AchtergrondBinnenkortFeatured

BarokOpera portretteert Peter de Grote

Was Peter I Aleksejevitsj Romanov een schurk of een heilige? Het ultieme antwoord zal wel niet bestaan, maar in de nieuwe voorstelling van BarokOpera Amsterdam worden niet minder dan drie opera’s uit de kast getrokken om een op zijn minst genuanceerd beeld te geven. François van den Anker ging kijken bij de repetities.

Jacques de Faber, Varvara Tishina en Pieter Hendriks repeteren voor ‘De Ontmaskering van Peter de Grote’. (© Place de l’Opera)

Tsaar Peter de Grote (1672-1725) is een historische figuur wiens leven tot de verbeelding spreekt. Drie operacomponisten wijdden rond 1800 een werk aan het leven van de tsaar. Pierre le Grand van de Luikse componist André Grétry ging in januari 1790 in Parijs in première in de Comédie-Italienne. Een paar decennia later leverde de Berlijner Albert Lortzing Zar und Zimmermann (1837). Hij baseerde zich op hetzelfde Franste toneelstuk waarop Donizetti zijn ‘melodramma giocoso’ Il Borgomastro di Saardam uit 1827 bouwde. Deze drie opera’s hebben niet alleen het thema gemeen, ze waren stuk voor stuk een groot succes in het Haagse Théâtre Français de La Haye, dat sinds de zeventiende eeuw tot 1919 in Den Haag bestond.

In de archieven van dat theater, dat we nu kennen als de Koninklijke Schouwburg, vond artistiek leider Frédérique Chauvet de drie werken. “Bij de presentatie van De Ontmaskering van Peter de Grote tijdens de Uitmarkt in de Koninklijke Schouwburg kon ik het publiek vertellen: hier hebben deze opera’s geklonken en hier waren ze in die tijd heel populair. En zeker niet elitair.”

“Peter de Grote was de eerste tsaar die Rusland verliet en naar West-Europa reisde, onder meer naar Zaandam, om kennis op te doen. Dat fascineerde me”, vertelt Chauvet. “Hij haalde veel ambachtslieden vanuit Europa naar Rusland en was een ‘verlicht despoot’, een interessante maar eigenlijk tegenstrijdige typering. De tsaar was een man vol contrasten, die schrijvers en componisten inspireerde.”

Wonderlijk amalgaam

Vanuit haar achtergrond als barokspecialist vindt Chauvet het interessant de klassieke en vroegromantische muziek te benaderen. “We spelen de muziek van rond 1800 op authentieke instrumenten, dat biedt een heel andere klankwereld. Als je deze muziek op moderne instrumenten speelt, wordt het te mooi, te rond van klank en gauw eentonig. Bij ons heeft elke toonsoort een andere kleur.”

De klank staat centraal in het eerste deel van de repetitiemiddag in een eenvoudig lokaal in Amsterdam-West. De afwisseling van drie componisten – en er is nog meer, zal later blijken – vraagt grote aandacht van de musici. Wat voor het publiek als één geluid uit de bak klinkt – bij deze productie zit het ensemble niet op het podium, maar in de orkestbak – is in feite het resultaat van heel precies passen en meten.

De negen musici, die door de fluit spelende dirigent Frédérique Chauvet worden geleid, beginnen met het schuiven met stoelen en het verzetten van de zware pianoforte. Als alles optimaal staat, gaan de partituren open. André Grétry staat op de lessenaar. Wat in de oefenstudio klinkt, is een wonderlijk amalgaam van kamermuziek en opera. Met twee violen, een cello en een contrabas als strijkerssectie klinkt de ouverture minder groot dan in het gemiddelde operahuis, maar de klank is daardoor verrassend gedetailleerd en wendbaar. Zoals Chauvet voorspelde ‘schuurt’ het geluid enigszins; het geeft een ongebruikelijke kleur aan de muziek.

Het mag nog wat lichter, vindt dirigent Chauvet, die haar musici voorhoudt dat je Franse muziek altijd op je tenen speelt. Samen met de dirigent zoeken de musici fanatiek naar de interpretatie van wat er in de partituur staat.

Verschrikkelijk vals

Eén van de drie houtblazers is Diederik Ornée. Zijn drie klarinetten zijn onder handbereik. Hij legt uit dat de musici spelen in een stemming van 430 Hz. “Barokrepertoire speel je op 415 Hz, maar dit is klassiek en vroegromantisch repertoire. In de tijd dat deze opera’s werden gecomponeerd, verschilden de stemmingen per stad: in Parijs was die anders dan in Berlijn of Wenen. Klarinettisten losten dat op door met een tussenstuk de klarinet te verlengen. Dat gebruik ik ook. Ik speel op replica’s van oude instrumenten, de originele zijn te breekbaar. Gelukkig zijn er nog wat ambachtelijke bouwers in Nederland.”

Lortzing levert één van de drie opera’s die als basis dienen voor ‘De Ontmaskering van Peter de Grote’.

