Operarecensie

Watts maakt plezier op tweede Jersey Festival

Zondag 9 mei eindigde het tweede Jersey International Music Festival. Drie succesvolle dagen bomvol muziek, met als één van de hoogtepunten een uiterst plezierig optreden van sopraan Elizabeth Watts.

Het Mont Orgeuil Castle (foto: Kurt Gänzl).

Het tweede festival op Jersey (het grootste van de Kanaaleilanden) telde drie dagen vol artistiek, publiek en – zeldzaam voor een festival – financieel succes.

Het evenement ging gedenkwaardig van start, met de première van een ‘fanfare’, in de openlucht, op het Royal Square. Het stuk was geschreven door Jon Lord op basis van het thema van Jersey’s enige onaangetaste, autochtone volkslied ‘La Chanson de Peirson’. Het was een opmerkelijk knap werk, dat in feite meer weg had van een symfonische schildering en zeker voorbestemd is om een Jersey-klassieker te worden en de wereld rond te gaan.

Tijdens de twee grote orkestconcerten van het festival waren violiste Nicola Benedetti en het Sitkovetsky-trio (met naast violist Sitkovetsky pianiste Wu Qian en cellist Leonard Elschenbroich) te bewonderen: vier jonge artiesten die al enig internationaal succes hebben geboekt en zeker in staat zijn nog veel, veel meer van zich te laten horen.

Benedetti liet enkele prachtige contra-altklanken uit haar viool komen in César Francks ‘sonate in a majeur’ en kreeg later gezelschap van Alexander Sitkovetsky in een paar verrukkelijke, luchtige stukken van Sjostakovitsj. De twee violisten sloegen later de handen nogmaals ineen met het Jersey Chamber Orchestra onder prachtige leiding van Daniel Cohen om het dubbelconcert van Bach te spelen.

Naast deze grote concerten was er poëzie te horen in de War Tunnels, de vier jonge sterren gaven masterclasses op de Jersey Academy of Music en er was jazz te horen in de fraaie landelijke omgeving van Hamptonne. Een gepland ‘Yacht Concert’ bij St. Aubin’s Fort werd helaas geannuleerd omdat de kustwacht de zee te wild vond.

De weergoden waren daarentegen mild gestemd toen de dag van de grote finale van het festival aanbrak: een veelzijdig concert in de omgeving van het beroemde en prachtige Mont Orgeuil Castle, bij Gorey. Lokale muziekgroepen speelden op binnen- en buitenlocaties rond het kasteel, maar het hoofdonderdeel van de avond (tegelijk het grote vocale evenement van het festival) vond plaats op de laagste en minst winderige plek.

Elizabeth Watts (foto: Kurt Gänzl).

Ik houd van concerten in een kamer, in ‘salonomstandigheden’. Een concert waar de zanger slechts een paar meter van je vandaan staat en waar je de stem in al zijn naaktheid hoort – bij wijze van spreken. Nou, de plek waar Elizabeth Watts moest optreden, was nog niet eens een kamer… het was een tent.

De sopraan moest het opnemen tegen het wapperende tentdoek, tegen het rumoer van de kinderen buiten en tegen nog honderd andere afleidingen. Trok ze het zich aan? Absoluut niet. Ze gaf ons een grijns en ging gewoon verder. Het resultaat was een geweldige traktatie.

Elizabeth Watts heeft de afgelopen jaren serieuze prijzen gewonnen en het is gemakkelijk te zien waarom. Niet alleen heeft ze een heerlijke, jonge, frisse sopraan, flexibel en goed onder controle, ze heeft ook de persoonlijkheid en de warmte die haar stem kunnen ondersteunen, evenals gevoel voor humor.

Ze begon met ‘Lascia ch’io pianga’ en we wisten direct dat alles in orde zou zijn. Je kunt niet veel met deze aria, behalve er een bepaalde dosis droefgeestigheid in te stoppen en de versieringen netjes uitvoeren. En dat was wat ze deed.

De vaart kwam er echt in met ‘Piangerò la sorte mia’ uit Giulio Cesar. Dit is Händel hoe ik het graag hoor, en Watts ging ermee om op een manier waar ik van houd. Stevig dramatisch, vol van kleur en zorgen en zo beheerst, dat de technische moeilijkheden klonken alsof het helemaal niet technisch of moeilijk was. Ik genoot veel meer van deze aria dan van de jolige Händel in ‘Bel piacere’ uit Agrippina.

Toch maakte Watts met Agrippina duidelijk waar ze naartoe wilde. Met dat lied zeiden we het sombere en dramatische vaarwel. Vanaf hier gingen we lol beleven. Lol? Oh, veel meer dan lol, want het hoogtepunt van de avond zat eraan te komen: ‘The Soldier Tired’ uit Arne’s Artaxerxes.

Door dat stuk stroomde volop de heerlijke uitbundigheid van de zangeres en haar talent voor het vreugdevolle, terwijl haar stem op en neer door Arne’s breedsprakige loopjes gleed, als een achtbaan op een vrolijke vrije zondag. Het was magisch.

Ach, waarom horen we niet vaker Engelse liederen en aria’s uit de mond van Engelse zangers? Deze dame zou geweldige dingen doen met een stuk als Bishops ‘Tell me, my heart’.

Nicola Benedetti en Leonard Elschenbroich (foto: Kurt Gänzl).

In het tweede deel keerden we terug naar bekender repertoire met een prachtig ‘Deh vieni’ (Watts zou een perfecte Susanna zijn) en een vloeiende ‘Ach, ich fühls’, waarbij ze al die geweldige, lange frases op één adem vol schoonheid zong.

Aan het eind hoorden we ‘O luce di quest’anima’ uit Linda di Chamonix. Je kunt uitgekeken raken op deze sopranen ‘bon-bon’, maar niet als het gezongen wordt met de levendigheid en het pretentieloze van Watts. In haar handen was de aria geen vocaal shownummer, het was een vrolijk volksdeuntje.

Er was meer dan genoeg applaus om twee toegiften te rechtvaardigen. Het resultaat was een klassieke ‘O mio babbino caro’ een een nogal ondeugende ‘Mein Herr Marquis’, waar een paar goedkope maniertjes soms haar noten in de weg stonden. De rol van Adele is veel te soubrette voor Watts en ik hoop dat ze hem nooit zal spelen, maar het publiek was er gek van.

Waar ik gek van was en wat ik me nog lang zal heugen, was ‘The Soldier Tired’. Die heeft een stevige plaats verworven in mijn lijstje hoogtepunten van een uitstekend Jersey Music Festival 2010, naast het beste van Benedetti en Sikhovetsky en de memorabele fanfare.

Zie ook de website van het Jersey International Music Festival.

Vorig artikel

Joyce DiDonato is niet te stoppen

Volgend artikel

Opera Luik biedt online gratis opera’s aan

De auteur

Kurt Gänzl

Kurt Gänzl