CD-recensies

Praagse musici zetten Glucks Ezio op cd

In 1750 ging Ezio van Gluck in wereldpremière in Praag. 260 jaar later zette het Prague Symphony Chamber Orchestra de opera op cd. Jammer genoeg is het een weinig overtuigende introductie van het onbekende werk.

Het libretto dat de bekende schrijver Pietro Metastasio onder de titel Ezio schreef, is door vele componisten tot een opera verwerkt. Christoph Willibald Gluck greep de tekst aan voor zijn vijftiende opera, een klus in opdracht van het Kotce Theatre in Praag. Daar ging het werk tijdens het carnavalsseizoen van 1750 in wereldpremière.

Ezio is gebaseerd op historische verhalen rondom keizer Valentianus III en generaal Flavius Aetius (Ezio). De plot bevat een held, twee vrouwen die hem allebei willen, op misverstanden beruste conflicten en een climax die uitloopt op een happy end.

De opera is in een nogal stijf en statig format geperst. Er passeren zeker de nodige fraaie en originele aria’s, maar het geheel is verder netjes ‘volgens de conventies’ gecomponeerd. Conventies waar Gluck later in zijn carrière overigens zelf tegen in zou gaan, met onder meer Orfeo ed Euridice.

Die statige en stijve indruk weet het label ArcoDiva met een in april 2010 opgenomen uitvoering niet te ontkrachten. Allereerst door de matige presentatie van de opera. Bij zo’n onbekend werk mag je toch een libretto met vertaling verwachten, maar het enige wat je krijgt, is een samenvatting en de Italiaanse tekst. Oftewel: je hebt geen flauw idee waar je naar zit te luisteren, waardoor de aandacht al snel verslapt.

De grotendeels Tsjechische cast is daarbij niet capabel genoeg om woordloos te overtuigen. Goede stemmen zijn er wel, maar de meeste recitatieven klinken mat en de aria’s zijn te braaf voor zoiets dramatisch als opera. Persoonlijk vind ik het verder jammer dat de twee belangrijkste mannenrollen door vrouwen worden gezongen. Ik snap de motivatie, maar vind het op een cd niet goed uitpakken.

Jana Levicová laat in de titelrol een rond geluid horen, maar zingt haar partij vrij monotoon en weet weinig raad met haar coloraturen. Ook Eva Müllerová legt weinig nuance in haar vertolking.

Goed maar niet opvallend is Yukiko Šrejmová Kinjo als Onoria en het beste uit de verf komt Michaela Šrůmová als de keizer Valentiniano. Har stem is zuiver en toonvast. Ook zij ontkomt echter niet altijd aan een in mijn ogen te nette, gedragen zangstijl.

Het Prague Symphony Chamber Orchestra onder leiding van Jiří Petrdlík presteert mijns inziens beter. Het speelt transparant en gebalanceerd, zodat Glucks instrumentale muziek in elk geval goed voor het voetlicht wordt gebracht.

Niet lang voor dit Tsjechische project, in 2010, bracht Virgin Classics een opname van Ezio uit, onder leiding van Alan Curtis en met solisten als Sonia Prina, Ann Hallenberg en Topi Lehtipuu. Ik ken de registratie niet, maar als u Glucks Ezio wil leren kennen, zou ik eerst een blik in de Virgin-schappen werpen.

Vorig artikel

Column: Antony Hermus

Volgend artikel

The Greek Passion: veel te onbekend

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. martin
    7 december 2011 at 18:09

    Toevallig had ik net de Virgin-uitgave in mijn cd-speler gedaan toen ik dit artikel las. Ik weet ook van het bestaan van een uitgave op het label Oehms (van de 1763-versie); merkwaardig dat specifiek dit werk zo populair is terwijl er nog diverse vroege Gluck-opera’s op een plaatpremière wachten. Ik zal niet beweren dat het een groot meesterwerk is maar ook in dit stadium van zijn carrière had de componist al een duidelijke eigen toon. De expressie is daarbij belangrijker dan het behagen van het oor, maar meer dan bij Glucks tijdgenoten hangt het van de uitvoering af of dat aspect overkomt op de luisteraar. Trouwens grappig om deze muziek te vergelijken met Händels Ezio, ook opgenomen door Curtis met Prina en Hallenberg (hoewel in andere rollen).

    De zangers zijn het sterkste punt van de Virgin-registratie, al moet je houden van de heel karakteristieke timbres van Prina en Cencic. Hallenberg bevalt me het beste, misschien omdat Fulvia de meest hartstochtelijke aria’s te zingen heeft. Zoals het ook door Bartoli vastgelegde ‘Ah non son io che parlo’. Vergeleken met Mozarts elegante setting is Gluck ruig en onevenwichtig maar absoluut spannend! Hier de link naar een filmpje met Hallenberg: http://www.youtube.com/watch?v=pHBVi270wkA