BuitenlandOperarecensie

Luik toont verrassend slot in Butterfly

In de hal van het Luikse operahuis wordt het oog meteen bekoord door een uitstalling van Japanse kostuums. In de nieuwe productie van Madama Butterfly, de opening van het seizoen, stroomde vrijdagavond het toneel vol met kleurige kimono’s en parasols. Een traditioneel begin, met een spannende wending in de slotscènes.

De eerste akte ademde een traditionele Japanse sfeer, met hup van een Japanse specialiste ontworpen. (© Opéra Royal de Wallonie)

Eén beeld uit deze Madama Butterfly van de Opéra Royal de Wallonie zal lang in mijn herinnering blijven. Regisseur Stefano Mazzonis di Pralafera plaatste Svetlana Aksenova in een lichtcirkel om haar beroemde aria ‘Un bel dì vedremo’ te zingen, de armen hoog geheven. Als in extase zong Aksenova met een onaardse uitdrukking de droom die Butterfly koestert, al drie jaar lang, dat haar Amerikaanse lover terugkeert. Dirigente Speranza Scappucci onderlijnde met het orkest in verfijnde klankkleuren de spanning van deze scène.

Die droom spat uiteen in de finale van het derde bedrijf. Hier zorgde regisseur Mazzonis voor een verrassende wending in de ontknoping. Hij week al af van de traditie dat Cio-Cio-San met haar zoontje en haar gedienstige Suzuki (Sabine Willeit in een welluidende expressie) de nacht wakend doorbrengt. Het toneel verduisterde, waardoor alle aandacht zich kon richten op het betoverende geneurie van het koor en de orkestrale verklanking die met ingehouden spanning werden gerealiseerd. Pas in een volgende scène rolde Suzuki een kinderwagen het toneel op. Butterfly vleide haar hoofd koesterend tegen de kap, terwijl zij haar liefde uitzong in ‘Dormi, amor mio’.

De terugkeer van marineofficier Pinkerton werd ingeleid met een helikopter die uit de toneeltoren landde op het dak van een modern flatgebouw, waar Butterfly blijkbaar naar verhuisd was. De traditionele Japanse sfeer uit het eerste bedrijf, met behulp van een Japanse specialiste tot in de puntjes verzorgd in de decors (ontwerp Jean-Guy Lecat) en de kostuums (Ferdinand Ruiz), was in het tweede bedrijf vervangen door een westerse (Amerikaanse) habitat. Maar onlogisch bleef de Japanse tuin in tact en werd er kwistig met bloesem gestrooid om het huis te versieren.

De verhuizing betekende dat Cio-Cio-San als een echte mevrouw Pinkerton in een losjes zittend jaren-twintigkostuum haar droom voortleefde. Nu zij verlost was uit de beknelling van de kimono kreeg niet alleen het acteren van Svetlana Aksenova (vorig seizoen bij De Nationale Opera bejubeld als Elisabeth in Tannhäuser) een natuurlijke uitstraling, maar leek ook haar zingen bevrijd van een zekere remming. Zij groeide uit tot een ware heldin in het dramatische slot dat de regie had ontwikkeld.

Svetlana Aksenova als Cio-Cio-San in de slotakte van Madama Butterfly. (© Opéra Royal de Wallonie)

In die moderne omgeving zag de blijvend Japans geklede Suzuki er nog meer uit als een karikatuur. Sabine Willeit en ook Aksenova pasten namelijk vanwege hun rijzige gestaltes slecht in het poppenspel dat in het eerste bedrijf vertoond werd. Aksenova was alleen in haar stem overtuigend tijdens haar liefdesduetten met Pinkerton.

Pinkerton werd door Alexei Dolgov met een zekere ruigheid ingevuld; ik miste enige zoetheid in de romantische momenten. De tenorale kracht demonstreerde hij meteen in het ‘America forever’. Mooi was het contrast met de gedegen voordracht van Mario Cassi als consul Sharpless. Met zijn waardige houding en sonore bariton scherpte hij in de briefscène het drama rond de naïeve Japanse aan.

Met Pinkerton, vergezeld van zijn Amerikaanse vrouw, stapte Sharpless uit de heli om Butterfly voor voldongen feiten te stellen. Hier speelde de regie handig met de kinderwagen, waar Butterfly naast lag te slapen. Als zij na een schroeiend gezongen duet met Pinkerton inziet dat de droom voorbij is, trekt zij zich met de kinderwagen terug. “Kom over een half uur terug”, zingt zij dreigend.

Suzuki laat zich overhalen om haar meesteres te overtuigen het kind af te staan, in een spannend uitgewerkte scène met de Amerikaanse. Zij rolde de kinderwagen terug op het toneel, maar toen Kate Pinkerton (Alexise Yerna) het kind wilde optillen, bleek de wagen leeg. De regie suggereerde een vreselijke wraak van Butterfly, niet ten onrechte, want de heet kolkende muziek waarmee Puccini die laatste scènes vulde, bieden die ruimte.

Het echtpaar Pinkerton arriveert per helikopter in Japan. (© Opéra Royal de Wallonie)

Opvallend ook dat in deze productie Pinkerton steeds aanwezig is, zijn vrouw aanmoedigt het kind uit de wagen te tillen en ook ziet hoe Butterfly zich dodelijk gewond het toneel op stort. Dirigente Scappucci vuurde het orkest tot maximale pucciniaanse gloed aan ter ondersteuning van Pinkerstons hartstochtelijke uitroepen “Butterfly, Butterfly!”

Een boeiend slot aan een productie die al te traditioneel begon en daardoor traag op spanning kwam. Het niet zo grote toneel van het Luikse operahuis stond gewoon te vol tijdens de rommelig ogende trouwceremonie. Goro, in de persoon van Saverio Fiore, maakte rare sprongen in zijn mafia-outfit en zong met lepe uitdrukking zijn koppelaarsrol.

De kleine rollen waren goed bezet en het koor zong prima in de eerste akte. De productie werkt voor de hoofdrollen met twee bezettingen. De Japanse Yasko Sato zingt in vier van de negen voorstellingen Butterfly met Dominik Chenes als partner.

Zie voor meer informatie de website van de Opéra Royal de Wallonie.

Vorig artikel

Studio Nibelheim: Het hele eieren eten

Volgend artikel

Matinee wervelend van start met Dante

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman