeger nog met pa Viotti gewerkt. Nu wordt zijn zoon Lorenzo Viotti bij ons chef-dirigent. Als ik hem en ook Andrea Battistoni zie, moet ik zeggen: ze worden toch weer geboren. Het houdt niet op. Deze twee jongens zijn heel verschillend, maar allebei heel erg goed.’

Niet Nederlands

In 1998 deed Johanna Dur iets wat ze niet voor mogelijk had gehouden: ze verliet de Munt én ze verliet België. ‘Er gebeurde op dat moment veel bij de Munt. Antonio Pappano ging weg – met hem had ik altijd heel leuk contact – en onze koordirigent ging terug naar Basel. Door alle veranderingen vroeg ik me af of ik misschien ook verder moest gaan kijken.’

Johanna deed auditie voor de operakoren in Zürich, München en Amsterdam. De Nationale Opera belde nog op dezelfde dag van haar auditie op dat ze kon komen. Onder de toenmalige koorchef Winfried Maczewski begon Johanna een nieuw hoofdstuk in haar leven.

‘Nederland heeft mij volwassener gemaakt’

‘Het eerste jaar dacht ik: wat heb ik gedaan? Ik voelde me zó niet Nederlands. De Amsterdamse mentaliteit, vooral de manier waarop met de leiding werd omgegaan, was helemaal nieuw in mijn leven. Ook werd bij DNO op een heel andere manier theater gemaakt. Het heeft best een tijd geduurd voordat ik daaraan gewend was en me kon settelen. Het contact met collega’s heeft me daarin het meeste geholpen.’

‘Voor mijn eigen persoonlijke vorming was de overstap goed. De Belgische mentaliteit is toch dat je je voegt naar wat gegeven is. In Nederland vindt men dat je het recht hebt om van je te laten horen. Dat heeft mij volwassener gemaakt. Je kunt zijn wie je bent.’ Ze voegt toe: ‘Inmiddels voel ik me meer Nederlander.’

Slaaf

Johanna Dur zong onder meer bij de Bayreuther Festspiele solorollen, zoals hier in Die Walküre in 2000.

Johanna Dur werd lange tijd gecoacht door Aafje Heynis. ‘Zij heeft me vocaal gered. Ze heeft met mijn stem gewerkt en me heel veel bijgebracht’, vertelt de alt. Daardoor kwamen ook solorollen in beeld. Johanna zong solopartijen bij onder meer het Grand Théâtre de Genève, de Opéra Royal de Wallonie, de Munt en de Bayreuther Festspiele. Ze bracht haar kooraanstelling in Amsterdam zelfs een paar jaar lang terug tot partttimeniveau om haar werk als soliste ruimte te geven.

‘Op een gegeven moment liep ik met mijn ziel onder de arm door Genève en vroeg ik me af: word ik hier gelukkig van? Niet echt. Daarom heb ik uiteindelijk gekozen voor iets waar ik me als beestje veiliger voel. Sindsdien zing ik weer fulltime in het DNO-koor.’

‘Ik ken veel solisten en heb gezien dat je vrijwel alles moet opofferen om een carrière te hebben. Soms lijk je bijna slaaf van je eigen stem. Dat had ik er niet voor over gehad – als ik het al in me had gehad om het als solist te maken. Maar ik kan terugkijken op een paar mooie producties. Ik heb nergens spijt van.’

Samen

Eind april nam het Koor van DNO afscheid van chef-dirigent Ching-Lien Wu. Hoe ziet de perfecte opvolger er volgens Johanna uit? ‘Een combinatie van Ching-Lien, van wie ik heel erg fan ben, Martin Wright, haar voorganger, en Werner Nitzer, mijn dirigent toen ik bij de Munt zong. Je moet de fantasie hebben om mensen die vaak al heel lang in het vak zitten geanimeerd te houden en je moet het vocale gereedschap en de knowhow hebben om je product tot het hoogste niveau te brengen. Een goede dirigent inspireert je om je ziel en zaligheid aan hem of haar te geven.’

Een goede koorzanger is in Johanna’s ogen iemand die zich soepel opstelt, kritisch naar zichzelf kijkt, goed omgaat met zijn eigen stem, nieuwsgierig blijft en inziet dat het werk samen gedaan wordt. ‘Je kunt niet de dirigent voor alles verantwoordelijk houden.’

Je doet het samen. Dat is iets wat Johanna in de werksfeer bij de Munt heel nadrukkelijk meekreeg en waar ze steeds meer waarde aan is gaan hechten. De paarden en hun onderlinge verbondenheid inspireren haar daarbij.

‘Het doel van dirigenten en ook regisseurs is om mensen zo te verbinden dat ze één doel hebben en daar samen voor gaan. Dirigeren is niet alleen technisch en een regisseur zou niet als een functionaris moeten rondlopen. Het gaat om meer. Ze moeten je inspireren om dat te geven wat je in je hebt. Als die verbinding ontstaat, dat gevoel dat je het allemaal samen doet, dan gebeurt er zoiets moois!’

Het Koor van DNO is vanaf seizoen 2021/2022 weer regelmatig op het toneel van Nationale Opera & Ballet te bewonderen. Zie voor meer details over het nieuwe seizoen de website van De Nationale Opera.

Vorig artikel

Orkest doet huiveren in Matinee-thrillers

Volgend artikel

Cité de l’Opera: Nino, Louis en Plácido

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.