Achtergrond

De Ring revisited

Nog tot en met zondag 7 juni biedt De Nationale Opera zijn productie van Der Ring des Nibelungen als stream aan. Het gaat om de derde cyclus uit 2013. Het is niet alleen interessant om terug te kijken naar de overweldigende beelden, maar ook om vergelijkingen te maken met de dvd’s uit 1999. Unieke tijdsvulling in coronatijd.

De cyclus uit 1999 werd in 2006 uitgebracht bij Opus Arte.

Het gaat om de derde serie uitvoeringen, in het kader van het tweehonderdste geboortejaar (1813) van Richard Wagner. Een paar jaar geleden wees Hartmut Haenchen als dirigent van deze productie erop dat er destijds beeld- en geluidopnames van waren gemaakt. Hij begon een privéactie om deze videodocumenten op dvd uit te brengen. Zover is het nog niet, maar met de streaming is de definitief laatste cyclus wel te bekijken en te beluisteren.

Daarmee is een uniek monument in de opera- en Wagnergeschiedenis van Nederland openbaar. Uniek omdat ook van de twee voorgaande cycli – de première in 1999 en de eerste herneming in 2005 – opnames werden uitgebracht. Die van 1999 werd verfilmd en in 2006 uitgebracht als vierdelige video op het label Opus Arte. Van de cyclus van 2005 werd in 2006 op het label Et’cetera in vier dozen de geluidsopname uitgegeven. Daarbij werd aangegeven dat het gaat om de eerste opname volgens de Neue Richard Wagner Gesamtausgabe.

Steeds was Pierre Audi als regisseur aanwezig om de drie producties te begeleiden. Hartmut Haenchen dirigeerde alle uitvoeringen. Dat in de eerste cyclus drie orkesten meewerkten (het Residentie Orkest voor Das Rheingold, het Nederlands Phiharmonisch voor Die Walküre en Götterdämmerung en het Rotterdams Philharmonisch voor Siegfried), terwijl in de tweede en derde cyclus steeds het NedPhO speelde, is niet merkbaar te horen. De afwijkingen zitten in de wisselende vocale bezettingen.

Dankzij de dvd van de eerste cyclus en de streaming van de derde cyclus is het mogelijk om te ervaren of er verschillen zijn in de uitvoeringen wat betreft de toneelbeelden, de kostumering, de enscenering en de muzikale voortgang. Ook de wijze van vastlegging (cameraposities, uitlichten van scènes en close-ups van personen) speelt in dit geval mee in de beleving. Als test ben ik uitgegaan van Das Rheingold en het tweede en derde bedrijf van Die Walküre.

De vastlegging toont grote verschillen. De cyclus van 1999 werd vrijwel geheel met lage camerastanden opgenomen. Je volgt het spel als een kijker in de zaal. Die van 2013 toont grootse beelden van bovenaf, alsof je af en toe op het tweede balkon zit. Dat levert prachtige beelden op van hoe enorm uitgebreid het orkest is in Das Rheingold. Ook de changementen van de kolossale decorstukken ogen in de vastlegging van 2013 spectaculairder.

‘Kun je het nog?’

Interessant om te zien hoe Hartmut Haenchen – weliswaar met een donkere haardos in 1999 en als 70-jarige zilvergrijs in 2013 (‘Kun je het nog’, had Audi hem gevraagd!) – met evenveel elan zijn orkesten aanvuurde, in houding en wijze van maatslaan geconcentreerd en in tempo doorgaans gelijk. De opname van 1999 toont hem aan het begin van Das Rheingold met een dirigeerstokje waar aan de punt een lampje brandt, zodat de musici in de verduisterde orkestbak zijn slag konden volgen.

In sommige scènes, vooral in het speelse gevecht van de Rijndochters met Alberich, neemt Haenchen een iets sneller tempo dan in 2013. Zo ook in de opkomst van Wotan en Loge in de smederij van Alberich en in de opgewonden dialoog tussen Loge en Mime. Maar over het algemeen zijn de tempi hetzelfde. In de beluistering met twee koptelefoons over elkaar leverde dat vaak sensationeel gelijklopende klankbeelden op, en zelfs uniform bewegende monden.

