AchtergrondBinnenkortInterviews

Manfred Trojahn presenteert zijn zevende opera

Hij noemt zichzelf een laatbloeier. Pas op zijn veertigste componeerde Manfred Trojahn zijn eerste opera. Op 5 maart brengt De Nationale Opera zijn zevende werk voor muziektheater in wereldpremière, Eurydice – Die Liebenden, blind. ‘Het is een opera voor zangers’, zegt de componist in gesprek met Place de l’Opera.

Manfred Trojahn: ‘Als tienjarige hoorde ik Don Giovanni en dacht: zoiets wil ik ook. Door Mozart ben ik componist geworden.’ (© Dietlind Konold)

Het Amsterdamse operahuis heeft een speciale plek in het componerende leven van de nu 72-jarige Manfred Trojahn. De Duitse componist betrad het theater aan de Amstel voor het eerst in 2002, toen hij op wens van dirigent Hartmut Haenchen nieuwe muziek schreef voor de teksten van de recitatieven in Mozarts opera La clemenza di Tito. Dat leverde een spannende confrontatie op tussen de laat-achttiende-eeuwse noten en de eenentwintigste kleuring ertussendoor.

Voor Trojahn een bijzondere opdracht, omdat hij Mozart beschouwt als ‘de belangrijkste componist die er bestaat, omdat hij in staat was zijn individualiteit uit te drukken op een moment in de geschiedenis dat individualiteit helemaal geen onderwerp was. En op autobiografisch niveau, omdat ik als tienjarige Don Giovanni hoorde en dacht: zoiets wil ik ook. Door Mozart ben ik componist geworden.’

Drie keer DNO

In 2011 stond Trojahn voor de tweede keer op de affiches van DNO, nu met een eigen opera: Orest. De indrukwekkende muziek rond het drama van de Griekse jongeman die wraak wil nemen voor de moord op zijn vader Agamemnon kan nog steeds worden ervaren dankzij de vastlegging in beeld en geluid, beschikbaar via YouTube. Het Nederlands Philharmonisch Orkest zorgde destijds onder leiding van Marc Albrecht voor een opzienbarende uitvoering van Trojahns vijfde opera.

Met de presentatie van zijn nieuwste creatie, Eurydice – Die Liebenden, blind, komt Trojahn voor de derde keer bij DNO tot klinken. Niet Zürich of Wenen, waar producties van Orest veel succes oogstten, maar Amsterdam beleeft de wereldpremière. En het NedPhO is er weer bij, nu onder leiding van Erik Nielsen. De regie voert Pierre Audi.

Trojahn: ‘Met hem heb ik destijds prettig samengewerkt in de Mozart-productie. Toen ontstond het plan om in dit operahuis Orest te doen. Sindsdien kom ik hier graag. Ik woon in Düsseldorf, dus reis ik makkelijk hierheen en heb veel zeer goede producties gezien. Het idee om mijn nieuwste opera als opdrachtwerk hier in première te laten gaan, volgde spoedig. In 2017 was het klaar, maar onder meer door de wisseling van intendanten en door de coronaperikelen werd de uitvoering steeds verschoven. Gelukkig kende ik de nieuwe intendant Sophie de Lint uit de tijd dat zij in Zürich werkte en daar Orest werd uitgevoerd.’

Mythologie

Met de keuze voor de legende over Orpheus en Eurydice vervolgt Trojahn zijn interesse voor de klassieke oudheid als bron voor zijn libretti. Orest was de eerste stap, nadat hij zich in zijn voorgaande vier opera’s vooral had gericht op theaterteksten van eigentijdse Italiaanse schrijvers, zoals Luigi Pirandello (de opera Enrico en het drie kleine stukken omvattende Limonen aus Siziliën). Het zijn dramatische komedies met een ironische ondertoon, een stijl die Trojahn bijzonder aanspreekt.

Inhoudelijk geven die stukken volgens hem precies weer wat er met de personen aan de hand is. Opera vertelt over mensen die in extreme situaties raken, die leiden tot handelingen die door heftige emotionaliteit worden ingegeven. Een handeling roept emotie op en dat resulteert in zingen, aldus de componist.

Katia Ledoux als Proserpina op de boot die Orphée overvaart. (© Ruth Walz)

Trojahn wilde na vier ‘Italiaanse’ werkstukken wat anders. Het was Die Bassariden van Hans Werner Henze, een opera gebaseerd op De Bacchanten van Euripides, die hem aanzette om zich te verdiepen in de klassieke mythologie. Trojahn: ‘Het was voor mij een verrijking om in de Griekse mythologie een thema te vinden dat bij mijn componeren zou passen. Het schijnt gelukt te zijn met Orest. Daarin wordt de vraag gesteld hoe je met een schuldcomplex omgaat. Orestes verlaat uiteindelijk bepaalde wegen, hij verlaat de god Apollo, hij verlaat de samenleving waar hij uit voortkomt om een nieuwe toekomst te maken, terwijl hij niet weet hoe die eruit zal zien.’

Gedichten

Vóórdat hij besloot om het operaterrein te betreden, had Trojahn al ruime ervaring opgedaan in de omgang met de zangstem door liederen te componeren. Het zijn er inmiddels meer dan honderd. Voor de teksten richt hij zich vooral op de klassieke schrijvers uit de Duitse literatuur, zoals Friedrich Hölderlin, Heinrich Heine en Georg Trakl, maar hij voelt zich ook thuis in moderne poëzie van de Fransman René Char en de Duitser Johannes Poethen.

