Lezersrecensie

Echalaz zingt intense Butterfly in Brussel

In plaats van Lohengrin bracht de Munt in Brussel de afgelopen weken Puccini’s klassieker Madama Butterfly, in een regie van Kirsten Dehlholm en onder leiding van Roberto Rizzi Brignoli. Place de l’Opera-lezer Stefan Caprasse bezocht de productie op 9 februari. Hij doet verslag.

Cio-Cio-San (pop en zangeres) in Madama Butterfly bij de Munt. (© Baus)
Cio-Cio-San (pop en zangeres) in Madama Butterfly bij de Munt. (© Baus)

Dit was een voor de Munt ongewoon ‘traditionele’ productie. De grote originaliteit van de enscenering van Kirsten Dehlholm van Hotel Pro Forma – die eerder bij de Munt tekende voor Troika van Rachmaninov, intussen op dvd beschikbaar – zat hierin dat de rol van Butterfly gespeeld werd door een pop, die in de stijl van het kabukitheater bewogen werd door drie in het zwart geklede mannen (op fantastische manier overigens), terwijl de zangeres van opzij de rol zong – en beleefde! – als een geest die haar verhaal moet blijven vertellen om rust te vinden.

Het gebruik van de pop veroorzaakte enerzijds een zekere afstandelijkheid tussen Cio-Cio-San en de overige personages, Pinkerton en Sharpless in bijzonder. Anderzijds leverde het ook een paar heel poëtische momenten op, zoals het ‘zweven’ tijdens het liefdesduo.

Mijn overgrote aandacht ging niettemin naar de zangeres zelf. De stem van Amanda Echalaz (ik had de tweede van de twee bezettingen) mocht dan niet altijd even mooi klinken (vooral in de hoogte), maar de intensiteit waarmee ze de rol zong en vooral haar tragische verhaal herbeleefde, greep naar de keel! Ook op momenten dat ze niet moest zingen; ze stond namelijk vanaf het begin permanent op het toneel en reageerde op alle verwikkelingen.

De overige personages kwamen veel minder goed uit de verf, wat vooral te wijten was aan de enigszins rituele personenregie, die me wat aan Robert Wilson deed denken. Zingen deden ze wel goed. Leonardo Caimi was een heel degelijke Pinkerton (al moest hij constant met een belachelijk pasje marcheren) en Aris Argiris zong een prachtige Sharpless. Hij wist ook zijn medelijden met Butterfly goed weer te geven.

Qiulin Zhang zong vooral naar het einde toe een mooie Suzuki, maar haar bezorgdheid met Cio-Cio-San werd geremd door de statigheid van de regie. Hetzelfde gold voor de karakterrollen van Goro (Riccardo Botta) en Yamadori (Aldo Heo, hier als een soort Pierrot gekleed, achter wie een gekleurde waaier werd opengevouwen, wat hem op een trotse pauw deed lijken). Beide zongen degelijk, maar hadden beter gekarakteriseerd kunnen worden.

Scène uit Madama Butterfly, met staand bariton Wiard Witholt. (© Baus)
Scène uit Madama Butterfly, met staand bariton Wiard Witholt. (© Baus)

Min of meer consequent met deze trage regie dirigeerde Roberto Rizzi Brignoli nogal traag. Opmerkelijk was ook de indeling in twee delen: na het eerste bedrijf volgde een stilzwijgende scène tussen de pop en de zangeres, die het eindeloze wachten moest weergeven. Daarna werd het begin van het tweede bedrijf gespeeld, tot en met de aria ‘Un bel dì vedremo’. Vervolgens werd de voorstelling onderbroken voor de pauze.

Het tweede deel begon met een eerst verstilde maar daarna aanzwellende herneming van het slot van de aria (Cio-Cio-San is de aria blijkbaar altijd blijven herhalen!), waarna de rest van de opera gespeeld werd. Een ongebruikelijke maar wat mij betreft gemotiveerde vondst.

Wat mij minder beviel – en wat de laatste tijd een slechte gewoonte wordt – is dat het koor van het toneel gehouden werd. In het eerste bedrijf (met de familieleden van Butterfly) was dat zelfs compleet absurd. Er verschenen enkel een paar in kleurige origamifiguren geklede personen, waarvan de betekenis me wat ontging.

Er was verder een heel sober decor, met een dak van een Japans huisje en een paar schermen, waar soms filmbeelden op verschenen, zoals van het naderende schip tijdens het ‘bromkoor’. Er waren een paar heel mooie beelden: bij het kanonschot van het schip vielen plots een hoop dode vogeltjes op de grond (de roodborstjes waarvan eerder sprake?) en tijdens het ‘bloemenduet’ kwamen de ‘kabukimannen’ op de achtergrond staan met takken met veelkleurige bloesems.

Er waren ook een paar minder geslaagde beelden: de nogal belachelijke pop die het kind moest uitbeelden en de enorme opblaaspop die aan het einde weer verscheen (het beeld dat de toegesnelde Pinkerton zou bijblijven?). Het ontkrachtte in ieder geval de dramatiek van de slotscène…

Toch, ondanks een aantal bezwaren, een visueel heel mooie voorstelling, die me, vooral door de beklijvende interpretatie van de titelrol, zal bijblijven.

Stefan Caprasse

Vorig artikel

Cité de l’Opera: John, Paul en Martina

Volgend artikel

Nieuwe Opera per Tutti in Boekmanzaal

De auteur

Lezer

Lezer

3Reacties

  1. Jan de Jong
    14 februari 2017 at 17:19

    Interessant om te lezen.
    De productie is tot 7 april te zien via:

    http://www.theoperaplatform.eu/en/opera/puccini-madama-butterfly

  2. Simonne De Vos
    17 februari 2017 at 14:52

    T.a.v. Stefan Caprasse.

    En toch refereer ik naar het verleden…. dé Vlaamse Madama Butterfly….
    Berthe Van Hyfte! Wie kent haar nog?

  3. Stefan Caprasse
    17 februari 2017 at 15:51

    Dat zal wel, maar zo kan men altijd wel vergelijken met dingen uit een al dan niet ver verleden. Maar in het hier en nu moeten we het doen met wat we krijgen – wat dus soms best wel kan meevallen.

    Ikzelf vond bv de magnifieke Carsen-produktie in de Vlaamse Opera ook NOG beter. In de 1ste versie van de opera, die zijn pluspunten heeft. En met oa een prachtige Cheryl Barker…