Achtergrond

Mijn Wagner: Der Ring des Nibelungen

In een serie kijkt Peter Franken terug op zijn favoriete voorstellingen van de tien opera’s uit de Wagnercanon die hij in het theater heeft gezien. In deel vier van zijn Wagnerherinneringen: Pierre Audi’s Ring.

Kurt Rydl (Hagen) en het mannenkoor van De Nationale Opera in Der Ring des Nibelungen. (© Monika Rittershaus)

Der Ring des Nibelungen heb ik tot op heden in dertien verschillende ensceneringen gezien. De eerste was in 1995 in Dortmund, niet onaardig, maar wat verbleekt in het licht van latere ervaringen. Die in het Aalto-Musiktheater in Essen in 1997 was al een stuk beter.

Er zouden er nog vele volgen, waaronder de veelgeroemde ‘Tunnelring’ van Götz Friedrich voor de Deutsche Oper Berlin. Moet gezegd dat deze enscenering met cultstatus toch een beetje tegenviel toen ik er in 2014 één van de laatste voorstellingen van bijwoonde; gewoon nogal gedateerd na 22 jaar trouwe dienst. Aan de Ring van de Nederlandse Reisopera bewaar ik zeer goede herinneringen, maar de keuze kan natuurlijk niet anders uitvallen dan voor de Ring van Pierre Audi, niet in de laatste plaats vanwege het tijdloze karakter.

In het seizoen 1997/1998 werd door De Nationale Opera een begin gemaakt met deze veelgeprezen productie. Dat het zo lang geduurd heeft voordat DNO met een Ring kwam, had zonder twijfel te maken met de toch wat onoverzichtelijke situatie tijdens de beginjaren van het gezelschap, zowel organisatorisch als financieel.

In beginsel waren er vanaf de start al plannen voor een Ring, aan te vangen in 1989. Toenmalig Wagner-coryfee Edo de Waart, met vijf Wagner-opera’s voor de Nederlandse Opera Stichting (Holländer, Tannhäuser, Lohengrin, Meistersinger en Parsifal) en een Ring-cyclus voor de San Francisco Opera op zijn naam, leek de aangewezen kandidaat voor de muzikale leiding.
Sterregisseur Harry Kupfer was al aangezocht voor dit project toen hij naar Bayreuth werd beroepen voor de Ring met Barenboim. DNO onthief hem van zijn verplichtingen en daarmee kwam het gehele project in dood water terecht.

Pas toen de organisatie en de financiën definitief op orde waren, werd een nieuw begin gemaakt en inmiddels bleek ook Pierre Audi bereid deze handschoen op te nemen. Edo de Waart deed overigens nadien nog wel als Wagner-dirigent van zich spreken met zeer goed ontvangen uitvoeringen van onder meer de vier Ring-opera’s tijdens de NTR ZaterdagMatinee.

Het feest begon in september 1997 met Das Rheingold. Aanvankelijk was dat nog even wennen voor een deel van het publiek. ‘Wotan in de ijzerwinkel’ schreef een recensent, die duidelijk niet zo gecharmeerd was van het monumentale, hoofdzakelijk uit metaal opgetrokken hightechdecor, typisch het handelsmerk van George Tsypin.

Voor de gemiddelde Nederlandse wagneriaan lag dat natuurlijk anders: na vele jaren achtergesteld te zijn geweest bij het buitenland kregen we in eigen omgeving eindelijk waar we recht op hadden. Eind januari 1998 volgde Die Walküre. Hiermee verdwenen de reserves die in sommige kringen nog heersten na Das Rheingold.

Zicht vanuit de ‘adventure seats’ bij Der Ring des Nibelungen. (© Hans Hijmering)

Het werd duidelijk dat DNO met een fantastisch project bezig was, dat niet slechts zou kunnen wedijveren met hetgeen in steden als Wenen en Berlijn werd gegeven, maar in de algehele waardering weleens een treetje hoger zou kunnen komen te staan.

Opmerkelijk was natuurlijk de vorm van het immense decor, deze keer voornamelijk van hout, waarbij het orkest rechts op het toneel was geplaatst. Natuurlijk waren ook de ‘adventure seats’ weer van de partij, die langwerpige bakken waarin je als toeschouwer boven het toneel kwam te hangen. Iedereen die daar niet tenminste één aflevering van de Ring in heeft bijgewoond, heeft een belangrijk aspect van deze productie gemist, zo bijzonder was deze ervaring.

In juni 1998 volgde Siegfried. Ditmaal zat het orkest links op het toneel en speelde de actie zich ter rechterzijde af. De materiaalkeuze voor het decor was hier wat minder uitgesproken dan in de voorgaande delen, net als in Götterdämmerung overigens. Opvallend was daar de plaatsing van het orkest in een uitsparing van de bühne, enigszins verzonken tussen het reguliere toneel en een enorme gekromde catwalk ervoor. Dit laatste deel ging in september 1998 in première, waarmee de Ring in net iets meer dan één jaar werd gesmeed. In juni 1999 werden uiteindelijk vier cycli gegeven.

In het Muziektheater werd een wereld van reuzen en dwergen ten tonele gevoerd, zoals het de oertijd betaamt, later weliswaar ook met mensen, maar indien mogelijk geanonimiseerd, zoals de Gibichungen in Götterdämmerung. Natuurlijk wel met de aantekening dat Eiko Ishioka niet kon nalaten de kostuums hier en daar van een uitgesproken Japans tintje te voorzien.

Uiteraard is er nog wel scherpe concurrentie voor de kwalificatie ‘best of the rest’. De Centennial Ring van Patrice Chéreau ken ik slechts van dvd, maar die is en blijft nog steeds mijn favoriet.

Vorig artikel

Operadagen Rotterdam start ODR TV

Volgend artikel

Arnaud Oosterbaan knokt voor Peter Grimes

De auteur

Peter Franken

Peter Franken