FeaturedOperarecensie

Audi’s Alcina is betoverend mooi

Gelijk de minnaars van Alcina liet het publiek zich woensdagavond vier uur lang betoveren door een sobere maar uiterst smaakvolle productie van Händels Alcina bij De Nationale Opera. De betovering werd pas verbroken nadat het slotakkoord geklonken had.

Scène uit Alcina (foto: De Munt/La Monnaie).
Scène uit Alcina (foto: De Munt/La Monnaie).

Alinca biedt een schitterende opera-avond met een conventioneel decor à la Drottningholm. Cast en orkest zijn top en de regie, belichting en kostumering zijn zeer effectief. Chapeau!

De vitale, maar ingetogen muziek van Händel wordt door het vakkundige ensemble Talens Lyriques op verfijnde wijze tot leven gebracht. Vakman Christophe Roussett dirigeert niet alleen, maar bespeelt tegelijkertijd het klavecimbel.

Dunne grenzen

Verleiden, misleiden, bedriegen en bedrogen worden. De grenzen daartussen zijn in deze opera soms uiterst dun. Het levert volop misverstanden op, maar ook humoristische momenten.

Händel toont zich een ware psycholoog in de creatie van zijn personages. Hij brengt ze met een diep gevoel voor menselijke eigenschappen tot ontplooiing. Met ingetogen, prachtig breekbare muzikale lijnen drukt hij pijn, wanhoop en verdriet uit. En expressieve, furieuze passages geven woede en de roep om wraak weer.

Scène uit Alcina (foto: De Munt/La Monnaie).
Scène uit Alcina (foto: De Munt/La Monnaie).

Ook tussen schijn en werkelijkheid loopt een dunne grens en dat buit regisseur Pierre Audi volop uit. De heren die zich aan Alcina’s toverkunsten hebben overgeleverd zijn met uiterst dunne stoffen geblinddoekt. En op momenten dat over de ontrouw en verleidelijke kant van het zwakke geslacht wordt gezongen, zien we dames, onder sluiers verborgen, op het toneel verschijnen.

In de achttiende-eeuwse kostumering zijn de kleurnuances met veel zorg gekozen. Paren krijgen dezelfde kleuren. Maar ook hier zien we dunne grenzen: de paren die voor verlossing en vrijheid strijden krijgen wat lichtere kleuren, de personages die in het duister van hun emoties gevangen zitten, waaronder later ook Alcina, worden donkerder gekleed. Het is alsof Audi met die nuanceverschillen wil laten zien hoe dicht alle emoties uit deze opera bij elkaar liggen.

Alcina’s aria’s

Alcina is in haar eerste aria nog volkomen gelukkig. Händel laat het orkest al haar beschrijvingen over de prachtige plaatsen waar ze Ruggiero heeft liefgehad herhalen. We zien een gelukzalige en uitgebalanceerde Sandrine Piau.

In haar tweede aria ‘Si, son quella’ balanceert Alcina tussen hoop en vrees. Het orkest houdt letterlijk zijn adem in. Piau verrukt met prachtige, soepele lijnen en ingetogen momenten. En de strijkers zuchten met haar mee als ze de ontrouw van Ruggiero ervaart.

De schitterende klaagzang ‘Ah, mio cor’ vormt het omslagpunt in de opera. Alcina staat moederziel alleen op het toneel; de furiën verhoren haar beden niet meer. Ze moet extreme sprongen zingen en verliest haar oriëntatie. Piau draait letterlijk om haar eigen as. Er klinken verscheurende akkoorden in het orkest.

Scène uit Alcina (foto: De Munt/La Monnaie).
Scène uit Alcina (foto: De Munt/La Monnaie).

In haar aria ‘Ombre pallide’ resten Alcina nog slechts de schaduwen van de furiën. Haar eigen schaduw is letterlijk zichtbaar tussen haarzelf en het publiek. Zo komt ook in de belichting tot uitdrukking dat Alcina niet meer aan haar schaduwkant kan ontsnappen. Prachtig gedaan! Uiteindelijk staat ze compleet in het duister op het toneel.

Piau weet zich met erg veel overgave en inleving in haar rol te verplaatsen. Haar meesterlijke optreden levert haar een applaus op waar geen einde aan lijkt te komen.

Buitengewone betrokkenheid

Maite Beaumont is in beste vorm in de rol van Ruggiero. Ingetogen bezingt zij in ‘Verdi Prati’ Ruggiero’s droevig stemmende afscheid van Alcina’s tovereiland. Händel geeft de niet zo heldhaftige ridder rehabilitatie in diens laatste aria, ‘Sta nell’ircana’, die Beaumont met vuur vertolkt. Schitterend!

Angélique Noldus speelt een mooie Bradamante, die haar zelfbeheersing verliest wanneer Ruggiero haar niet wil herkennen. Ruggiero denkt dat zij de zoveelste truc van Alcina is. Spastisch van woede en met schitterende coloraturen zingt Noldus de wraakaria ‘Vorrei vendicarmi’.

In de derde akte legt ze haar vermomming af en verschijnt ze als een voorname vrouw, die zichzelf weer volledig in de hand heeft. Noldus zingt daar waardig en uitgebalanceerd.

Opvallend is de buitengewone betrokkenheid van de spelers op elkaar. Dat geeft een grote cohesie aan deze uitvoering.

Behalve de hoofdrollen zijn ook de bijrollen uitstekend gecast. DNO-debutante Chloé Briot (Oberto) is een pareltje om zuinig op te zijn. Ze zingt intens en dramatisch. Sabine Puértolas (Morgana) en Daniel Behle (Oronte) hebben prachtige stemmen en spelen zeer overtuigend. Niet alleen als personages, maar ook in vocaal opzicht zijn ze aan elkaar gewaagd. De bas Giovanni Furlanetto (Melisso) imponeert tot slot met zijn stemgebruik en techniek.

