AchtergrondCD-recensies

Discografie: Cavalleria Rusticana/Pagliacci

Arthaus Musik voegde onlangs een nieuw opname toe aan de eindeloze reeks Cavalleria Rusticana’s en Pagliacci’s. Het zegt veel over de populariteit van deze ultieme verismo-operaatjes. Basia Jaworski zoomt in een discografie in op diverse bijzondere opnames van de werken.

Leoncavallo en Mascagni.

Het is ondoenlijk om alle opnamen van Cavalleria Rusticana en Pagliacci te bespreken. Ik ken ze ook niet allemaal, vandaar dat ik me alleen tot een paar bijzondere – wat niet noodzakelijk de beste betekent – zal beperken.

Cavalleria Rusticana op cd

De première van Cavalleria vond plaats in 1890, drie jaar na Otello en drie jaar voor Falstaff van Verdi. De hoofdrollen werden gezongen door Gemma Bellincioni als Santuzza en haar echtgenoot Roberto Stagno als Turiddu.

Dankzij Edison en zijn uitvinding weten we hoe de eerste Santuzza klonk, want in 1903 had Bellincioni ‘Voi lo sapete o mamma’ op de plaat vastgelegd (SRO 818-2). Wat blijkt? Bellincioni heeft een lichte sopraan, met een makkelijke hoogte, maar met een dramatische kern. Het schijnt dat ze weinig succes had gehad met het toenmalige standaardrepertoire, maar haar presence, haar acteren en interpretatie maakten haar zeer geschikt voor de nieuwe opera’s gecomponeerd in de veristische stijl.

Hoe klinkt een perfecte Santuzza? Je moet power hebben, dat is duidelijk. Ook moet je kunnen acteren, zeker met je stem, want weinig rollen hebben zo veel dualiteit in zich: haar eeuwige jeremiade werkt je op je zenuwen en je wordt er moe van, maar tegelijkertijd is zij meelijwekkend en je hebt met haar te doen. Zoals in het echte leven dus, en dat echte leven moet ook in de interpretatie doorklinken, wat niet bereikt kan worden door alleen maar mooi te zingen.

Vandaar dat de grootste zingende actrices zoals Maria Callas (EMI 5868302) en Renata Scotto (RCA 39500) de beste Santuzza’s hebben opgenomen. Dat zie je ook, als je de lijst met Santuzza’s de revue laat passeren: Giannina Arangi-Lombardi, Zinka Milanov, Eileen Farrell, Elena Souliotis. En Lina Bruna Rasa natuurlijk, de geliefde Santuzza van Mascagni.

Mascagni
In 1940 werd de 50e verjaardag van Cavalleria met speciale opvoeringen in La Scala gevierd, waarna de hele cast de studio in ging om er een opname van te maken. De bezetting was niet beter te krijgen, met naast Bruna Rasa, Benjamino Gigli als Turiddu, Gino Becchi als Alfio en Giulietta Simionanto als Mamma Lucia (merkwaardig genoeg zong Simionato daarna heel vaak de rol van Santuzza).

Het eerste wat in het dirigeren van Mascagni opvalt, is de nadruk die hij op de lyriek en de zangerigheid legt, waardoor de melodielijnen duidelijker naar voren komen. Op geen andere opname klinkt de prelude zo idyllisch en niets duidt op het op handen zijnde drama, wat een schril contrast oplevert met het duet tussen Santuzza en Turiddu. Het drama wordt er alleen maar schrijnender door, intenser.

Gigli was één van de beste Turiddu’s in de geschiedenis: verleidelijk en lichtzinnig, en (sorry, maar het is niet anders) pas met Domingo kreeg hij een waardige concurrent. Want noch Giuseppe di Stefano (te licht), noch Jussi Björling (te aardig), noch Del Monaco (te brullerig), noch Carreras (al komt hij goed in de buurt) konden Turiddu iets van driedimensionaliteit geven.

Merkwaardig genoeg zong Domingo hem niet vaak en niet veel, wellicht voelde hij voor hem te weinig sympathie? Toch gaf hij hem altijd iets van de geloofwaardigheid in de zin van: het is waar, ik deug niet, maar van dat gezeur van Santuzza word je ook niet vrolijk…

Ten tijde van de opname was Bruna Rasa 33 jaar oud en sinds een paar jaar leed zij aan vreselijke depressies. Ook manifesteerden zich bij haar de eerste verschijnselen van een geestesziekte en had zij moeite met het onthouden van de tekst. Toch was er geen sprake van dat iemand anders die rol zal zingen en Mascagni hielp haar zoveel hij kon.

