FeaturedOperarecensie

Operadagen: Amadigi doorbreekt grenzen

Amadigi Remixed, uitgevoerd door Codarts-studenten, volgt de idealen van Operadagen Rotterdam in het doorbreken van grenzen en het zoeken naar nieuw publiek. Toch bleef het resultaat op pinkstermaandag enigszins steken in goede bedoelingen. Wat niets afdoet aan de inzet van de jeugdige musici.

Scène uit Amadigi Remixed (foto: Jan Hordijk).
Scène uit Amadigi Remixed (foto: Jan Hordijk).

“Liever investeren in jong talent dan in bakstenen”, zo sprak artistiek leider Guy Coolen van Operadagen Rotterdam onlangs. De samenwerking met Codarts, de Rotterdamse Hogeschool voor de Kunsten, is een concreet voorbeeld van dit streven. Vorige week is de relatie bestendigd met een heus convenant, zodat in de toekomst nog meer begaafde jongeren podiumervaring kunnen opdoen onder de paraplu van het spraakmakende festival.

Amadigi, een vroege ‘toveropera’ van Händel, werd afgelopen november al door Codarts OperaLab uitgevoerd in een redelijk stijlgetrouwe aanpak. Maar, zo vertelde Codarts-docent David Prins in zijn inleiding, “exact 300 jaar na de wereldpremière op 25 mei 1715 doen we het heel anders!” Het publiek werd opgeroepen om de telefoon vooral aan te laten en hoorbaar commentaar niet te mijden. Destijds was operabezoek immers ook een rommelig en ongedwongen sociaal gebeuren…

Daar kwam natuurlijk niets van terecht. Op de gedoofde lichten in de Kleine Zaal van de Rotterdamse Schouwburg volgde de logische reflex om stil en geconcentreerd te zijn. Waarschijnlijk tot opluchting van de jonge musici, onder wie ook veel studenten van de pop- en dansafdelingen van Codarts. Rotterdam vertrouwt namelijk sterk op de voordelen van kruisbestuiving. In de woorden van Prins: “Iedereen moet opera doen, of ze willen of niet…”

Amadigi kent een simpele en vertrouwde barokplot: een verliefd koppeltje, ridder Amadigi en prinses Oriana, wordt het leven zuur gemaakt door twee rivalen, tovenares Melissa en Amadigi’s voormalige makker Dardano. In het concept van regisseur Dick Hauser kreeg elk personage meerdere vertolkers uit de diverse artistieke disciplines. Een ‘ceremoniemeester’, zo weggelopen van het Songfestival in zijn extravagante roze jurk en hoge hoed, voorkwam verwarring met vileine verbindende teksten.

Een Händel-purist had hier duidelijk niets te zoeken. Maar een open geest kon genieten van doorleefd gebrachte klassiekers zoals ‘Dead man walking’ en ‘Taste of honey’, begeleid door bijvoorbeeld gitaren, piano, divers slagwerk en arrangeur Marco de Bruin zelf achter het keyboard.

Zowel tedere als energieke dansscènes boden visuele ondersteuning, evenals fantasierijke videoprojecties. En klaaglijke zang in oosterse sferen zorgde voor de broodnodige multicultinoot.

Gelukkig dook ook Händel zelf geregeld op, waarbij het instrumentale zwaartepunt verschoof naar enkele blazers en een vijfkoppig strijkersensemble. De titelrol kwam er echter bekaaid vanaf: ondanks maar liefst vier Amadigi-vertolkers klonk er vrijwel geen noot van zijn aria’s. Maar goed, de aandoenlijke schurk Melissa, een soort voorstudie op Alcina, is dan ook een boeiender personage. Twee vlammende sopranen, beiden in sexy leren topjes, gaven overtuigend stem aan haar woede en hartstocht.

Helaas werden geen namen genoemd, maar Donkere Melissa blonk uit in virtuositeit, terwijl Blonde Melissa sterker was in expressie. Een milde mezzo contrasteerde met Dardano’s melancholieke ‘Pena tiranna’ en zegde even later vanuit het graf de tovenares de wacht aan. Verraden door hemel en hel doorstak Blonde Melissa zich en zorgde met een hortend accompagnato voor het emotionele hoogtepunt van de avond.

De Oriana-vertolkster had met drie flinke aria’s de meeste noten op haar zang. Ze zong teder en vloeiend, als een onschuldige prinses. Maar juist bij haar betreurde ik de elektronische versterking. Op eigen kracht had haar pure geluid in de relatief intieme ruimte vast meer glans vertoond.

Natuurlijk klonk hier en daar een onzuivere noot of een te vroege inzet; het betreft immers studenten. Dat is echter ook positief op te vatten. Volgroeide artiesten beheersen de kunst van het ‘moeiteloos doen lijken’ zo voorbeeldig dat een luisteraar blasé kan worden. Hier versterkten de kleine onzekerheden juist mijn waardering, zowel voor de kunst van het musiceren op zich als voor de moed van deze jongeren om zich bloot te geven.

Desondanks sprong bij mij niet de magische vonk over die de diverse elementen tot een organisch geheel had kunnen smeden. Maar wie weet trekt het inderdaad twijfelaars over de operastreep wanneer ze in een deels vertrouwde muziektaal worden aangesproken. En nieuwe publieksaanwas blijft onontbeerlijk, wil de kunstvorm ook de komende 300 jaar overleven.

Zie voor informatie over het resterende programma in Rotterdam de website van Operadagen Rotterdam.

Vorig artikel

Parijse opera rehabiliteert Le Roi Arthus

Volgend artikel

Operadagen: Langs brave muziektheater

De auteur

Martin Toet

Martin Toet