Deze productie is een ode aan de kunst!

Alcina is nog op 27 februari en 1 maart te zien. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.

Vorig artikel

Petrenko zingt op Gergiev Festival 2015

Volgend artikel

Hulde voor gestileerde Tamerlano bij DNO

De auteur

Jacqueline van Rooij

Jacqueline van Rooij

1 Reactie

  1. Hans V. Labrand
    5 maart 2015 at 16:38

    N.a.v. Audi’s alternatieve einde van Alcina

    Hoewel ik bepaald geen onverdeeld bewonderaar ben van de ensceneringen van Pierre Audi, hebben de uitvoeringen van zijn twee Handel opera’s vorige week in Amsterdam diepe indruk op me gemaakt. De muzikale hoogtepunten, met als uitschieters ‘Ah, mio cor’ en ‘Vivo in te’, blijven door mijn hoofd spoken, evenals het toneelbeeld. Ik bleef echter ook met een aantal vragen zitten, met name ten aanzien van het eind van Alcina. In geen van de recensies die ik op Vlaamse en Nederlandse websites heb kunnen vinden werd hier op ingegaan, hoewel Audi zich hier enkele vrijheden veroorloofde waarvoor een regisseur als Tcherniakov zich zeker niet zou schamen. Graag zou ik de mening van andere operaliefhebbers hierover horen.

    Het meest opvallende verschil met alle mij bekende uitvoeringen en synopses was het tragische einde dat Audi zijn Alcina meegaf. Geen vrolijk dansje gevolgd door positief gestemde koorzang (met de boodschap ‘liefde overwint alles’, zoals o.a. in de Weense versie uit 2010) maar een vrijwel verlaten, kaal toneel, met in mijn herinnering rug aan rug de lijken van Alcina en haar zus Morgana. Maar misschien houdt mijn geheugen me wat dit laatste betreft voor de gek: in de televisieregistratie vanuit het Brusselse Munttheater liepen Alcina en Morgana via het achtertoneel weg en werden hun plaatsen vlak voordat het voorscherm zakte ingenomen door Ruggiero en Bradamante (als iemand me kan zeggen hoe de uitvoeringen in Amsterdam daadwerkelijk eindigden, hoor ik het graag).

    In zijn enscenering van Tamerlano volgde Audi het libretto van de premiere uitvoering van 1724 op de voet (dus vlak voor het slotkoor geen aria ‘Padre amato’ van Asteria en niet het duet ‘Coronata di giglie e di rose’ van Tamerlano en Andronico die bij voorbeeld in de Madrileense versie van 2008 wel zijn opgenomen). Des te verbazingwekkender is het dat hij het eind van Alcina een geheel eigen draai geeft: de titelheldin neemt hier vergif in uit – voor zover ik vanaf het tweede balkon kon zien kon zien – hetzelfde flesje waar Tamerlano uit dronk. Audi suggereert hiermee een verband tussen beide opera’s c.q. personages waarvan de betekenis mij eerlijk gezegd ontgaat. Een verder verschil met het origineel is nog dat in Audi’s versie Morgana aan het eind door haar vrijer Oronte wordt neergestoken. Alcina krijgt hiermee in Audi’s visie het karakter van een regelrechte tragedie.

    In het oorspronkelijk libretto wordt de macht van Alcina definitief gebroken door het verbrijzelen van een urn. Bij Audi is de suggestie dat dit al eerder gebeurt: daar wordt in ieder geval qua enscenering de betovering doorbroken als Alcina beseft dat ze Ruggiero definitief heeft verloren (aria ‘Mi restano le lagrime’) en het toneelbeeld – net als trouwens tegen het eind van Tamerlano – verandert in een kale ruimte met hier als enige attributen een stoel en een aantal houten kisten van verschillende afmeting. Achter die kisten blijken de door Alcina afgedankte minnaars te zitten verscholen.

    De stoel figureert ook in Tamerlano en symboliseert, zoals in verschillende recensies wordt opgemerkt, koningschap en heerschappij die staat of valt. De kisten worden echter, voor zover ik kon nagaan, nergens geduid. Ze lijken in de plaats te zijn gekomen van de blinddoeken die Alcina’s gemaakte slachtoffers eerder droegen. Uit de tekst van het koor, waarin ze hun op handen zijnde terugreis bezingen, valt af te leiden dat in ieder geval een deel van hun menszijn hebben herwonnen, maar de kisten zouden kunnen aangeven dat ze nog niet volledig zijn bevrijd. Bij zijn opkomst duwt Oresto’s vader nog in de gedaante van een leeuw een klein kistje voor zich uit, maar wordt – na een ultieme poging van Alcina haar macht te doen gelden door Oreste zijn vader te laten doden – al spoedig door zijn zoon herkend. Als pogingen om medelijden c.q. sympathie op te wekken niet het gewenste effect sorteren, laat Audi zijn Alcina vergif innemen terwijl haar zus Morgana door Oronte met zijn degen wordt doorstoken. Van de vreugde en het geluk waarvan in het slotkoor sprake is, valt in de lichaamstaal van de zangers weinig te bespeuren. Ik moet bekennen dat de noodzaak van deze eigenzinnige benadering van Audi me ontgaat. Graag hoor ik van andere bezoekers hoe die op hen is overgekomen.

    P.S. De televisieregistratie van opvoeringen van beide Handel opera’s in het Brusselse Munttheater worden de komende weken nog enkele malen door Mezzo c.q. MezzoHD uitgezonden (met Franse ondertitels) en zijn verder op YouTube te zien.