Ornée wisselt tijdens de voorstelling regelmatig van instrument. “Het is echt opletten, soms moet dat heel snel. Na het slotakkoord van het ene stuk heb ik dan tien seconden om de andere klarinet te pakken. In de partituur staat bijvoorbeeld klarinet in Bes en dan voor het volgende stuk klarinet in A.” Dat gaat altijd goed? “Bijna altijd”, vertelt Ornee. “Een heel enkele keer grijp ik verkeerd en dat merk ik meteen omdat de eerste noot verschrikkelijk vals klinkt. Dat herstel je dan snel.”

Het ensemble speelt verder en gaat van Grétry naar Lortzing. Als het echt nodig is bij het doorspelen van begeleidende muziek, zetten de musici zelf even een zanglijntje aan om het complete beeld te hebben.

Rijmen

Sopraan Varvara Tishina komt binnen, zodat er een aria met haar kan worden gerepeteerd. Het komt er heel precies op aan dat het orkest weet wanneer het moet inzetten. De afspraak wordt dat ze communiceert met een blik naar de dirigent, die ook graag een kleine ademhaling wil horen om de timing perfect te krijgen.

Met haar twee tegenspelers, bariton Pieter Hendriks en tenor Jacques de Faber, repeteert Varvara de scène waarin Catharina – de toekomstig tsarina – hoort dat haar verloofde onverwacht moet vertrekken. “Als ik hun harten voor me win, geeft dat mijn eigen rijkdom zin”, zo luidt de vertaling van de Franstalige aria. Meelezen kan, want ook nu al is de boventitelingsapparatuur in gebruik. Toon van Wolferen is zoals gebruikelijk de vertaler van de tekst voor de boventitels en hij bedient de laptop die de teksten naar het scherm stuurt.

Frédérique Chauvet heeft de artistieke leiding over ‘De Ontmaskering van Peter de Grote’ en zal de voorstellingen dirigeren.

“Het moeten liedteksten blijven en het moet rijmen”, zo vat hij zijn opdracht samen. “Dat het echt zingbaar is in de vertaling kan ik niet beloven, maar het moet in het ritme van de muziek passen.”

De speelruimte voor de vertaler van boventitels is klein. “Met tweemaal veertig tekens op het scherm heb je beperkingen. Het moet een ‘meaningful mouthful’ zijn. Bij dit genre, opéra comique, is timing belangrijk, zodat er op het juiste moment gelachen wordt.”

Van Wolferen is vroeg betrokken bij de repetities, zodat hij de teksten eventueel kan aanpassen aan wat er op het podium gebeurt. “Het moet afgestemd zijn”, meent hij. “Een goede boventiteling mag niet afleiden.”

Ingenieus kostuumontwerp

Regisseur Nynke van den Bergh heeft inmiddels de hele cast tot haar beschikking. Bariton Marc Pantus komt uitgehongerd binnen van een verplichting elders en snakt naar een broodje. Maar hij stelt dat nog even uit om een Russisch lied te repeteren. Begeleid door fortepianiste Anneke Veenhoff en contrabassist Robin de Zeeuw stroomt er Russische weemoed en melancholie door het zaaltje.

Jacques de Faber zingt als de tsaar over heimwee naar zijn Rusland, de anderen bieden authentiek klinkende vocale begeleiding. In de voorstelling hebben alle mannen een keer de rol van tsaar Peter, al was het maar omdat Lortzing en Donizetti respectievelijk een baritonrol en een bas-baritonrol componeerden en Grétry in de hoofdrol graag een tenor hoorde. Om dat voor het publiek begrijpelijk te houden, is er een ingenieus kostuumontwerp.

Van de zangers wordt veel gevraagd. Inclusief gesproken teksten spelen en zingen ze in vijf talen. Falco van Loon legt uit dat het met drie componisten, spreekteksten in het Nederlands en een enkel Russich lied schakelen is. “Het materiaal ligt niet mijlenver uit elkaar”, zegt de tenor. “Maar tussen het Franse repertoire van Grétry en het Italiaanse van Donizetti zijn zeker stijlverschillen. Het Frans is net wat eleganter, met soepele lijntjes, en het Italiaans van Donizetti is echt belcanto. Mijn partij van Pierre le Grand van Grétry is voor een hoge tenor geschreven, terwijl de ligging in de andere twee opera’s lager is. Dat zingt anders voor wat betreft stemvoering.”

Zijn collega’s – die allemaal kunnen bogen op flink wat ervaring – knikken instemmend. “We hebben als vocalisten onze techniek, daarin zijn we gepokt en gemazeld.”

Nog een week te gaan tot de première, die plaatsvindt op de gewijde grond van het voormalige Théâtre Français de La Haye, tegenwoordig de Koninklijke Schouwburg. De oude muren zullen de muziek herkennen van de tijd dat die daar vaak klonk, in de negentiende eeuw. En het publiek zal verrast zijn over de eigen klankkleur van ensemble en zangers. Met die muziek zit het wel goed, vindt Falco van Loon. “Muzikaal is het een prachtig geheel, met geweldige aria’s en duetten”.

De voorstelling De Ontmaskering van Peter de Grote gaat op vrijdag 7 december in première in Den Haag en is daarna tot 15 maart door heel Nederland te zien. Zie voor meer informatie de website van BarokOpera Amsterdam.

Vorig artikel

Mijnssen maakt zich op voor barokjaar

Volgend artikel

Meeslepende Königskinder in Gelsenkirchen

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.