BuitenlandFeaturedOperarecensie

Lady Macbeth triomf voor Mariss Jansons

De enscenering was adembenemend, de cast fantastisch, maar de triomf was voor Mariss Jansons, de breekbare maestro die men had weten over te halen om Lady Macbeth van Mtsensk bij de Salzburger Festspiele te dirigeren. Een ovationeel applaus was zijn beloning.

Evgenia Muraveva als Katerina. (© Salzburger Festspiele / Thomas Aurin)

Waar de aandacht in Salzburg dit jaar vooral uitging naar Aida met Anna Netrebko in de titelrol en naar La clemenza di Tito in de regie van Peter Sellars, zou men bijna vergeten dat er ook nog een onvervalste Russische kraker op het programma stond: Sjostakovitsj’ Lady Macbeth van Mtsensk. Clemenza komt komend seizoen naar Amsterdam, Lady Macbeth jammer genoeg niet. Het is een productie die een groter publiek verdient dan de toeschouwers die de vijf voorstellingen in Salzburg bezochten.

Lady Macbeth ging in 1934 in première, ten tijde van de Grote Terreur die Stalin had ontketend om zijn absolute heerschappij te cementeren. Aanvankelijk werd het werk enthousiast ontvangen, maar nadat de dictator het in 1936 had bezocht, verscheen er prompt een artikel in de Pravda waarin het werk de grond in werd geboord. De recensent, wellicht Stalin zelf, sprak van chaos in plaats van muziek. Daarna was het gedaan met Lady Macbeth en het zou meer dan twintig jaar duren voor de opera een comeback zou maken.

Het libretto is gebaseerd op een verhaal uit 1865 van Nikolaj Leskov. De gebeurtenissen spelen zich dus af in de tsaristische tijd, maar dat neemt niet weg dat Sjostakovitsj er wellicht wat eigentijdse kritiek in heeft willen verwerken. Regisseur Andreas Kriegenburg gaat hier echter volledig aan voorbij. Hij toont ons een fatale geschiedenis, beginnend met seksuele frustratie en eindigend in moord en doodslag. Het doet sterk denken aan een film noir, zoals The postman always rings twice uit 1946.

Kriegenburg en zijn team situeren de handeling in een woonkazerne van het type dat vanaf het einde van de jaren vijftig overal in de Sovjet-Unie werd gebouwd, zogenoemde chroetsjevskaya’s. We zien de binnenplaats van een hoog gebouw in slechte staat. De balkons brokkelen af, het ruwe beton vertoont sporen van rot. Links en rechts zijn in de gevels grote, halfopen dozen verwerkt, die kunnen uitschuiven en dan enigszins bungelend een specifiek scènetoneel vormen. Links is dat veelal Katerina’s slaapkamer, rechts een kantoorruimte en later het politiebureau.

Bij aanvang loopt Katerina als een gekooid dier in haar slaapvertrek rond, in een onderjurk. Ze zingt over haar onvervulde leven; niets te doen en ook nog eens een impotente man. Haar bestaan is uitzichtsloos. Als ze een kind had, zou ze haar leven tenminste nog enigermate inhoud kunnen geven, maar dat wordt haar ontzegd.

Hoezeer er sprake is van seksuele frustratie, blijkt onomstotelijk na haar worstelpartijtje met Sergej, de eerste man met wie ze naar alle waarschijnlijkheid echt lijfelijk contact heeft gehad. Plotseling denkt ze overal in de woonkazerne copulerende koppels te zien, op de trappen, de balkons, pal voor haar neus. Die spanning wijkt niet uit haar lijf en maakt haar kort daarop een gemakkelijke prooi voor de womanizer Sergej.

Sergej en Katerina vormen vanaf dat moment een levensgevaarlijk koppel. Hij is een golddigger die niet van vrouwen af kan blijven, zij een vrouw die zich vastklampt aan de eerste de beste man die haar bevredigt en haar kans lijkt te zijn op een vervuld leven. Als daar iemand tussenkomt, moet die dat met de dood bekopen. Zo wordt eerst haar schoonvader vergiftigd en later haar echtgenoot gewurgd. En aan het slot van haar lijdensweg vermoordt Katerina en passant nog even Sonyetka, die haar niet alleen haar kousen, maar ook Sergej heeft afgetroggeld.

Scène uit Lady Macbeth van Mtsensk. (© Salzburger Festspiele / Thomas Aurin)

Sjostakovitsj laat de toeschouwer alle personages zien door de ogen van Katerina. Zodoende kunnen die rekenen op weinig sympathie, terwijl Katerina heel lang uit de wind wordt gehouden. Iets dergelijks is ook het geval met Medea, die het bij menigeen pas echt verbruit als ze haar kinderen vermoordt. Katerina is weliswaar een moordenares, maar zij is onze moordenares. Denk ook aan een situatie als in de film Witness for the prosecution.

Men zou zich kunnen voorstellen dat het personage Katerina model staat voor de getalenteerde Sovjetburger die in de alles verstikkende Stalin-dictatuur geen mogelijkheid tot ontplooiing krijgt. Maar dat is het dan wel zo’n beetje. Het optreden van de altijd dronken priester kan bezwaarlijk worden uitgelegd als eigentijdse maatschappijkritiek. En het politiekorps dat op de hak wordt genomen, staat zo ver af van de Tsjeka dat er door het regiem in redelijkheid geen aanstoot aan genomen kon worden. Maar ja, wat was redelijkheid in die jaren.

Kriegenburg maakt daar overigens een aardig nummer van. Hij laat de agenten breien, haken en borduren. De chef is aan het koken en een ander is bezig het portret van een collega te schilderen. Wat ze zingen, steekt in meligheid de tekst van ‘A policemans lot is not a happy lot’ uit The pirates of Penzance naar de kroon.

Nina Stemme was geveld door een hardnekkige bronchitis, zodat haar understudy Evgenia Muraveva al vanaf de derde voorstelling voor haar moest inspringen. Deze jonge Russische sopraan vertolkte de rol van Katerina Ismailova eerder in het Mariinsky Theater en dat was goed te merken. Ze gaf een overtuigende interpretatie van haar beklagenswaardige personage, waarbij ze vocaal liet blijken de lastige partij tot in alle details te beheersen. Jammer voor Stemme, mazzel voor Muraveva. Typisch een geval van ‘de koningin is dood, leve de koningin’.

Brandon Jovanovich excelleerde als de opportunistische Sergej en Dmitry Ulyanov stal bij wijlen de show als de sadistische Boris Timofejevitsch Ismailov, Katerina’s schoonvader, die maar al te graag zou willen inspringen voor zijn impotente zoon. Andrei Popov gaf amusant gestalte aan de dorpsdronkaard, een vaste waarde in elke Russische opera. De overige rollen (en dat zijn er veel) waren adequaat bezet.

Het Wiener Staatsopernchor, ingestudeerd door Ernst Raffelsberger, leverde een indrukwekkende prestatie en de Wiener Philharmoniker in de bak voegden daar nog eens een dimensie aan toe. Hulde voor al deze musici en vooral ook voor dirigent Mariss Jansons. Dat hij nog lang mag blijven dirigeren.

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Dolora, Ailyn en Diana

Volgend artikel

Hollands Diep brengt Julia & Romeo

De auteur

Peter Franken

Peter Franken