Operarecensie

Flórez en DiDonato stralen in Barbier

Als Juan Diego Flórez en Joyce DiDonato samen in een opera van Rossini zingen, weet je het wel: vuurwerk. En zo geschiedde, in een productie van Il Barbiere di Siviglia van de Los Angeles Opera vorige week. Een voorstelling om nog lang te heugen.

Flórez en DiDonato (foto: Robert Millard).
Flórez en DiDonato (foto: Robert Millard).

De roman Le Barbier de Séville van Pierre-Augustin Caron de Beaumarchais is vele malen gebruikt in de kunsten. Zowel Giovanni Paisiello en Gioachino Rossini baseerden er opera’s op.

Rossini’s werk was op zondag 29 november te zien in een productie van de Los Angeles Opera. Een productie met een absolute sterrencast. De wereldberoemde coloratuurtenor Juan Diego Flórez debuteerde en zong naast de al net zo bekende mezzosopraan Joyce DiDonato.

De productie van Emilio Sagi kwam van het Teatro Real uit Madrid, en is een coproductie met het Teatro San Carlos uit Lissabon. Javier Ulacia regisseerde het werk in Los Angeles.

Wat zijn enscenering ongebruikelijk maakte, was dat de dorpelingen en bedienden in Flamengo-stijl over het podium dansten, in een choreografie van Nuria Castejón.

Decorontwerper Llorenc Corbella maakte bijna al zijn gebouwen van binnen en buiten wit, terwijl kostuumontwerper Renata Schlussheim de artiesten in zwartwit stak voor de eerste akte. Pas later kregen we kleur te zien, maar het was absoluut briljant toen dat gebeurde.

Nathan Gunn was een gespierde, energieke en alles doorziende Figaro, die zijn snelle Largo met geweldige dictie zong.

DiDonato’s Rosina was allesbehalve een standaard typetje. Ze liet van meet af aan haar ware aard zien: een dame die niet van plan is te trouwen met een man waar ze niet van houdt. Haar zang ging van sensuele, romige tonen naar lenige coloraturen.

Flórez is alom bekend voor zijn verbazingwekkende kwaliteit om zeer hoge, versierde muziek te zingen. De aria ‘Cessa di più resistere’ wordt vanwege de moeilijkheid wel eens weggelaten, maar hij zong het glorieus en met speels gemak, waarna hij samen met zijn Rosina in een luchtballon stapte en verdween.

José Adán Pérez gaf een veelbelovend optreden als Fiorello

Bruna Praticò was een strikte, amuserende Doctor Bartolo. Hij moest ook het rapst zingen in zijn aria, maar dat kwam er niet helemaal goed uit.

Als Don Basilio had Andrea Silverstrelli de grootste stem op het toneel. Zijn karakteristieke, donkere klank maakte hem een formidabele, komische schoft.

Kerri Marcinko was verrassend genoeg gecast als Berta, nadat ze onder meer Leonora uit Il Trovatore en de titelrol in Tosca had gezongen. Maar toch, haar sopraan klonk aangenaam in de ensemblestukken en door haar acteerkwaliteiten werd haar rol een belangrijke toevoeging aan het verhaal.

Wie verder niet onvermeld mag blijven voor zijn vocale en acteerkwaliteiten, was de sonore bariton José Adán Pérez, die momenteel in het Domingo-Thornton Young Artist Program meedraait. Hij zou later wel eens grote baritonrollen kunnen gaan zingen.

Dirigent Michele Mariotti stemde toneel en orkestbak goed op elkaar af in zijn snelle stoeipartij door Rossini’s muziek. Zijn rappe tempi werden heerlijk gespeeld door de zeer getalenteerde musici van de LA Opera. Ze speelden met aanstekelijke verve. Deze voorstelling zal lang herinnerd worden.

Maria Nockin doet regelmatig verslag van interessante producties van operahuizen rond de westkust van de Verenigde Staten. Nockin, geboren in New York City, studeerde zang en werkte onder meer bij het Metropolitan Opera Guild en als docent in Brooklyn en Long Island. Inmiddels woont ze op een ‘ranchito’ in Zuid-Arizona.

Vorig artikel

Domingo ontroert als Bajazet in LA

Volgend artikel

Levine terug op de bok

De auteur

Maria Nockin

Maria Nockin