AchtergrondBinnenkortFeatured

De karmelietessen van Compiègne

Weinig opera’s hebben zo’n bijzondere historische achtergrond als Francis Poulencs meesterwerk Dialogues des Carmélites. Peter Franken dook in de beroemde geschiedenis van de zestien karmelietessen.

De karmelietessen bij het schavot.
De karmelietessen bij het schavot.

Op 17 juli 1794 vonden zestien nonnen uit de orde der karmelietessen de dood op het schavot. Tien dagen later eindigde met de executie van Robespierre de periode uit de Franse historie die bekendstaat als ‘La Terreur’. De karmelietessen zijn de geschiedenis ingegaan als de ‘martelaren van Compiègne’, de plaats waar hun klooster stond. In 1906 werden ze als groep zalig verklaard door paus Pius X.

Minder dan een jaar na de bestorming van de Bastille in 1789 had de Nationale Vergadering reeds besloten tot de sluiting van alle kloosters. De bezittingen van de kerk vervielen aan de staat en de religieuzen werden verplicht hun leven voort te zetten als gewone burgers. De sluiting van ‘de Carmel’ in Compiègne liet echter tot 1792 op zich wachten. Daarna gingen de nonnen ondergronds. Ze werden in juni 1794 gearresteerd en veroordeeld tot de guillotine wegens religieuze – en dus subversieve, contrarevolutionaire – praktijken.

Deze gebeurtenis werd door Gertrud von Le Fort verwerkt in haar novelle Die Letzte am Schafott uit 1931. Georges Bernanos werkte het verhaal om tot een toneelstuk en schreef op basis hiervan het libretto van wat Francis Poulencs tweede opera zou worden. Poulenc werkte eraan van augustus 1953 tot juni 1956.

De wereldpremière vond op 26 januari 1957 plaats in de Scala in Milaan. De Parijse première, met Denise Duval als Blanche, Régine Crespin als Madame Lidoine en Rita Gorr als Mère Marie, volgde op 21 juni van hetzelfde jaar.

In de opera speelt de Franse revolutie slechts een rol op de achtergrond. Centraal staat het leven van een groep nonnen die conform de regel van de orde hun leven slijten met bidden. Verder spelen reflecties op begrippen als goddelijke genade en martelaarschap een belangrijke rol. De hoofdrol is weggelegd voor een novice, Blanche de la Force, die het verbindend element vormt met de roerige buitenwereld.

Blanche en Madame de Croissy

Blanche is de dochter van de markies De la Force. Zij lijdt aan wat het beste kan worden omschreven als een ‘prenataal stresssyndroom’. Tijdens de feestelijkheden rond de bruiloft van de Dauphin (de latere Louis XVI) en Marie-Antoinette in 1770 werd haar moeder in het familierijtuig belaagd door een menigte. De doodsangst waarin de zwangere markiezin had verkeerd, veroorzaakte nog dezelfde avond de voortijdige geboorte van haar dochter Blanche. Zelf stierf zij in het kraambed.

Blanche groeit op als een meisje met angst voor het leven. Door haar broer wordt ze letterlijk een angstig haasje genoemd. Zelf geeft ze aan dat elke nacht voor haar een plaatsvervangend ervaren is van Christus’ doodsangst in Getsemane.

In april 1789 raakt ze op haar beurt in een koets verzeild in een roerige menigte. Dat blijkt de genadeklap en vrijwel onmiddellijk na haar behouden thuiskomst vraagt ze haar vader toestemming om zich als non uit het normale leven te mogen terugtrekken. Haar keuze is het klooster van de karmelietessen in Compiègne, naar alle waarschijnlijkheid omdat die nonnen slechts bidden en geen contact hebben met de buitenwereld.

De oude en ernstig zieke priores Madame de Croissy twijfelt aan haar roeping. Ze houdt Blanche voor dat de orde geen asiel is. De orde waakt niet over haar leden, het zijn juist de leden die over de orde dienen te waken. Gevraagd welke naam ze zou willen aannemen als ze wordt toegelaten, antwoordt de aspirant-novice niet helemaal onverwacht: ‘Blanche de l’Agonie du Christ’.

