AchtergrondFeaturedInterviewsNieuws

Koetsveld duikt diep in Monteverdi’s wereld

Met een welgemeend ‘Bon giorno, Cavaliere’ begroet ik Krijn Koetsveld. Een paar dagen vóór onze afspraak werd de Nederlandse dirigent, organist en koorleider door de president van Italië geëerd met de onderscheiding ‘Cavaliere dell’Ordine della Stella d’Italia’, oftewel Ridder in de Orde van de Ster van Italië.

Uit waardering voor de wijze waarop Koetsveld zich inzet voor de Italiaanse cultuur, in het bijzonder voor de muziek van Claudio Monteverdi.

De kersverse ridder lacht hartelijk om de begroeting. Het tijdstip van de aankondiging had niet beter gekund: Koetsveld zat midden in de voorbereiding voor drie concerten van Monteverdi’s  meesterlijke ‘Maria Vesper’ uit 1610. Een uitvoering met een bijzonder element: de toevoeging aan het instrumentarium van een speciaal voor de muziek van Monteverdi gebouwd orgel. Het uiterlijk indrukwekkende instrument kan als het tastbaar resultaat worden beschouwd van de liefde die Koetsveld in tientallen jaren aanzette om diep in de wereld van Monteverdi te duiken.

 

 

 

Vanwaar die belangstelling? Koetsveld: ‘Die gaat lang terug. De eerste keer dat ik met zijn muziek in aanraking kwam, was in 1974, toen ik studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daar werden de Monteverdi-weken georganiseerd met als  docenten de toen al befaamde voorlopers inzake de uitvoeringspraktijk van de barokmuziek, zoals Nikolaus Harnoncourt, Gustav Leonhardt, Sigiswald Kuijken en Marius van Altena. Daar hoorde ik voor het eerst over de Maria Vesper, de madrigalen, zijn opera’s. De ‘Orfeo’ sloeg bij mij in als een bom toen ik in het koor mocht meezingen bij de uitvoeringen door de Nederlandse Operastichting onder leiding van Harnoncourt.’

Krijn Koetsveld. Foto:©Uitgeverij Bekking &Blitz

Mijn muziek

In een van de koorrepetities tijdens dat project zongen we het madrigaal ‘Sfogava con le stelle un infermo d’amore’ (Tot de sterren schreeuwde een liefdeszieke man) uit Monteverdi’s vierde boek met madrigalen. Ik dacht: dit is mijn muziek, dit moet ik doen, dit wil ik tot op de naad leren kennen. Ik heb maar één leven, laat ik dat besteden aan de muziek van die tijd. Niet alleen Monteverdi, maar ook Frescobaldi behoort tot mijn grote favorieten.’ De Italiaanse cultuur en taal volgden op de voet doordat Koetsveld tijdens een concertreis in Italië er zijn vrouw leerde kennen.

Claudio Monteverdi, geschilder door Bernardo Strozzi

De levensinvulling leidde onder meer tot de opname van alle madrigalen op twaald cd’s, en van een boek over Monteverdi met als leidraad steeds één madrigaal uit een van de negen bundels. ‘Geniaal vernieuwer. Inspirator voor toen en nu’, luidt de ondertitel. Koetsveld beweegt op spannende wijze heen en weer tussen het verleden en het heden. Hij neemt de vermomming aan van zijn geliefde componist en schrijft als ghostwriter wat Monteverdi beleeft, denkt en componeert. Die hoofdstukken worden afgewisseld met beschrijvingen over het zoeken naar de juiste uitvoeringsstijl van vocale werken, en van de repetities en opnames met het ensemble Le Nuove Musiche. Die madrigalen ontstonden tussen 1587 en 1643 (sterfjaar van Monteverdi). Daarin maakte de componist een grote ontwikkeling door, en oefende hij stevig invloed uit op de stijlverandering in de muziek.

