Achtergrond

Mijn Wagner: Siegfried

In een serie kijkt Peter Franken terug op zijn favoriete voorstellingen van de tien opera’s uit de Wagnercanon die hij in het theater heeft gezien. In deel zeven van zijn Wagnerherinneringen: Siegfried in Düsseldorf.

Michael Weinius als Siegfried en Linda Watson als Brünnhilde bij de Deutsche Oper am Rhein. (© Hans Jórg Michel)

Siegfried is mijn minst favoriete Wagneropera. Ik ga er alleen naartoe om geen lacunes in een bepaalde Ring te laten vallen. Sommige ensceneringen vallen mee, andere tegen, zoals die van Frank Castorf in Bayreuth, op afstand de slechtste Siegfried die ik ooit heb gezien. Maar er zaten ook heel aardige voorstellingen bij, waar ik met plezier aan terugdenk, zoals die in de Ring van Robert Carsen voor de Oper Köln. Heel geslaagd vond ik de Siegfried in de Ring van Dietrich Hilsdorf voor de Deutsche Oper am Rhein.

Altijd weer iets om naar uit te kijken in Siegfried: hoe zal de ‘Riesen-wurm’ Fafner op het toneel worden getoond? In de productie van Hilsdorf, die in 2018 in première ging in Düsseldorf, komt er een enorme stoommachine op, waar Siegfried zijn zwaard in steekt. De voorklep zwaait open en de stervende Fafner komt uit de stoomketel gekropen. Na Die Walküre, met daarin het wrak van een Apachehelikopter, zien we ook in dit deel van de Ring een groot technisch object op het toneel, dat in relatie kan worden gebracht met de verhaallijn. Draken staan voor vuur, rook en een hoop lawaai, bijna net als stoommachines. Een aardige vondst.

Zo zijn er nog wel meer vondsten in deze verder vrij traditionele Siegfried-enscenering. Traditioneel in de zin dat het libretto grotendeels nauwkeurig wordt gevolgd, ook op detailpunten, en er geen sprake is van een ander concept dan door Wagner aangegeven. Mime is een achterbakse, manipulerende smid, Siegfried een opstandige jongeman, die de wereld in wil trekken, vooral om van Mime af te zijn.

Wotan stelt zich in de eerste twee delen nooit voor, maar men weet wel wie hij is: de oppergod. In Siegfried reist hij incognito als Wanderer. Zodoende kan hij aanspraak maken op de gastvrijheid die ‘dolende reizigers’ vergund dient te zijn. In Hilsdorfs regie verplaatst hij zich op een fiets, een vooroorlogs model van het merk Wanderer. Als bagage heeft hij een plastic zak bij zich, met daarin een fles wijn, twee bekers en een stokbrood. Verder nog een krant, zodat hij al lezend de indruk kan wekken niet op zijn omgeving te letten.

Als Mime het antwoord op de derde vraag schuldig moet blijven, pakt hij snel een fietspomp en begint als een bezetene Wotans banden op te blazen, als om het goed te maken. Het is een komisch moment, dat tegelijkertijd Mimes positie van de gedoodverfde schlemiel prachtig weet te benadrukken.

Simon Neal als Wanderer naast Erda, op de foto gezongen door Susan Maclean, afgelopen zondag vertolkt door Renée Morloc. (© Hans Jörg Michel)

Wotan wordt getoond als een imposante oppergod die, ook al is hij afgegleden tot het niveau van een rondfietsende zwerver, zich nog steeds gedraagt alsof hij alle macht heeft. Dat wordt met name duidelijk in zijn confrontatie met Siegfried, een kantelmoment in de Ring.

Siegfried is de nieuwe man voor wie het oude moet wijken. De toeschouwer weet dat en is geneigd zijn kant te kiezen. Maar de afgedankte heerser verzet zich tegen wil en dank voor een laatste maal, ook al is hij feitelijk gebaat bij de gang van zaken. Het is een combinatie van factoren: gebrek aan respect van zo’n snotneus, angst voor een onbekende toekomst en misschien ook wel jaloezie vanwege zijn ‘Wunschmaid’ Brünnhilde, die op het punt staat het lot te ondergaan dat hij voor haar heeft bestemd. Eigenlijk kan hij maar beter sterven nu, ware het niet dat goden onsterfelijk zijn.

Geleid door een onzichtbare Waldvogel gaat Siegfried op weg naar Brünnhildes rots, of in dit geval het wrak van de Apachehelikopter, waarin ze door Wotan te slapen is gelegd. Op weg daarheen wordt hij lastiggevallen door een oude man op een fiets – het zal ook eens niet. Maar zijn zwaard breekt de speer, waarna Wotan het veld ruimt, für immer.

Voordat het zover is, komt uiteraard eerst nog oermoeder Erda in beeld. Hilsdorf laat haar half slapend in een stoel aan de zijkant van het toneel zitten en daar laat Wotan haar ook achter na zijn vruchteloze ontmoeting met de moeder van zijn Wunschmaid. Pas tegen de tijd dat Brünnhilde toegeeft aan Siegfrieds avances en er iets staat te gebeuren tussen die twee, ruimt ze het veld. Moeder wil niet overal bij zijn, ook al is ze helderziend.

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Arturo, Olga en Ramsey

Volgend artikel

Oliemans zingt lyrische Müllerin

De auteur

Peter Franken

Peter Franken