AchtergrondBinnenkortFeatured

Egarr zoekt lef in onbekende Rossini-opera

Maar weinigen zullen Il Signor Bruschino kennen. Richard Egarr voert de komische eenakter van Rossini deze zomer uit met jonge musici van het NJO en de Dutch National Opera Academy. Het is voor de Britse maestro zijn eerste Rossini-opera. ,,Ik wil wat ‘gevaar’ terugbrengen in de manier van uitvoeren.”

Richard Egarr (foto: Marco Borggreve).

Deze week zijn de jonge musici van de Nederlandse Orkest- en Ensemble-Academie (NJO) en de jonge zangers van de Dutch National Opera Academy (DNOA) neergestreken in een school in Apeldoorn voor de laatste voorbereidingen van Il Signor Bruschino, een vroege opera buffo van Gioachino Rossini. Richard Egarr is hun maestro.

Het is de derde zomer dat Egarr bij NJO betrokken is en alweer de vierde keer dat hij met DNOA samenwerkt. ,,Het is altijd leuk om met deze leeftijdsgroep te werken”, zegt hij. ,,Ze zijn nog niet uitgevlogen, ze hebben nog niet tien jaar in een symfonieorkest gezeten en zijn nog niet cynisch. Ze hebben een nieuwe, frisse focus en je kunt veel nieuwe dingen met hen proberen. Het is leuk hen te pushen en uit te dagen.”

Wat zijn de uitdagingen voor hen in Il Signor Bruschino?
,,Het is orkest is niet gewend aan opera. Velen hebben waarschijnlijk nog nooit een opera begeleid. Verder speelden de strijkers voorheen altijd op nieuwere violen. Nu spelen we op oude instrumenten. De eerste dagen was het alsof ze gehandicapt waren… Het is een hele waardevolle ervaring voor hen.”

Wat is Il Signor Bruschino voor een opera?
,,Het is een typische opera buffa, met een heel gecompliceerde plot. Ik ga niet eens proberen het je uit te leggen… Het verhaal heeft ook een duistere kant, net als de sprookjes van Hans Christian Andersen. De partituur is heel licht. Er is geen koper, slechts houtblazers en hoorns. Allemaal heel transparant.”

Is het, aangezien het zo onbekend is, van mindere kwaliteit dan de bekende Rossini’s?
,,Nee, dat denk ik niet. Vooral de ensembles zijn werkelijk geweldig. Er zitten verder twee klassieke aria’s in, waarvan één wel wat van Bellini heeft. Ook zitten er veel Mozart-invloeden in. Eén duet lijkt erg op ‘La ci darem la mano’ uit Don Giovanni. En ook in de diepte van de karakters zie je veel van Mozart terug. Het werk is als het ware een chapeau naar Mozart.”

Waarom hebt u voor deze opera gekozen?
,,Ik weet niet of het mijn idee was, maar we waren aan het nadenken over een geschikt werk toen de suggestie viel om een eenakter van Rossini te doen. Dat was perfect: het heeft de uitdagingen van een grote Mozart-opera, maar is behapbaar. Want hoewel ik al sinds mei met de zangers werk, hebben we nu slechts een dag of acht om het geheel bij elkaar te krijgen.”

U werkt voor de tweede keer samen met regisseur Floris Visser. Bevalt dat?
,,Ja, we werkten vorig jaar samen aan La Clemenza di Tito. Het is fijn een regisseur te ontmoeten waarmee je op één lijn zit. Dat komt niet zo vaak voor…”

De hoofdrolspelers schreven in twee ‘making of’-artikelen hoe verfrissend het was Rossini te zingen onder uw leiding. Wat is zo anders aan uw aanpak?
,,Ik houd van vrijheid voor de zangers. Ze hoeven niet exact op de tel te zingen. Ze moeten zich uiteraard wel bewust van die tel zijn, maar ze hoeven hem niet altijd te volgen. Dáár zit de expressie. Zo werd deze muziek vroeger ook uitgevoerd.

Repetitie van Il Signor Bruschino, met rechts regisseur Floris Visser.

De laatste tachtig jaar is het de trend om alles zo strikt mogelijk uit te voeren. Het is een soort postmoderne houding tegenover muziek, denk ik. Zelfs Wagner en Tsjaikovski worden zo uitgevoerd. Dat terwijl die muziek in de negentiende eeuw veel flexibeler werd uitgevoerd. Ik denk dat het te maken heeft met alle opnames van tegenwoordig en met componisten als Stravinsky, waardoor we altijd denken te moeten spelen wat er exact staat.

Je kunt het ook zo zeggen: voor 1920 keek men horizontaal naar muziek, daarna verticaal. Ik wil graag wat van dat flexibele van vroeger terugbrengen. Wat van het gevaar, van de risico’s. Dat maakt het spannend.”

Il Signor Bruschino is uw eerste Rossini-opera. Gaan er meer volgen?
,,Opera is slechts een klein deel van mijn werk, omdat ik het te veel tijd vind kosten. Maar als ik de kans krijg, wil ik zeker meer Rossini’s dirigeren. Of opera’s van Donizetti of Bellini. Er zijn in die periode, begin negentiende eeuw, zoveel geweldige werken geschreven. En ik vind het heerlijk om met stemmen te werken. Vooral met jonge stemmen.”

Il Signor Bruschino gaat op vrijdag 5 augustus in première in Schouwburg Orpheus in Apeldoorn. Daarna volgen er vijf voorstellingen in diverse plaatsen, waaronder in het Concertgebouw in Amsterdam (8 augustus) en het Konzerthaus Berlin (11 augustus).

Zie voor meer informatie de websites van de Dutch National Opera Academy en de Nederlandse Orkest en Ensemble-Academie.

Vorig artikel

Domingo: 'Ik blijf opera zingen'

Volgend artikel

Palumbo zet de toon in Turijnse Adriana

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.