De oorspronkelijke opname verscheen op 2 cd’s bij EMI en was opgevuld met de door Gigli gezongen aria’s uit andere opera’s van Mascagni. Op de heruitgave op Naxos (8110714-15) zijn ze helaas gesneuveld, daarvoor in de plaats heeft men er wat orkestrale preludes en intermezzi uit verschillende opera’s aan toegevoegd, alle uitgevoerd door het Berlijnse staatsoperaorkest onder leiding van Mascagni. Zowel EMI als Naxos beginnen met een korte toespraak door de componist.

Den Haag
Twee jaar eerder, in 1938, haalde de weduwe van Maurice De Hondt Cavalleria samen met Mascagni naar Den Haag. De uitvoering van 7 november werd live opgenomen en is op cd uitgebracht (Bongiovanni BG 1050-2).

De live-opname klinkt nog best prima, zeker voor zijn leeftijd. De toneelgeluiden (inclusief een duidelijk aanwezige souffleur) en het gekuch zijn niet echt storend. De tempi zijn iets sneller dan op Naxos, maar nog steeds behoedzaam.

De bezetting is iets minder spectaculair dan twee jaar later, maar nog steeds heel erg goed. Antonio Melandri is een baritonale Turiddu en Alfro Poli geeft een voortreffelijke gestalte aan Alfio. Uiteraard had Mascagni Bruna Rasa meegenomen en wat zij hier laat horen overtreft alles: zo intens, zo vertwijfeld, zo hartverscheurend heeft geen van de andere Santuzza’s ooit geklonken. Alleen al vanwege haar vertolking is dit bijzondere document van een onschatbare waarde.

Pagliacci op cd

Cavalleria wordt vrijwel altijd aan Pagliacci gekoppeld en dat al meer dan honderd jaar lang. Ook worden ze vaak samen opgenomen en als duo-verpakking gepresenteerd, veelal met dezelfde zangers.

In 1955 nam Maria Callas de rollen van Santuzza en Nedda op. Zoals altijd is ze onweerstaanbaar, al vind ik haar Santuzza iets beter geslaagd dan Nedda. Met de laatste heeft ze duidelijk minder affiniteit, wellicht heeft zij niet zo veel op met overspelige vrouwen?

Haar Turiddu en Canio is Giuseppe di Stefano, mooi van stem maar met weinig profilering van zijn rollen. Fantastisch daarentegen is Tito Gobbi (Tonio) en Serafin dirigeert zeer spannend (EMI 5868302).

Muti
In de opname van Riccardo Muti uit 1987 (EMI 7636502) is José Carreras de ster die beide opera’s verbindt. Voor beide vind ik hem te licht, maar zijn interpretatie van voornamelijk Canio is doordacht en geloofwaardig. Montserrat Caballé is een aardige Santuzza en Scotto een overtuigende Nedda.

Kari Nurmela (Tonio) en Matteo Manuguerra (Alfio) zijn ronduit saai, maar Thomas Allen is een Silvio uit duizenden. Muti dirigeert afstandelijk en onderkoeld.

Domingo
Op het merk Gala (GL 100.564) is een live-opname uit San Francisco uit 1976 verschenen. Zeer de moeite waard vanwege Plácido Domingo, die de beide tenorrollen op één avond voor zijn rekening nam. Interessant ook vanwege de Santuzza van Tatiana Troyanos.

Björling en Cura
Tot slot twee bijzondere opnamen van alleen I Pagliacci op cd. Op de uit 1953 stammende opname onder leiding van Renato Cellini (EMI 5856502) zingt Jussi Björling een memorabele Canio en is Victoria de los Angeles een mooie, al niet helemaal adequate Nedda.

Wat het zo bijzonder maakt, is de bijdrage van beide baritons: Lenard Warren (Tonio) en Robert Merrill (Silvio), dat krijg je niet meer voor elkaar.

Ook de opname die Riccardo Chailly (Decca 4670862) maakte tijdens het Kerstmatinee is zeker het aanhoren waard. José Cura was toen nog veelbelovend en op zijn Canio is weinig aan te merken. Ook de rest van de cast (Barbara Frittoli als Nedda, Carlos Álvarez als Tonio en voornamelijk Simon Keenlyside als Silvio) was bijzonder sterk.

Vesti la giubba
Van ‘Vesti la giubba’, de tenoraria aller tijden, zijn de uitvoeringen niet te tellen. Alleraardigst is een cd van Bongiovanni (GB 1071-20) waarop 23 tenoren uit de schellaktijd hun visie daar op laten schijnen. De allereerste opname dateert uit 1907 (Caruso en de allereerste Canio, Antonio Paoli), de laatste is uit 1944 (Björling). Er wordt in verschillende talen gezongen en het is leuk om te tellen wie wel en wie niet snikt (Paoli doet het wel!).

