Recensies

Reisopera kneedt L’Orfeo tot gesamtkunstwerk

De nieuwe productie van L’Orfeo bij de Nederlandse Reisopera is een gesamtkunstwerk. Regisseur Monique Wagemakers heeft als het ware een ontmoeting gearrangeerd van Claudio Monteverdi met Richard Wagner. Dat heeft geresulteerd in een fraai schouwspel, waarin de toch wat trage muziek van Monteverdi opbloeit.

De groep beweegt zich als een menselijke sculptuur. Alleen de solisten treden zo nu en dan uit het geheel. (© Marco Borggreve)

In een totaalkunstwerk komen waar mogelijk alle disciplines samen: muziek, zang, declamatie, dans en beeldende kunst. Wagemakers heeft het gangbare regieteam daarom uitgebreid met een choreograaf en een studio die gespecialiseerd is in het creëren van ‘ervaringssculpturen’.

De tien zangers zijn aangevuld met evenzovele dansers van Dance Company Nanine Linning, allen vergelijkbaar gekleed en permanent op het toneel. De groep beweegt zich als een menselijke sculptuur, zonder echte danstechnische hoogstandjes. Hierdoor kunnen de zangers goed meekomen met de dansers. Alleen de solisten treden zo nu en dan uit het geheel.

Lonneke Gordijn heeft met haar Studio Drift een sculptuur gemaakt bestaande uit 16 km geweven dun nylondraad. Het draagt de naam ‘Ego’ en stelt de gedachtewereld van Orfeo voor. Met behulp van een achttal motoren kan het doek vele verschillende vormen aannemen, waarmee als het ware getoond wordt hoe Orfeo op een bepaald ogenblik de wereld ervaart. Prachtig is het moment waarop de titelheld conform de mythe zijn geliefde Euridice voor de tweede keer verliest. Op het moment dat dit tot hem doordringt, balt de sculptuur zich in een oogwenk samen, alsof Orfeo’s keel wordt dichtgeknepen. Hij dreigt te verstikken en Ego laat dat ons sterk uitvergroot zien.

De kostumering van Marlou Breuls toont de spelers in een zandkleurige bodystocking, met strips in verschillende patronen die voor een vleugje individualiteit zorgen. Tijdens de scènes in de onderwereld draagt men daar een donker loshangend gewaad over. Kleding en levende sculptuur maken het zodoende moeilijk om individuele zangers te herkennen, temeer daar men meerdere rollen vertolkt.

Een aantal zangers springt er echter uit. Luciana Mancini opent als La Musica en is verder te horen als Messagiera en Proserpina. Haar vertolking was sober en to the point, in overeenstemming met het karakter van de muziek van dit werk in het algemeen. Aanvankelijk meende ik een zekere hardheid in de stem te bespeuren, maar later verzachtte de stem en als Proserpina klonk Mancini bijna als een romantische heldin.

Kristen Witmer vertolkte Euridice, Speranza en Eco. Als Speranza brengt ze Orfeo naar de oever van de Styx, zodat hij op zoek kan gaan naar zijn Euridice. Alsof hij haar stem heeft gehoord, die hem vraagt naar de Hades te komen om haar te halen. De Caronte van Alex Rosen wil echter van geen wijken weten. Ook Yannis Francois als Plutone beziet Orfeo’s komst met gemengde gevoelens. Mooie bezetting van deze twee mannenrollen met lage stemmen.

De veeleisende titelrol werd uitstekend vertolkt door tenor Samuel Boden. Bijgestaan door Ego wist hij zijn wisselende stemmingen goed over het voetlicht te brengen. Fraai gezongen, goed geacteerd. Ook de overige rollen waren adequaat bezet.

Scène uit L’Orfeo bij de Nederlandse Reisopera. (© Marco Borggreve)

Een moeilijk punt in deze mythe blijft het moment waarop Orfeo tegen beter weten in toch omkijkt. In deze productie wordt dit opgelost door hem een directe aanleiding te verschaffen. De spelers die Euridice begeleiden maken plotseling veel misbaar. Ze wekken de suggestie dat er iets heel onverwachts is geschied. Is Euridice wellicht op haar schreden teruggekeerd? Dit misbaar is de trigger die onze held doet omkijken. Uit zichzelf deed hij het niet, hij wordt uiteindelijk gewoon ertoe geprest. Daarmee blijft het klassieke wereldbeeld in stand: niemand keert ooit uit de Hades terug onder de levenden. Und das ist gut so.

Het ensemble La Sfera Armoniosa onder leiding van Hernán Schvartzman zorgde voor een welluidende begeleiding. Opvallende bijdragen kwamen van de twee cornetto’s, een opmerkelijk instrument dat klinkt als koper, maar in werkelijkheid tot de houtblazers behoort.

Dit totaalkunstwerk – laten we vooral de uitgekiende belichting van Thomas C. Hase niet vergeten – voldoet aan alle voorwaarden om Monteverdi’s oeropera over het voetlicht te brengen voor een eigentijds publiek. Dit vier eeuwen oude werk is zeker een aanrader, ook voor operaliefhebbers die niet gek zijn op heel vroege barok.

L’Orfeo is tot en met 22 februari nog negen keer te zien. Zie voor meer informatie de website van de Nederlandse Reisopera.

Vorig artikel

De kracht van Kirsten Schötteldreier

Volgend artikel

Lilian Farahani zingt Susanna in Nancy

De auteur

Peter Franken

Peter Franken