FeaturedOperarecensie

Zürcher Luisa Miller is ‘made in Italy’

De nieuwe productie van Luisa Miller in Zürich draagt op vele manieren het etiket ‘made in Italy’. Er is een trio van sterren (Frittoli, Armiliato en Nucci), een trio van jonge creatievelingen (Michieletto, Fantin en Teti) en een allesovertreffende man in het centrum: Massimo Zanetti.

Leo Nucci als Miller (foto: Suzanne Schwiertz).

We weten uit de brieven die Verdi schreef aan zijn librettist Cammarano dat het genie uit Busetto liever zijn contract met het theater in San Carlo om een nieuwe opera te maken had verbroken. Het was vooral vanwege zijn zelfdiscipline en uit vriendschap met de dichter dat Verdi in 1849 Luisa Miller het leven schonk.

Ik heb zelf nog niet echt een manier gevonden om de vruchten van die inspanningen te kunnen waarderen. De schoonheid van het kwintet aan het einde van de eerste akte is duidelijk, de overeenkomst van La Traviata in de derde akte interessant en de afzonderlijke aria’s van de personages zijn plezierig. En toch, ik zou niet snel een Luisa Miller bezoeken als er geen magnetische namen op het affiche stonden.

In het geval van de productie in Zürich was de cast echter meer dan aantrekkelijk. En – hoewel dat misschien wat nationalistisch klinkt – een topvoorbeeld van ‘opera made in Italy’.

Massimo Zanetti begint steeds meer mijn favoriete dirigent te worden. Wat zo geweldig aan hem is, is niet alleen dat hij met zijn hart dirigeert, maar ook dat hij zoveel begrip heeft van de partituur als een geheel. Een partituur waar hij spanning in blaast en zo de aandacht van de eerste tot de laatste noot vasthoudt. Je luistert naar de muziek en weet dat er iets gaat gebeuren.

En de muzikale grootsheid van Zanetti heeft nog een plus: hij houdt van zang en zangers. Hij volgt hen in plaats van tegen hen in te gaan en hij klapt voor hen na hun aria’s. Onder zo’n leiding schittert de zang als een juwelen.

Na haar fantastische Bohème hier in Zürich, was Barbara Frittoli terug om te huilen en te sterven voor een andere Rodolfo. Ze zette een zeer elegante Luisa neer, met een heldere, gelijkmatige klank, een verbazingwekkende stemcontrole en een sublieme ontwikkeling in haar zang.

Frittoli zingt erg in de hedendaagse Italiaanse stijl, met afwisselend slanke hoge noten à la Mariella Devia en heerlijke laagte in het borstregister. Voor mij ontnam dit sommige passages zoals de cabaletta ‘A brani oh perfido’ soms wat kracht, maar haar stijl is sterk uit één stuk, dus moeten we het nemen zoals het is.

Barbara Frittoli in actie (foto: Suzanne Schwiertz).

De benadering van Fabio Armiliato is het tegendeel: hij houdt ervan tegen zijn noten te duwen en alles te geven, tot hij tomatenrood wordt vanwege alle inspanning. Aan het einde van de eerste akte brak hij zelfs even – al herstelde hij daar wonderbaarlijk van tijdens de pauze, zodat hij de beroemdste aria ‘Quando le sere al placido’ kon zingen en de opera in goede conditie beëindigde.

Voor wat betreft de rol van Miller is het al genoeg te zeggen dat die werd gezongen door de geweldige Leo Nucci, 68 jaar jong en nog altijd in het bezit van een ongelofelijke, flexibele en frisse stem.

Zijn collega Lázló Polgár had daarentegen een avond die niet liet zien waar hij toe in staat is, met hoorbare moeilijkheden in het bereiken van het hoogste register en een nogal bleke vertolking van zijn rol.

Maar groot applaus voor iedereen op het toneel, inclusief de twee jonge Italianen Damiano Michieletto en Paolo Fanti – die tekenden voor een nepmoderne, maar niet storende regie – en de sobere kostuums van Carla Teti. Precies de soort regiestijl die het publiek in Zürich lijkt te waarderen.

Zie voor meer informatie over Luisa Miller of andere producties in Zúrich de website van het Opernhaus Zürich.

Vorig artikel

IOP speelt Aida met weinig zeggingskracht

Volgend artikel

Brownlee verbluft in luchtige Armida

De auteur

Alessandro Anghinoni

Alessandro Anghinoni

2Reacties

  1. Kevin
    21 april 2010 at 08:23

    Love the tomato-reference.

  2. Ted Kremer
    24 april 2010 at 23:13

    Alessandro Anghinoni’s review got it right this time. The Luisa Miller in Zürich was made in Italy. It was a splendid rendition of this Verdi work. Most of the solists, and conductor are Italian. They did their country and its opera tradition proud !

    Contrary to other occasions, I could – surprisingly – agree on just about everything stated in your review. Sole exception being that Frittoli, who gave a good performance and in the higher range was wonderful and moving, did not produce sufficient sound from the middle voice down to the lower range, which made her less audible and dramatic than she could have been. Frustrating, because she gave a remarkable performance and the difference is between “just being good” and “being great”. Also, because, were she unable to produce a good middle voice and the lower range, she could not have done as well as she did in the high register. So we can be sure that it was all there, but she did not show it in this performance.

    T. K., from Zürich