Cavalleria en Pagliacci op dvd

Het verhaal van I Pagliacci (Leoncavallo schreef zelf zijn libretto, dat volgens zijn eigen zeggen geïnspireerd was op een echte gebeurtenis waarvan hij getuige was toen hij nog een kind was), waarin de realiteit en het theater elkaar beïnvloedden en door elkaar heen liepen, was blijkbaar interessant genoeg voor de filmindustrie.

In 1942 werd het verhaal verfilmd als een deel van een ander verhaal. Canio wordt uit de gevangenis ontslagen, gaat op zoek naar zijn dochter en vertelt zijn levensgeschiedenis aan een jonge componist, die dan ook prompt een opera van maakt.

De echte Canio wordt gespeeld door Paul Hörbiger en zijn ‘opera alter ego’ door Benjamino Gigli. Het is inmiddels op dvd uitgebracht (BCS D0513), in zwart wit en met Engelse ondertitels, maar een beetje kennis van het Italiaans kan geen kwaad – de ondertitels zijn niet altijd goed zichtbaar.

Corelli
Canio was niet de geliefde rol van Franco Corelli en hij zong hem ook niet vaak. In 1954 zong hij hem voor het eerst, in de studio van de Italiaanse televisie. De uitvoering werd toen op een band opgenomen en is onlangs op dvd uitgekomen (Hardy Classics HCD 4016). Hij heeft zijn uiterlijk wat tegen (te knap, te jong), maar daar tegenover staat een interpretatie die alleen een hart van steen onberoerd zal laten.

Mafalda Micheluzzi is, ook optisch, een zeer goede Nedda en met Tito Gobbi haalt men niet alleen een zanger en acteur, maar ook een duivelskunstenaar met duizenden gezichten in huis.

Zeffirelli
Droeviger is het gesteld met de dvd-opnamen van Cavalleria. Ikzelf ken er maar één: de half film/half studio-opname van Franco Zefirelli (DG 0734033).

Het had de ultieme verfilming kunnen zijn, ware het niet dat men Elena Obraztsova de rol van Santuzza liet vertolken. Dat ze al wat ouder is en onaantrekkelijk – alla, het past in het verhaal. Maar haar stem is wobbelig, scherp en haar borstregister pijnlijk voor de oren. Daarbij doet ze aan overacteren, wat van haar een uiterst onsympathieke Santuzza maakt.

Men kan het Turiddu (Domingo op zijn best) niet kwalijk nemen dat hij liever naar Lola (leuke Axelle Gall) kijkt. Let alleen maar op zijn oogopslag en zijn mondhoeken, die spreken boekdelen!

Voor de rest niets dan lof voor deze opname, die (hoe kan ’t toch anders?) gekoppeld is aan Pagliacci, met wederom Domingo in topvorm en een uitstekend acterende Teresa Stratas als Nedda.

Tot slot
Zo’n twintig jaar geleden heeft de Duitse rechter en grote operakenner Dieter Zöchling een boek geschreven over fictieve processen van de moordenaars op de operabühne (ISBN 3784421288). Alle belangrijke karakters uit de desbetreffende opera’s komen voor de getuigenbank, wat voor extra achtergrondverhalen zorgt. Waanzinnig leuk.

Benieuwd naar de uitspraak? Canio werd tot 20 jaar veroordeeld, maar Alfio kreeg maar 3 jaar cel. Men vond dat het allemaal Lola haar schuld was…

Vorig artikel

Flauwe Haydn gered door prachtcast

Volgend artikel

Reisopera herdenkt Vuurwerkramp

De auteur

Basia Jaworski

Basia Jaworski

11Reacties

  1. Steven SURDÈL
    7 mei 2010 at 15:01

    Ter aanvulling op deze leerzame discografie: MIJN van oudsher onomstreden favoriet voor de « Cavalleria rusticana », nl. mezzosopraan Giulietta Simionato (pas 100 geworden!), en nu eindelijk op een DVD die haar ongeëvenaarde acteer- én zangtalent laat zien, tijdens een door de Japanse TV rond 1960 uitgezonden theatervoorstelling, in zwart/wit (kan me niks schelen) en met kleine Japanse ondertitels (kan me ook niks schelen) op het merk VAI. Zie http://www.vaimusic.com/VIDEO/DVD_4422; en voor de smaak vooraf alvast op YouTube. Adembenemend, wat een sfeer…

  2. Kevin
    7 mei 2010 at 15:50

    And let’s not forget Tebaldi who is a superb Santuzza (Decca)! Those melodic lines really soar with her, and Björling/Bastianini.

  3. Pieter K. de Haan
    7 mei 2010 at 16:12

    Giullietta Simionato is helaas afgelopen woensdag 5 mei, een week voor haar honderdste vrjaardag, in haar huis in Rome overleden!