Nieuwe stijl

Koetsveld wijst op de ‘Maria Vesper’ als voorbeeld van de verscheidenheid die Monteverdi in zijn componeren vlocht. ‘Hij mengde de gebruikelijke kerkmuzikale traditie met wereldlijke vormen. In de vijf psalmen kom je zowel zettingen tegen van de tekst in de kerkelijk voorgeschreven zuiver polyfone stijl, als vrije bewerkingen met solo-partijen en passages die uitdrukking geven aan de inhoud van de tekst. Een goed voorbeeld is te vinden in de derde psalm, ‘Laetatus sum’. Tussen die psalmen plaatste hij later concertstukken in de stijl die hij ontleende aan de eerste gezongen theaterstukken uit die tijd. Dat was nieuw.’

‘ In de hymne ‘Ave maris stella’ is de afwisseling tussen wat Monteverdi de ‘prima prattica’  noemde (de ouderwetse eerste manier die de conservatieve componisten huldigden) en de ‘seconda prattica’(de moderne, vrije tweede manier) compleet, inclusief instrumentale tussenstukken, de ritornelli. Monteverdi streefde naar een en al levendigheid en expressie in de muziek. In de opeenvolgende madrigaalboeken is die ontwikkeling goed te horen’, betoogt Koetsveld in zijn informatief verhaal.

De  San Marco in Venezië. Foto: ©Ricardo André Frantz

 

‘De ‘Vespro della Virgine’ was zijn statement toen hij in 1613 zijn intrede deed als organist en maestro di capella van de San Marco kathedraal in Venetië. Alleen al het begin waarin hij de openingsfanfare van de opera ‘Orfeo’ mengt met de strak gezongen zes-stemmige zetting van de gregoriaanse aanroeping ‘Domine ad adjuvandum me’ (Heer, kom mij te hulp)! Voor Venetië voegde hij de concertstukken toe tussen de psalmen. In die stad, een brutale vrijstaat, kon dat. Het is zo briljant hoe hij geestelijk en wereldlijk bij elkaar bracht,’ aldus cavaliere Koetsveld die zijn betoog met enthousiasme op mij afvuurt.

Zoete klank

Maar hoe zit het met dat orgel? Hoe was de uitvoeringspraktijk in de San Marco?

Koetsveld: ‘Monteverdi gebruikte, zo blijkt uit zijn aantekeningen, tenminste vier registers op het orgel dat hem ter beschikking stond. Wat voor orgel, hoe het klonk, weten wij niet, wèl dat hij hield van een zoete (suave) orgelklank. In onze moderne uitvoeringspraktijk gebruiken we een klein orgel met drie, vier registers, in de vorm van een kist. Zo’n kistorgel is een moderne uitvinding. Heel handig, want makkelijk verplaatsbaar. Maar om de lengte van de pijpen te beperken, zijn die van boven gesloten met een soort dekseltje, waardoor je de lengte kunt halveren bij gelijkblijvende toonhoogte. Maar dat verandert het karakter van de klank.  Open houten pijpen, dus op volle lengte, klinken voller en de articulatie van iedere toon is helderder.’

Zijkant van het orgel met leren trekkers van de windvoorziening. Foto: Franz Straatman, ©Place de l’Opera

‘In de praktijk van de oude muziek wordt over alle instrumenten nagedacht, hoe ze moeten klinken, hoe ze bespeeld worden. Behalve over het orgel. Van alle oude instrumenten hebben we legio voorbeelden in musea, maar orgels uit die tijd zijn er nauwelijks. Ik ken er drie, één in Oostenrijk, een in Italië en een in Denemarken. Maar ze zijn zeer verschillend. Ik dacht: we moeten zelf een bij Monteverdi passende klank ontwikkelen. In samenwerking met orgelbouwer Klop, vermaard om zijn kleine orgels en klavecimbels, en met financiële steun van het Nationaal Instrumenten Fonds, zijn we gaan experimenteren met de mogelijkheden van een verplaatsbaar orgel met open, houten pijpen met diverse formaten.  Daar is een ontwerp uit voort gekomen dat door de firma Klop is uitgewerkt. Ook Monteverdi beschikte over een orgel dat verplaatst kon worden, zo blijkt uit een verhuisbriefje toen hij niet kon repeteren in de San Marco en moest uitwijken naar een andere ruimte.’