Als ze op haar doodsbed ligt, vertelt de priores aan Mère Marie de l’Incarnation (‘Moeder Maria van de Menswording’) dat ze diep geraakt werd door Blanches naamkeuze. Ze droeg diezelfde naam voordat ze priores werd. Ze belast Mère Marie met de zorg voor deze kwetsbare novice. Als ze later met het meisje spreekt, zegt ze dat Blanche, die als laatste toetrad tot de orde, het meeste blootstaat aan gevaar. En dat ze graag haar leven voor haar had willen geven om haar te beschermen.

Kort daarna begint haar doodsstrijd, waarbij ze de controle over zichzelf verliest. Ze sterft een vreselijke dood, niet rustig en vol vertrouwen zoals verwacht na een leven gewijd aan God, maar opstandig en vol verwijten aan God, dat hij haar in de steek heeft gelaten. Wat doorklinkt is een parafrase op “Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?”

Constance

De andere novice in het klooster is Soeur Constance de Saint Denis. Zij is een eenvoudig meisje, zowel van geest als qua afkomst. Direct na het ‘sollicitatiegesprek’ van Blanche met de priores klinkt een zwaarmoedig intermezzo. Daarna zet de muziek geheel onverwacht in met een opgewekt deuntje. In een andere context zou je van ‘comic relief’ kunnen spreken.

Het verhaal van de karmelietessen, afgebeeld op de ramen van de Our Lady of Mount Carmel Church in Quidenham (© John Salmon).
Het verhaal van de karmelietessen, afgebeeld op de ramen van de Our Lady of Mount Carmel Church in Quidenham (© John Salmon).

Constance kwettert gezellig over een nieuw strijkijzer dat is afgeleverd en over een bruiloftsfeest dat ze meemaakte vlak voor ze haar intrede in het klooster deed. En hoe leuk dat was en hoeveel ze wel niet gedanst had.

Blanche ergert zich aan haar. Ze vindt dit uitgelaten gedrag ongepast, juist nu de priores zo ziek is en misschien wel doodgaat. Constance ziet het als de normale gang der dingen. Ze is al 59 en je moet toch een keer overlijden? Zelf zou ze best haar leven willen opofferen voor de priores; doodgaan schrikt haar niet af.

Constances commentaar op de allerminst bij een diepreligieuze non als de priores passende dood is zeer direct. Misschien heeft ze wel een slechte dood gekregen zodat iemand anders zal overlijden in rust en vrede, iemand die dat niet heeft verdiend. Ze vergelijkt het met een situatie waarin iemand jouw jas meekrijgt in de garderobe en jijzelf met de verkeerde jas wordt opgescheept.

Mère Marie

Poulenc zag het personage van Mère Marie als “geheel verdroogd, ambitieus en ongelooflijk hard”. Toch wordt niet zij maar Madame Lidoine, een betrekkelijk onopvallende vrouw van eenvoudige komaf, de nieuwe priores.

Als de kapelaan komt vertellen dat hij zijn ambt niet langer mag uitoefenen omdat hij geen eed van trouw op de grondwet heeft willen afleggen, stelt de priores dat een gebrek aan priesters zal worden gecompenseerd door een overvloed aan martelaren. Onmiddellijk grijpt Mère Marie de gelegenheid aan om dit uit te leggen als zou de heilige Geest door de mond van de priores hebben gesproken. En dat de boodschap is dat de nonnen van Carmel hun leven moeten geven om gedaan te krijgen dat er in Frankrijk spoedig weer priesters zullen zijn. De priores fluit haar terug: zij alleen kan over dat soort zaken een besluit formuleren.

Campagnebeeld van Dialogues des Carmélites bij De Nationale Opera (© Petrovsky & Ramone).
Campagnebeeld van Dialogues des Carmélites bij De Nationale Opera (© Petrovsky & Ramone).

Kort daarna komen revolutionaire commissarissen aanzeggen dat men het klooster moet verlaten om een leven als gewoon burger op te pakken. Als vervolgens de priores op dienstreis naar Parijs vertrekt – een theatraal handigheidje, zonder enige opgaaf van redenen – heeft Marie het rijk alleen en organiseert direct een stemming over een mogelijk martelaarschap.

Als men zich zou houden aan de eisen die de revolutionaire regering stelt – heengaan in vrede en gewoon burger worden – is er niets aan de hand en kan men dus ook niet als martelaar sterven. Maar door geen afstand te doen van de gelofte die is gedaan en het religieuze leven voort te zetten, wordt als het ware de doodstraf en dus het sterven voor het geloof afgedwongen. Na enig geharrewar is de uitkomst unaniem en de nonnen leggen stuk voor stuk de martelaarsgelofte af. Blanche krijgt een paniekaanval en gaat ervandoor.