  4. Pieter K. de Haan
    7 mei 2010 at 16:13

    Giulietta met één l natuurlijk. Mijn excuses.

  5. Henk
    8 mei 2010 at 08:48

    Vreemd dat er op deze plaats tot nu toe geen aandacht is besteed aan het overlijden van Giuletta Simionato. Er moet toch een uitgebreide discografie van haar zijn.

  6. Steven Surdèl
    8 mei 2010 at 16:30

    Dat het overlijden van Simionato geen groot nieuws was zal er wel aan liggen dat ze in Nederland alleen bij een beperkte groep kenners bekend was. Datzelfde zal ook gelden voor Magda Olivero die nog niet zolang geleden 100 jaar werd, maar die wel in deze rubriek aandacht kreeg. Maar in de Corriere della sera of La Stampa zal Simionato vast de aandacht hebben gekregen die ze verdient; net als op Internet, met al die fragmenten op YouTube.

    En jawel: er is wel degelijk een discografie van Simionato, in de biografie van Jean-Jacques Hanine-Roussel « Simionato. How Cinderella became a Queen », Dallas 1997, nr. 4 in de reeks ‘Great Voices’, met een selectie van haar beste aria’s op een bijgevoegde CD, en oorspronkelijk gepubliceerd in het Italiaans: « Come Cenerentola divenne Regina », Parma 1987.
    (Met liefde en een beetje trots koester ik een opdracht van Simionato voor deze biograaf van haar, die ze schreef op het libretto bij de opera Medea; en wel bij de opname van Milaan in 1961, met Callas in de hoofdrol – op LP natuurlijk.)

    En op internet kunnen haar bewonderaars terecht op die uitstekende Engelse website http://www.operadis-opera-discography.org.uk. Klikken bovenaan op ‘singers’ en U vindt maar liefst 98 opnamen!

  7. Basia Jaworski
    8 mei 2010 at 17:19

    Beste Henk en Steven,

    op Facebook van Place de L’Opera is er heel erg veel aandacht besteed aan Guilietta Simionato.
    Daar vindt u ook veel fragmenten van haar optredens.

  8. Steven Surdèl
    8 mei 2010 at 19:32

    Ik zal er graag naar kijken, mevrouw Jaworski, maar ik zie zo gauw geen vakje met ‘facebook’ waar ik op moet klikken. Dat zal ongetwijfeld aan mij liggen.
    Overigens zag ik op Internet dat er op 5 mei in Dagblad Trouw aandacht is besteed aan het overlijden van Giulietta Simionato. Jammer dat ik dit én de Italiaanse kranten heb gemist.

    Maar het belangrijkste blijft natuurlijk haar muzikale erfenis. Ik zou zo gauw uit mijn hoofd niet weten hoeveel opnamen er van haar zijn bewaard in Il Barbiere di Siviglia, La Cenerentola en Carmen, terwijl ze ook nog eens als Amneris(Aida)en Azucena(Il Trovatore)haar mannetje/vrouwtje stond: de eerste op Cetra-LP, met Caterina Mancini o.l.v. Vittorio Gui in 1951, en de tweede met Callas in Mexico 1950 o.l.v. Guido Picco tot en met een memorabele voorstelling, veertien jaar later, in Moskou o.l.v. Gavazzeni, op diverse piratenlabels. Men zegt dat ze niet de krachtigste mezzo-stem had, maar dat ze er mee kon acteren als geen ander – getuige de door mij hierboven genoemde VAI-DVD van een Cavalleria rusticana.

  9. Basia Jaworski
    8 mei 2010 at 20:26
  10. 28 juli 2018 at 13:36

    Ik vond het, waarschijnlijk nu in 2018 mosterd na de maaltijd, een goed, duidelijk en fijn artikel dat duidelijk blij is met de opera. Spreekt van kennis en liefde voor het (opera)vak.

    Ik ben opgegroeid met Mario del Monaco, Renata Tebaldi, Giuseppe di Stefano, noem maar op, vooral door mijn vader Gigli, en alles wat daartussen zit tot nu, dus Jonas Kaufmann en de helaas voig jaar overleden grootse bariton Dmitri Hvorostovsky. Mijn vroegere favoriet Tito Gobbi kon er ook wat van.

    Stuitte toevallig op dit artikel omdat ik op zoek was naar de zinsnede ‘Ebbene’ (en het vervolg) uit de opera I Pagliacci van Leoncavallo.
    Trouwens, niks gevonden.
    Bedankt voor het lezen

  11. Leen Roetman
    30 juli 2018 at 21:26

    @Guus: Basia Jaworski heeft talloze discografieën van opera’s geschreven! Meer discografieën, maar ook recensies van CD’s en voorstellingen, kun je lezen op haar eigen blog ‘Basia con fuoco’.