AchtergrondFeatured

Twee jonge zangers over jonge zangers

Er wordt veel gesproken over opleiding en begeleiding van jong talent. Maar hoe kijken de jonge zangers er zelf tegenaan? Wat doen zij na hun conservatoriumopleiding? Zijn masterclasses en concoursen dé manier om ontdekt te worden? Place de l’Opera vroeg twee jonge zangers naar hun ervaringen, keuzes, wensen en aanbevelingen.

Carolina Luppers: "Er zijn te veel zangers om ze allemaal te kunnen begeleiden, je moet ook een beetje mazzel hebben" (foto: Aisha Zeijpveld).
Carolina Luppers: “Er zijn te veel zangers om ze allemaal te kunnen begeleiden, je moet ook een beetje mazzel hebben” (foto: Aisha Zeijpveld).

Sopraan Carolina Luppers uit Amsterdam en tenor Leon van Liere uit Rotterdam hebben gemeen dat ze begonnen met een andere studie dan muziek. Carolina deed een half jaar ergotherapie, Leon was aanvankelijk op weg bouwkundige te worden.

Carolina Luppers maakte al vroeg kennis met opera. Als elfjarige deed ze mee in een productie van Werther bij De Nederlandse Opera, in een regie van Willly Decker. “Ik wist altijd al dat ik zangeres wilde worden, maar koos aanvankelijk voor een studie ergotherapie, ik wilde vooral een vak leren.”

Op haar twintigste begon ze aan een zangopleiding aan het conservatorium in Utrecht. Ze deed relatief lang over haar studie en switchte na een paar jaar van Utrecht naar Den Haag. “Ik heb, terugkijkend, veel tijd nodig gehad om mezelf te leren kenen en me te ontwikkelen. Die persoonlijke groei was nodig en liep parallel aan mijn zangopleiding.”

Bij Leon van Liere zat een zangopleiding er aanvankelijk helemaal niet in. In het gezin waarin hij opgroeide was niet veel aandacht voor klassieke muziek, maar toen hij als twaalfjarige Luciano Pavarotti hoorde zingen was hij direct een fan. “Ik wist toen nauwelijks dat het opera was wat Pavarotti deed, maar zo wilde ik ook zingen. En toen ik uiteindelijk van bouwkunde in Delft overstapte naar het conservatorium in Rotterdam wist ik nog niet veel van klassieke muziek.”

Conservatorium

Carolina kijkt tevreden terug op haar conservatoriumopleiding. “Er waren ook andere vakken, maar ik had zeker het gevoel dat ik genoeg zang kreeg. Ik kan niets bedenken dat ik niet nuttig of leuk vond. Ik genoot van het leren. Ik ben eens begonnen aan een teaching degree (minor), maar lesgeven is niet waar mijn talent ligt.”

“In de masterperiode, die ik in Den Haag deed, had je meer ruimte voor eigen keuzes. Je kon docenten van buiten vragen. Niet onbelangrijk was voor mij dat je in je masterperiode natuurlijk ook zanglessen kreeg. Want als je die zelf moet inkopen is dat heel erg duur. Mijn eindscriptie heb ik gemaakt over de belcantotechniek. Ik heb op mijn eindexamen daarom een aria uit Lucia di Lammermoor gezongen.”

Leon van Liere had het na een paar jaar gehad met de studie bouwkunde en ging naar het conservatorium in Rotterdam. Dat was hem aangeraden omdat de afdeling zang daar wat kleiner was, met meer kans op persoonlijke aandacht.

“Eerlijk gezegd ging ik naar het conservatorium met de gedachte: ik ga kijken wat ik daar kan leren. Ik had toen helemaal geen uitgesproken ideeën over een loopbaan als zanger. Het was daarvoor gewoon een hobby. Ik was heel enthousiast over het zingen en eigenlijk kwam daar tijdens mijn studie de liefde voor de muziek bij. Ik ontdekte Mahler, Strauss en Bach.”

In Rotterdam kreeg Leon les van Frans Huijts, die hem hielp met het vinden van zijn weg. Maar er waren ook vakken die minder rechtstreeks met het zingen te maken hadden. “In mijn eerste jaar kreeg ik ook wereldmuziek. Rotterdam is vrij breed qua opleiding.”

Leon kijkt met gemengde gevoelens terug op zijn master in Rotterdam. “Het leren door middel van onderzoek paste niet goed bij me en het door mij gekozen onderzoeksonderwerp was ook niet ideaal. Ik had persoonlijk meer baat gehad bij praktijkgerichte workshops. Ik was wel erg blij met de masterclasses die we kregen, met onder anderen Rudolf Jansen en Rudolf Piernay. Die heeft Bryn Terfel opgeleid. Ik ben daarna al een paar zomers in Wenen naar de cursus geweest die Piernay daar geeft.”

Voor beiden zat een vervolg van het conservatorium op de Dutch National Opera Academy (DNOA) er niet in. Carolina werd na een eerste auditie eerste reserve, maar uiteindelijk haalde ze de toelating niet. Leon vond de stap te groot. “Ik durfde het niet aan, wist niet of ik er goed genoeg voor was. Achteraf zou het wel nuttig zijn geweest. Ik heb vorig jaar als gast in een productie van DNOA gezongen en dat was, met wat andere zaken, een bepalende gebeurtenis. Opera kwam voor mij ineens een stuk dichterbij.”