Later zien we haar terug in haar ouderlijk huis, waar ze werkt als dienstmeisje. Haar vader is slachtoffer geworden van de Terreur, haar broer is naar het buitenland ontkomen. Ze is weer het angstige haasje van voorheen, dat zich verstopt voor de boze bedreigende wereld.

Mère Marie weet haar echter te vinden en prent haar in dat ze een gelofte heeft afgelegd. Haar leven heeft ze nog wel weten te behouden, maar haar zielenheil is op het spel gezet. Hier zien we de manipulatieve kant van deze verkalkte non.

Als Blanche toevallig opvangt dat de andere nonnen zijn opgepakt, weet ze haar innerlijke rust uit de kloostertijd te herwinnen. Terwijl de nonnen naar het schavot worden gevoerd en één voor één worden onthoofd, baant Blanche zich een weg door de menigte en gaat vrijwillig de dood tegemoet. Met de serene rust en waardigheid die Madame de Croissy niet misstaan zou hebben. Uiteindelijk hebben die twee kennelijk toch geruild: Blanche heeft de dood van de oude priores gekregen, die laatste de dood waarvoor Blanche voorbestemd leek.

Mère Marie heeft het nakijken: als enige sterft zij niet als martelaar. De kapelaan maakt haar duidelijk dat het slechts aan God is wie martelaar wordt en wie niet. En dat ze daarmee verder zal moeten leven.

Hieronder de slotscène van Dialogues des Carmélites:

Poulenc

Francis Poulenc heeft diverse uitspraken gedaan over dit werk die de moeite van het citeren waard zijn. Over zijn identificatie met de hoofdfiguur tijdens het wordingsproces zei hij: “Blanche, dat was ik zelf, en dat is ze nog steeds.” Hij zal daarbij wellicht gedoeld hebben op zijn eigen existentiële twijfels, voortkomend uit de spagaat van overtuigd katholiek en praktiserend homoseksueel. Dat hij Blanche een mooie dood kon geven, zal een zekere verlichting in zijn eigen leven hebben betekend.

Over Constance zei Poulenc dat hij op haar verliefd geworden was en haar partij opwaarts had getransponeerd om haar onbekommerde jeugdigheid meer te benadrukken.

Verder merkte hij min of meer verontschuldigend op (omdat zijn werk anno 1957 zo weinig ‘modern’ klonk): “U zult het mijn karmelietessen moeten vergeven. Het heeft er alle schijn van dat ze uitsluitend tonaal kunnen zingen.”

Iedereen die het werk eens heeft beluisterd, zal van mening zijn dat Poulenc zich nergens voor hoefde te verontschuldigen. Muziek en handeling vormen een prachtig sluitend geheel met een ijzingwekkend slot dat menig operabezoeker de haren te berge doet rijzen.

Ook in werkelijkheid schijnt het gebeuren in 1794 veel indruk te hebben gemaakt. Zij die het oude katholieke geloof trouw waren gebleven, haastten zich dan ook om het einde van de Terreur toe te schrijven aan het martelaarschap van deze nonnen.

In de Parijse ‘Conciergerie’ bevindt zich een kleine herdenkingskapel waar de namen van de Parijse slachtoffers van de Terreur zijn opgetekend. De karmelietessen ontbreken daar natuurlijk niet, maar de bekendste naam voor operaliefhebbers zal een andere zijn: die van André Chénier, gestorven onder de guillotine, drie dagen voor Robespierre hetzelfde lot onderging.

Dialogues des Carmélites is van 7 tot en met 29 november te zien bij De Nationale Opera in Amsterdam.

Vorig artikel

Dasch bezoekt Utrecht en Amsterdam

Volgend artikel

Van Sandwijk en Morsch zingen Schumann

De auteur

Peter Franken

Peter Franken

1 Reactie

  1. stefan caprasse
    5 november 2015 at 14:43

    Mère Marie komt bij Poulenc harder over dan bij Bernanos omdat hij alle scenes heeft weggelaten waar ze optreedt als de ‘beschermster’ van Blanche (zoals ze gezworen had aan de 1ste priores) en vrijwel enkel die scenes overhoudt, waar ze als haar (autoritaire) ‘vervolgster’ optreedt.