Het lied, zo stelt Trojahn, staat dicht bij muziektheater. ‘Zang en de poëtische vorm waarop het lied is gebaseerd, dragen net als het muziektheater specifieke inhoud over. Aan die inhoud heb ik een zekere behoefte. Een gedicht verliest niets van zijn waarde als het op muziek wordt gezet. Het krijgt er iets extra’s bij. Ik kan iets veranderen, toevoegen, zonder het te beschadigen. En de verwijde tonaliteit waarin ik schrijf, is een perfecte taal voor het genre zang en piano.’

Adrè Schuen als Orphée in Eurydice – Die Liebenden, blind, vanaf 5 maart te zien in Amsterdam. (© Ruth Walz)

In zijn nieuwste opera vormen gedichten ook een bron van inspiratie. Trojahn: ‘Het zijn vier sonnetten uit de bundel van 55 Sonette an Orpheus van Rainer Maria Rilke, die ik verbonden heb met het verhaal dat ik zelf wilde vertellen met de mythe van Orpheus en Eurydice. De sonnetten hebben mij niet alleen geïnspireerd bij het zelfgeschreven libretto, maar een paar van de sonnetten zijn ook letterlijk terug te vinden in de tekst.’

Trojahn: ‘De opera begint met sonnet nummer 2: ‘‘Und fast ein Mädchen wars und ging hervor aus diesem einigen Glück von Sang und Leier.’’ Dat zingt Orphée, zoals bij mij de mythische zanger heet in de Franse spelling. Bij het bestuderen van Rilke’s teksten proefde ik aspecten van Franse poëtische sfeer. Hij was ook Frans georiënteerd. Ik werd ook geïnspireerd door het toneelstuk Eurydice van de Franse schrijver Jean Anouilh. Ook in mijn vertelling van de mythe staat een vrouw in het middelpunt.’

Aan de titel Eurydice is een kwalificatie toegevoegd: Die Liebenden, blind. Het lijkt op een versregel uit de sonnetten, maar dat is het niet. Trojahn: ‘Mijn vroegere overleden librettist Fuchs had een stuk gemaakt dat Die Liebenden – blind als titel draagt. Ik vond dat een toepasselijke aanduiding voor mijn opera, maar omwille van presentatie naar het publiek is de naam Eurydice ervóór geplaatst. Ze zijn beiden blind voor elkaars liefde. In mijn visie is Orphée een jonge, nog onervaren man die naar zichzelf op zoek is. Eurydice is een wat oudere vrouw, met levenservaring opgedaan in eerdere verbroken relaties. Het zijn in feite afsplitsingen van Pluton, de god van de onderwereld, naar wie Eurydice op zoek is.’

Avant-gardistische toontaal

De werklijst van Trojahn omvat veel meer dan lied en opera. Hij schreef ook zes symfonieën – die overigens nog niet tot klinken kwamen bij Nederlandse orkesten – en veel stukken voor kleine ensembles. Zijn muziek bevat een mengeling van harde, krachtige expressiviteit met kleurrijke, naar het zangerige neigende passages.

Zowel in zijn derde symfonie als in de opera Orest drukt Trojahn zich uit in scherpe klankgolven en rotsblokachtige erupties. Maar hij heeft ook veel lyriek in zijn pen, zoals in Terzinen über Vergänglichkeit uit 2014, vier teksten van Hugo von Hofmannsthal, gezet voor sopraan en klein instrumentaal ensemble.

In de sonnetten van Rilke wordt de zang van Orpheus en zijn spel op de lier diverse keren genoemd, zoals in het derde sonnet met de dichtregel ‘Gesang ist Dasein’. Hoe heeft Trojahn dit verwerkt in zijn muziek voor deze opera? ‘Dit stuk is reflecterend van karakter. De muziek heeft twee aspecten. Voor het geheel is de muziek lyrisch van aard. In het orkest zit wat betreft het eerste bedrijf een tendens naar steeds zachter wordende expressie. Het is een opera voor zangers. Er zitten dramatische accenten in, zoals op het moment dat Eurydice sterft.’

‘In het tweede bedrijf, als Orphée wordt overgevaren naar de onderwereld, en in het derde bedrijf, waar de ontmoeting met Eurydice plaatsvindt, benut ik een zeer avant-gardistische toontaal. Ik ben heel blij met de wijze waarop het Nederlands Philharmonisch Orkest reageert op mijn compositie. De musici zijn zeer coöperatief. Het is een excellent ensemble.’

Sterven

Is deze opera ook een ode aan de muziek? ‘Ja, natuurlijk. Eurydice ontdekt in Orphée dat hij de muziek is die zij zoekt. Om Pluton over te halen hem toegang te geven tot de onderwereld zingt Orphée het sonnet waar de opera mee begint ”Und fast ein Mädchen wars…” Waarop Pluton reageert met: ”Geh… und komm als Stimme zu ihr. Sieh sie nicht an und verberge Dich.” Daar eindigt het tweede bedrijf. In de derde akte vinden zij elkaar uiteindelijk in de dood.’

‘Het stuk zou kunnen eindigen met een terugkeer naar de wereld van het licht. Maar Pierre Audi koos er in zijn regie voor om Orphée te laten sterven in de armen van Eurydice als hij zich naar haar toe keert. Dan zingt zij het sonnet: ”Sei allem Abschied voran, als wäre er hinter dir, wie der Winter, der eben geht.” Blijf ieder afscheid steeds voor, als lag het ginder.’

Eurydice – Die Liebenden, blind is van 5 tot en met 17 maart zes keer te zien. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera. De wereldpremière vindt plaats in het kader van het Opera Forward Festival.

Vorig artikel

In de zalen: OFF, Mondriaan, Goerne

Volgend artikel

YouTube-portret: Joyce DiDonato

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman