CD-recensies

Pelly en Offenbach: twee operettemeesters

De één leefde van 1819 tot 1880, de ander leeft nog steeds. Toch verstaan componist Jacques Offenbach en regisseur Laurent Pelly elkaar haarfijn. Het resultaat: een bonte, kolderieke versie van La vie parisienne. Hip en hups van a tot z.

Laurent Pelly heeft in zijn carrière vele operettes van Offenbach onder handen genomen. In december 2007 voegde hij daar La vie parisienne aan toe, één van de populairste ‘opéra-bouffes’ van de Franse componist. Hij maakte zijn productie voor de Opéra National de Lyon, met de jonge Sébastien Rouland op de bok.

Net als in zijn productie van Orphée aux enfers, die Pelly in 1997 in Lyon maakte en die inmiddels een klassieker is, valt mij op hoe goed het vlotte, geestige brein van de regisseur en de hilariteit en onuitputtelijke energie van de componist samengaan. Ze vormen een geweldig duo.

Pelly heeft het verhaal over een Zweedse baron die van het wilde Parijse leven wil proeven naar het heden verplaatst. Gelikte, drukke decors (Chantal Thomas) en hippe, sexy kostuums (Pelly zelf) doen je regelrecht in het hectische Parijs van vandaag belanden.

Met hier en daar wat aanpassingen aan de tekst kan dat prima: het leven in de Franse hoofdstad is immers niet opgehouden met bruisen. Bovendien houdt Pelly de groteske toon van Offenbachs werk in ere – hij doet er zelfs een schepje bovenop – en laat hij zich sterk leiden door de muziek. Een zeldzaam voorbeeld van een moderne regie die de kracht en kwaliteiten van een oud werk volledig benut.

Noemenswaardig zijn daarbij ook de ballet-intermezzo’s (choreografie: Laura Scozzi). Tegen een eenvoudige maar doeltreffende achtergrond word je door middel van korte, komische sketches een blik in het Parijse nachtleven gegund, naadloos aansluitend bij het wilde feest in de derde akte. Superleuk én functioneel.

De cast is als geheel uitstekend. Voor ieder personage is een geweldig type gevonden en er wordt lustig op los geacteerd.

Vocaal heeft de cast naar mijn idee wat minder om het lijf. Door hun energieke spel verdwijnt de zangkwaliteit soms wat naar de achtergrond of wordt er ongelijk met het orkest gezongen.

Niettemin is er ook muzikaal voldoende plezier te beleven. Heerlijk is bijvoorbeeld de Gabrielle van Marie Devellereau. Met haar felle, zeer overdreven manier van zingen, haar moeiteloze hoge noten en de vele grappige effecten die ze met haar zang creëert, betoont ze zich een actrice in alle opzichten.

Ook Laurent Naouri laat veel vocaal acteervermogen horen als de Zweedse baron Gondremark. Jean-Sébastien Bou zingt een klinkende, zeer muzikale Raoul de Gardefeu en Maria Riccarda Wesseling is met haar zwoele middenregister lekker verleidelijk als Métella.

Het koor is uitmuntend en het orkest speelt onder Rouland weliswaar niet altijd even genuanceerd, maar houdt de hartslag continu hoog. Mijns inziens onmisbaar bij Offenbach.

Vorig artikel

De wereld in 40 operahuizen: São Paulo

Volgend artikel

Armenië wil opera nieuw leven inblazen

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.