Het speelse gevecht tussen Alberich en de Rijndochters, met Werner Van Mechelen (Albericht), Lisette Bolle (Woglinde), Barbara Senator (Wellgunde) en Bettina Ranch (Flosshilde). (© Marco Borggreve)

Wat betreft de enscenering lijkt de uitvoering van 1999 emotioneler van karakter en ook beweeglijker, zoals in de samenkomsten van de goden en de reuzen als er onderhandeld wordt over de betaling van de losprijs en de gijzeling van Freia. Waar Wotan in 1999 Freia in bescherming neemt en zijn mantel om haar heen slaat, is daar in 2013 geen sprake van. In Die Walküre zijn de scènes met Brünnhilde en Wotan en met de Walküren feller van expressie en gaat ook het tempo in de muziek iets omhoog.

In de aankleding, met de fantastische kostuums van Eiko Ishioka, valt slecht één verschil op: in 1999 had Chris Merritt als Loge een kaal hoofd (wat hem duidelijk onderscheidde als halfgod die eigenlijk buitenstaander is) en in 2013 droeg Stefan Margita een gestileerde pruik in de stijl van de andere goden.

Spannender timing

Het belangrijkste verschil levert de bezetting op. Vooral in de Wotanrol. John Bröcheler zong en acteerde in 1999 een kwetsbare en vaak gekwelde oppergod, terwijl Thomas Johannes Mayer een voornamelijk statige en stoere houding vertoonde in lichaamstaal en gezichtsexpressie. Een echte heerser. Wanneer Wotan de ring om zijn vinger doet, zie je bij Bröcheler een intense uitstraling, zoals hij ernaar kijkt en bij zingt. Mayer blijft tamelijk koel.

Duidelijk is ook het verschil in emotionele spanning in de ontroerende dialoog tussen vader Wotan en dochter Brünnhilde. Jeanine Altmayer is een krachtige opponent in het tweegesprek met Bröcheler, bij wie je voelt dat hij wil toegeven, maar toch niet anders kan. De wijze waarop hij haar in slaap kust, vormt het hoogtepunt in die lange scène. Ook in de vloeiende voordracht van de muzikale lijnen en de mooi gebonden tekstoverdracht is de timing bij Bröcheler spannender, overtuigender. Catherine Foster kon zich vocaal meten met Altmayer als Brünnhilde, maar acterend bleef zij minder geprononceerd.

Thomas Johannes Mayer zette in 2013 een voornamelijk statige en stoere Wotan neer, een echte heerser. (© Marco Borggreve)

Opvallend detail: in 1999 liet Pierre Audi Wotan tijdens de orkestrale afsluiting van Die Walküre over het toneel schrijden in het gewaad van Der Wanderer, die hij in Siegfried speelt. Die binding als cyclische aanwijzing was in 2013 geschrapt.

Zowel in vocale expressie als in spel is het verschil zeer groot tussen Chris Merritt en Stefan Margita als Loge. Merritt zong met krachtige stem vooral een forse vuurgod die het marchanderen onderstreepte met allerlei handgebaren. Zo niet Margita. Audi liet hem meer als een flegmatische figuur opereren, van een afstand cynisch spottend toekijkend met de armen over elkaar. Ook in zijn lichte stem klinkt die geslepen expressie door. Een spannende Loge.

Geitenkoppen

Een heerlijke rol is die van Fricka. Echt frikkig, wrokkig is Reinhild Runkel met haar gestileerde bokkenwagen (twee wandelstokken met geitenkoppen erop; een vondst!) in vergelijking met de ietwat hautain ogende en zingende Doris Soffel. Dat de Wotan van Bröcheler zo geïrriteerd raakte, sloot mooi aan bij Runkels optreden. In het duo Mayer-Soffel miste ik de ongemakkelijkheid in de relatie tussen beiden.

Doris Soffel als Fricka, inclusief de geitenkoppen. Beeld uit 2005. (© Ruth Walz)

Grote verschillen doen zich voor tussen de koppels Henk Smit en Werner Van Mechelen als Alberich en Graham Clark en Wolfgang Ablinger-Sperrhacke als Mime. Smit zong en acteerde met een gretigheid en felheid, terwijl Van Mechelen, overigens een prima stem, wat oppervlakkig bleef. Clark als Mime kreeg met zijn acrobatische sprongen en verwrongen stemgeluiden veel meer de lachers op zijn hand.

Het is weliswaar een heel gedoe om beide opnames synchroon te bekijken en te beluisteren, maar wie de dvd’s van 1999 heeft, zal geweldig genieten van de vergelijking met de stream. De tijd is weliswaar kort, maar het biedt een unieke tijdsvulling in coronatijd.

Vorig artikel

Opera in de media: week 24 van 2020

Volgend artikel

YouTube-portret: Rusalka

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman