CD-recensiesFeatured

Marina Rebeka maakt eerste soloalbum

Zeven Mozart-dames sieren het eerste soloalbum van Marina Rekeba. Origineel is de selectie aria’s niet, wel veelzijdig. Een fraaie staalkaart van waar de Letse sopraan toe in staat is.

Marina RebekaMarina Rebeka is in Amsterdam bekend van haar vertolking van Mathilde in Guillaume Tell, een opera van Rossini die in januari en februari bij De Nederlandse Opera te zien was. Sindsdien maakte ze haar debuut in de Arena di Verona en bij de Bayerische Staatsoper en trad ze op bij onder meer de Scala in Milaan, de Wiener Staatsoper en het Rossini Festival in Pesaro.

Gezien haar successen op deze prominente tonelen was haar eerste solo-cd een kwestie van tijd. Warner Classics gaf haar de kans. In maart dit jaar nam ze de cd op in Liverpool, met het Royal Liverpool Philharmonic Orchestra onder leiding van de jonge dirigente Speranza Scappucci. In november kwam het album uit.

Rebeka richtte zich voor haar debuut op Mozarts rijke operarepertoire, met name vanwege de zeer uiteenlopende karakters die Mozart in zijn opera’s creëerde, zo schrijft ze in het voorwoord bij de cd.

Contrastrijk is de cd zeker. Te horen zijn Elettra (Idomeneo), de Contessa (Le nozze di Figaro), de Königin der Nacht en Pamina (Die Zauberflöte), Donna Anna en Donna Elvira (Don Giovanni) en tot slot Konstanze (Die Entführung aus dem Serail). Zo is het mogelijk dat je na een verwoed ‘Der Hölle Rache’ uit Die Zauberflöte direct een langgerekte, ontroerende versie van Donna Anna’s ‘Non mi dir, bell’idol mio’ uit Don Giovanni voorgeschoteld krijgt. Werelden van verschil.

Technisch kan Rebeka alle rollen met gemak aan. Haar coloraturen zijn ‘spot on’ en met laag noch hoog heeft ze ook maar enige moeite. De keihoge noten van de Königin der Nacht klinken even raak en vol als de lager gelegen frases van Elvira en Elettra.

Haar stem komt wat ‘compact’ over, maar een kanariepiet is ze beslist niet. Er zit genoeg body achter de noten. En wie haar in Amsterdam heeft gehoord, weet dat ze je oren flink kan laten klapperen, zeker in de hoogte.

Fraai vind ik ook de stijlvolle manier waarop ze lijnen trekt in haar partijen. In ‘Dove sono i bei momenti’ van de Contessa vloeit en vloeit de klank maar door, schier eindeloos. Een bijzonder delicate vertolking.

Wat ik jammer vind, is dat haar Italiaans verloren gaat zodra ze in de hoogte gas begint te geven. Dan vervormt alles tot één onbestemde klinkerklank. Daardoor mist bijvoorbeeld Elettra’s heftige aria ‘D’Oreste, d’Aiace ho in seno i tormenti’ overtuiging. Juist een scherp gearticuleerde uitspraak van woorden als ’tormenti’, ‘morte’ en ‘serpenti’ kan daar de emotie naar boven halen. Nu blijft de aria wat op afstand.

Voor de rest valt er echter niets te klagen over Rebeka’s inleving in de personages. Ze komen allemaal goed voor de dag, waarbij Speranza Scappucci haarfijne begeleiding uit het Liverpoolse orkest haalt. Vooral de precisie waarmee ze in de recitatieven de tekst volgt en verklankt, vind ik indrukwekkend.

In haar voorwoord schrijft Rebeka dat ze hart en ziel in de cd heeft gestopt. Dat is te merken. Het mogen dan geen verrassende aria’s zijn, buitengewoon fraai zijn ze wel. Hopelijk keert ze nog eens terug naar Nederland!

Vorig artikel

Stem nu: Schaunard Award 2013

Volgend artikel

Werther: mooi kerstgeschenk in Essen

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.