Na het afstuderen

Na haar afstuderen in Den Haag besloot Carolina zich bij audities vooral op Duitsland te richten. “Ik was afgestudeerd met een negen voor mijn eindexamen, al speelde dat cijfer verder nooit meer een rol, helaas. In die zomer heb ik een website laten maken en ben toen ‘kamikazeachtig’ overal op afgegaan waar ik mocht komen. Ik vond het vooral heel erg leuk en spannend: dat reizen, de hotels. Daarnaast ging ik geregeld naar Londen om lessen te nemen bij Nelly Miricioiu.”

Leon deed tijdens zijn opleiding een stage bij het Groot Omroepkoor, dat daarvoor een special programma heeft. Hij schreef zich in bij Pollock Artists Management en dat leverde werk op, met name in oratoria. Sinds die tijd heeft hij zeer geregeld engagementen, met name in het oratorium.

Leon van Liere: "Ik had wel meer willen horen over hoe je zelf een loopbaan vormgeeft."
Leon van Liere: “Ik had wel meer willen horen over hoe je zelf een loopbaan vormgeeft.”

Carolina ging in Duitsland agentschappen af en auditeerde daar. “Die audities zijn massaal. Je komt er met honderd andere mensen. Die moeten allemaal 40, 50 of 80 euro neerleggen om te mogen auditeren. Op een bepaald moment heb ik zelf de grens gesteld, niet meer dan 40 euro, anders ging ik niet.”

“De omstandigheden met reizen, slecht slapen en vertragingen zijn zwaar, maar dat was ook uitdagend. Ik ben een keer met flink wat moeite naar een auditie van de operastudio van de Opéra National in Parijs gereisd. Ik was gepland aan het eind van de middag, dat liep uit. Uiteindelijk kreeg ik na een lange dag wachten dertig seconden en toen was het: ‘Merci’.”

Na een jaar in Duitsland auditeren werd ze uiteindelijk aangenomen door een Duitse agent in Berlijn. “Ik dacht: yes! Maar van dat bureau heb ik verder niks meer gehoord.”

“Terugkijkend op die periode ben ik toch heel blij dat ik het heb gedaan. Ik heb er veel van geleerd, al denk ik ook dat het niet de weg is. Maar je moet vooral gaan. Je wordt er nuchter van en die ervaring is nuttig.”

Concoursen

Carolina gelooft wel in het nut van concoursen, ook voor haarzelf. “Ik ben erover aan het denken om me voor enkele in te schrijven. Ik moet niet te lang wachten, want er zijn bovengrenzen aan de leeftijd voor deelname. Ik had daar eerder niet helemaal het vertrouwen voor, maar nu zou ik wel een poging wagen.”

Ook voor Leon is het al vrij laat, maar er zijn ook concoursen waar andere leeftijdsnormen gelden. “Het zou een weg kunnen zijn, net als gericht auditeren voor gezelschappen.”

Coaching

Beiden volgen nu lessen bij ervaren coaches. Leon heeft Raymond Modesti als docent, Carolina reist geregeld naar Zuid-Limburg voor docente Gemma Visser. Ze heeft ook lessen gevolgd bij Ira Siff en wordt nu gecoached door Peter Nilsson.

Afwijzing

Carolina zegt over haar ervaringen met afwijzing: “Ik heb geleerd om bij afwijzing te denken: ik was er niet klaar voor. Ik heb door al die ervaringen nu eerder het gevoel dat het niet aan mij ligt. Ze willen je niet of eigenlijk geldt vaak dat ze gewoon niet op zoek zijn naar jou.”

“Ook die meningen zijn subjectief. Ik kreeg soms te horen dat ik meer moest communiceren, terwijl ze dat op andere plekken juist uitstekend vonden. Het is hard, maar dat is het tegenwoordig ook als je economie hebt gestudeerd. Ik denk nu: what you see is what you get.” Lachend: “Sinds ik dat denk heb ik meer succes.”

Leon zegt van zichzelf dat hij niet goed tegen afwijzingen kan. “Ik ben gevoelig voor kritiek en onthoud negatieve recensies heel goed. Toen het me een keer gebeurde begreep ik de kritiek wel, maar het deed toch zeer. Ik merk nu dat hoe meer ik ‘lekker’ ga zingen, met mijn warmte, met mijn hele stem, hoe meer positieve feedback er komt. Het is simpel, van lekker zingen krijg ik zelf ook veel meer plezier.”

Suggesties

Carolina zegt nuchter: “Er zijn te veel zangers om ze allemaal te kunnen begeleiden, je moet ook een beetje mazzel hebben. Maar er zijn mede door de bezuinigingen te weinig goede instellingen als de Orfeo Foundation of DNOA. Of de Opera Studio, maar die is dus wegbezuinigd.”

Leon denkt dat er in de opleiding in Rotterdam wel meer aandacht zou kunnen zijn voor opera, al in de bachelorfase. “Ik had ook wel meer willen horen over hoe je zelf een loopbaan vormgeeft. Ik ga de laatste tijd vaker naar opera-uitvoeringen, en daar gaat flink wat geld in zitten. Er zijn soms speciale mogelijkheden voor jonge bezoekers, maar kaarten zijn gewoon duur. Al kan ik die als zzp-er, net als de auto die ik sinds enige tijd heb, opvoeren als bedrijfskosten.”

Aan het eind van haar verhaal trekt Carolina haar eigen conclusie: “Als ik op een podium sta, dan weet ik het weer: hier doe ik het voor.”

Vorig artikel

Reisopera opent met Tristan und Isolde

Volgend artikel

Volumineuze Holländer vult De Doelen

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.