Het ‘Monteverdi orgel’

Cypressenhout

Koetsveld gaat mij voor naar een flink meubel ter grootte van een ouderwetse buffetkast, rijkelijk beschilderd in barokke stijl. In vakken verdeeld vullen houten pijpen het front. Ze zijn gemaakt van cypressenhout, een zeer harde houtsoort. Bij opening van de zijpanelen zie ik in rijen achterelkaar vijf registers ieder met een eigen klankkarakter: fiffaro (heeft in klank iets weg van de menselijke stem), principal (in moderne orgeltermen prestant), flauto (fluit), voce humana en ottava (synoniem met prestant 4voet).

Vijf rijen pijpen van cypressenhout. Foto: Franz Straatman, ©Place de l’Opera

Een rijtje te lange baspijpen, voor de laagste tonen, bleek niet in de kast te passen, zodat die als een aanhangsel tegen de achterwand zijn gemonteerd. Het hele orgel bestaat uit drie  delen, het bovenstuk met de pijpen, de losse baspijpen en het onderstuk met de windvoorziening. Behalve met een electro-motor kunnen de twee blaasbalgen ook opgepompt worden met leren trekkers. Een zwaar karwei, geeft Koetsveld toe, maar de wind is met die ouderwetse methode stabieler.

Zo trek je wind in de blaasbalg. Een zwaar karwei. Foto: Franz Straatman, ©Place de l’Opera

Optisch bedrog

Zowel stevig als mooi en zoet komt het geluid uit de kast als Koetsveld het manuaal (toetsenbord voor de handen) bespeelt. Het orgel heeft geen pedaal, oftewel een toetsenbord voor de voeten. De fraaie ensemble-klank wordt geëvenaard door de kleurrijke beschilderingen in een stijl die ‘trompe-l’oeil’ (bedrogen oog) heet, oftewel optisch bedrog. Een blauwe edelsteen lijkt spectaculair echt.  Koetsveld: ‘Ik vond uiteindelijk in Italië een decorateur, Michele Barchi, die naar het voorbeeld van altaren en meubels uit die tijd de versieringen kon schilderen.’

 

Edelsteen bedrieglijk echt geschilderd. Foto: .Franz Straatman, ©Place de l’Opera

 

In de uitvoering van de ‘Maria Vesper’ kiest Koetsveld voor de hoge koortoon, oftwel A = 465 Herz, zoals gebruikelijk in de San Marco, en voor stemming in de middentoon, ‘want dan krijg je mooie zuivere tertsen.’Omdat het niet gaat om een liturgische uitvoering laat hij de gregoriaanse antifonen weg. ‘Die passen niet in een concert; dan zou je ook lezingen en gebeden moeten invoegen. In het concert gaat het om de geniale muziek van Monteverdi’.

Die wordt uitgevoerd door het instrumentaal en vocaal ensemble Le Nuove Musiche en het Nieuw Bach Ensemble. Te horen op 9 november in de Joriskerk in Amersfoort, op 10 november in de Martinikerk in Doesburg en op 11 november in de Dominicuskerk te Amsterdam. Steeds om 20 uur.

Het boek ‘Claudio Monteverdi. Geniaal vernieuwer’ en de box met twaalf cd’s met alle madrigalen zijn te bestellen via de website van Le Nuove Musiche.

 

 

 

Verder luisteren, kijken en lezen

Op 2 november was  Krijn Koetsveld te gast bij Ad Nieuwkerk in De Klassieken op Radio 4 . Luister hier het interview en optreden terug. Vanaf 2.19.50

Krijn Koetsveld op het ‘Monteverdi orgel’ en Nuove Musiche  voeren uit het Settimo libro de madrigali  nr. 4. ‘O come sei gentile,’ van Monteverdi uit.

Krijn Koetsveld en Nuove Musiche traden op in Podium Witteman met ‘Dunque, amate reliquie’ van Monteverdi

In 2021 presenteerde Krijn Koetsveld een bijzonder Monteverdi project. Jordi Kooiman schreef er over.

Vorig artikel

La Mascotte brengt Rameau in nieuw jasje

Volgend artikel

Weerstand wordt liefde van Wiard Witholt

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman