AchtergrondFeaturedOperarecensie

Vloed noch crisis krijgt Miskolc klein

Nog nooit kende het International Opera Festival Miskolc zoveel problemen als dit jaar, uitgerekend haar tienjarig jubileum. Maar de misère kreeg het eigenzinnige operafestijn niet klein. De programmering was origineel als altijd en de kwaliteit zeker niet wat je zou verwachten bij een industriestad in Hongarije. Hulde.

De opening van de jubileumeditie van het festival, op 9 juni (foto: Vajda János).

Miskolc is een stad in het noorden van Hongarije, zo’n twee uur rijden vanaf Boedapest. Ieder jaar wordt er een internationaal operafestival georganiseerd, met veel onbekend en gewaagd werk. In de programmering wordt telkens ‘huiscomponist’ Béla Bartók gekoppeld aan een andere componist of een ander thema. Vorig jaar was het ‘Bartók + Wenen’, dit jaar ‘Bartók + Europa’.

Vorig jaar was het een drukte van jewelste in het kleine maar sfeervolle centrum van het stadje. De hele dag door slenterden er drommen mensen langs de rij kraampjes, op elke hoek van de straat klonk muziek, de voorstellingen zaten vol en men bleef na afloop tot diep in de nacht hangen, geamuseerd door een meesterlijke, blinde accordeonist.

Die accordeonist was dit jaar (9-20 juni) onveranderd van de partij en hij speelde nog even briljant. Ook de kraampjes stonden er weer. Sterker nog, alles leek exact hetzelfde als het jaar ervoor, alsof er geen dag voorbij was gegaan.

Maar waar waren de mensen? Het was leeg. Op straat, maar ook bij sommige voorstellingen. Soms leek het wel uitgestorven. Van de heerlijke sfeer van vorig jaar was bijna niets meer over.

Crisis

De festivalorganisatie trof geen blaam. Het stond simpelweg machteloos tegenover de hoeveelheid ellende die het over zich heen kreeg.

Vlak voor de start van het festival werd de regio en een deel van de stad getroffen door een zware overstroming. De lokale overheid had logischerwijs geld nodig voor de herstelwerkzaamheden, waardoor het festival moest inleveren. Veel getroffenen (4000 tot 5000 inwoners van Miskolc verloren hun huis) annuleerden bovendien de kaarten die ze al maanden van tevoren besteld hadden.

Tamás Bátor (foto: Vera Éder).

Directeur Tamás Bátor dacht er even over om het festival niet door te laten gaan, maar vanwege de vele verplichtingen kon hij dat niet doen. ,,Bovendien kun je door thuis te blijven niets voor de slachtoffers van de overstroming betekenen”, zegt hij. Het programma ging daarom door, aangevuld met allerlei initiatieven om geld op te halen voor het herstel na de overstroming.

Maar de watersnood was niet het enige probleem. Doordat er in april verkiezingen plaatsvonden in Hongarije en de regering dus wisselde, kreeg Bátor minder steun van het ministerie en van de lokale overheid. Ook de sponsors brachten minder in het laatje, omdat die hun meeste kruit al in de verkiezingsstrijd verschoten hadden.

Door het gebrekkige budget had het festival niet genoeg middelen om reclame te maken voor haar jubileumsprogramma. De economische crisis wilde ook niet echt helpen (ook het lentefestival in Boedapest zag haar bezoekersaantal hierdoor kelderen) en dat de enige tramverbinding met het centrum van Miskolc platlag, sloot nog meer potentiële bezoekers uit. De misère was compleet, de gevolgen waren aanzienlijk.

Bátor moest diverse producties schrappen, waaronder een grootse productie van Massenets Don Quichotte uit Bulgarije. Voor andere producties waren eigenlijk te weinig kaarten verkocht, maar die konden al niet meer geannuleerd worden en moesten dus voor halfvolle zalen opgevoerd worden.

Schubert-rariteit

Het is een triest verhaal. Allereerst voor de slachtoffers van de vloed, maar ook voor Bátor. Zijn programmering is zo rijk en eigengereid, dat verdient dit niet.

Kijk alleen al naar de affiches. The Truthful Shepherd van Erzsebet Szonyi, Wallenberg van Erkki-Sven Tuur, Hary Janos van Zoltan Kodaly, The Rape of Lucretia van Benjamin Britten, Sarolta van Ferenc Erkel, The Rage of Life van Elena Kats-Chernin, Daphne van Richard Strauss… Pardon, zijn we hier in Miskolc?

Scène uit de zeldzame opera Die Verschworenen van Schubert (foto: Vajda János).

Eén van die originele producties werd verzorgd door de afdeling zang van de universiteit van Szeged, een Zuid-Hongaarse stad. Zij speelden op één avond drie eenakters: Die Verschworenen van Schubert, L’heure espagnole van Ravel en L’enfant et les sortilèges van dezelfde componist.

Met name het eerste stuk was een rariteit: het wordt vrijwel nooit opgevoerd. Leuk om het eens te horen, al moet ik zeggen dat ik de muziek van Schubert niet erg inspirerend vond. Er zaten een paar solo’s in, maar het bestond voornamelijk uit niet bijzonder geraffineerde ensemblestukken.

Maar alle lof voor de studenten, die het stuk alleraardigst opvoerden. Net als in de twee Ravel-werken lieten ze zien met erg weinig middelen heel veel uit te kunnen beelden. Een paar kartonnen dozen, vier lappen behang, een paar rekwisieten, hele treffende kostuums: dat was alles wat ze nodig hadden. Hun jeugdig enthousiasme en sprankelende acteerwerk deed de rest.

De zangkwaliteit was minder overtuigend. Er waren een paar prachtige stemmen, maar ook stemmen die nog lang niet voldoende ontwikkeld waren of stemmen die gewoon niet veel in huis leken te hebben.

Opvaller was tenor Gyula Rab, die een puur, zeer lyrisch geluid aan de dag legde. Een prima belcanto-tenor in de dop. Orsolya Horváth overtuigde in L’heure espagnole als een uitbundige Concepcion en Renáta Horák zong met rijke, volle stem het kind L’enfant et les sortilèges. Misschien niet altijd even gepast bij haar rol, maar wel een blijk van vocaal talent.

Erg jammer vond ik dat L’enfant et les sortilèges en Die Verschworenen in het Hongaars waren vertaald, zonder dat daar een Duitse of Engelse boventiteling bij gegeven werd. Te horen aan de vele lachsalvo’s in de (amper gevulde) zaal, moest de tekst van bijvoorbeeld Die Verschworenen erg geestig zijn, maar dat ging nu volledig aan me voorbij.

Miskolc wil graag een internationale status verkrijgen, maar heeft het daarbij niet bepaald makkelijk. Er is geen vliegveld in de buurt en geen ziel in de stad lijkt Engels te spreken. Het minste dat je dan kan doen, lijkt me toch het toegankelijk maken van de voorstellingen voor buitenlands publiek.

Commendatore

Het festival bevatte naast het vele onbekende repertoire ook een aantal publiekstrekkers. La Traviata bijvoorbeeld, en ook Hertog Blauwbaards Burcht, het Zwanenmeer en Don Giovanni. Die laatste opera werd op maandag 14 juni opgevoerd in het kleine maar schittterende, rijkelijk gedecoreerde operahuis. De productie kwam uit Praag, de stad waar de opera ooit in wereldpremière ging.

Scène uit Don Giovanni.

De regie van Václáv Kaslík en Jirí Nekvasil boeide best. De ‘theater-in-het-theaterdecor’ was misschien een beetje cliché en voegde niet veel toe, maar er zat zeker humor in en het deed het verhaal recht.

De zang was daarentegen van laag niveau. Eigenlijk gaf alleen Miroslav Podskalsky als de Commendatore een vocaal fatsoenlijke vertolking van zijn rol. Bij de anderen ging veel van de finesse van het werk verloren: het reliëf van Mozarts partituur werd als het ware ‘platgezongen’.

Het orkest liep tegen de beperkingen van het theater aan. Sommige musici moesten buiten de orkestbak zitten, wat de balans overhoop haalde. Al met al niet erg indrukwekkend.

Strijkers

Hoe anders was de balletvoorstelling Zorba The Greek, een dag later. De productie van het nationale ballet van Litouwen was een groot succes bij het publiek (hier wel in grote getalen opgekomen).

Scène uit Zorba The Greek (foto: Bócsi Krisztián).

De voorstelling stond als een huis, met een uiterst elegante Nerijus Juska als John, een levenslustige, bruisende Aleksandr Molodov als Zorba en een temperamentvolle Aurelijus Daraskevicius als Yorgos. En ook de hele ploeg dansers om hen heen was stijlvol en aantrekkelijk. De muziek van Mikis Theodorakis had bovendien een sterke ‘couleur locale’ en luisterde makkelijk weg.

Eenzelfde gezegend lot was het concert van het Noord-Hongaars Symfonie Orkest beschoren, gehouden op woensdag 16 juni in het ‘House of the Arts’. Dat concert draaide rond bariton Lázló Polgár, één van de populairste Hongaarse zangers van dit moment.

Hij zong de vier ‘Lieder eines fahrenden Gesellen’ van Gustav Mahler, wat hij op een vrij ingetogen wijze deed. Ik vond het wel wat hebben: het kwam heel oprecht over.

De Mahler-liederen werden aangevuld met twee orkestwerken. ‘El sombrero de tres picos’ werd onder leiding van een andere László – László Kovács – krachtig en dik aangezet uitgevoerd. Ik vond de dansmuziek echter te theatraal om een plaats in een concert te geven.

Fraai was de afsluiting met Dvoráks negende symfonie. De zaal was eigenlijk te klein voor het stuk en de koperblazers waren weinig fijnzinnig, maar de strijkers speelden op hoog niveau, met veel nuance en diversiteit in klank. Het toverde verrassende kleuren tevoorschijn voor een orkest uit zo’n ‘provinciaalse’ streek.

Reddingsplan

Ondanks de tegenslag bewees Miskolc dus dat het haar originele, aantrekkelijke smoel nog niet verloren heeft en de paar uitverkochte voorstellingen lieten zien dat er nog altijd animo is voor het festival.

László Polgar zingt Mahler.

Dat ten spijt is de toekomst allerminst zeker. De financiële verliezen van dit jaar zijn groot, waardoor het de vraag is of het festival weer voldoende eindjes aan elkaar kan knopen om in 2011 een programma in elkaar te zetten. Veel hangt daarbij af van de nieuwe Hongaarse overheid en of die de ‘culturelen’ gunstig gezind is.

Bátor heeft in elk geval al een reddingsplan klaar: hij wil in 2011 een kleiner programma presenteren, verspreid over minder festivaldagen. Daarmee zou de schuld van dit jaar opgevangen moeten worden.

Het thema zal ‘Bartók + Verdi’ zijn, net als in 2001, het eerste jaar van het festival. Bekende werken als Rigoletto, Nabucco en Aida worden gecombineerd met enkele theaterwerken van Liszt, die zijn 200e verjaardag viert.

Het is knap dat Bátor ondanks de problemen en onzekerheden alweer vooruitkijkt en nog steeds gewaagde titels durft te omarmen. Of het toekomst heeft in een hard getroffen, slecht te bereiken, onbekende en onbeminde provinciestad als Miskolc, is moeilijk te zeggen, maar het getuigt wel van lef, en van een nobel streven om ook buiten Boedapest opera interessant te maken.

De naam Bátor betekent ‘dapper’. Eigenlijk is alles daarmee gezegd.

Zie voor meer informatie de website van het International Opera Festival Miskolc.

Vorig artikel

Leven Groningse operazangeres opgetekend

Volgend artikel

Christine Brewer is gek op Britten

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

2Reacties

  1. Alessandro
    17 juni 2010 at 20:54

    Do they have a good web site? This could be the first step in a relaunch. But with no budget for marketing it will be hard for them to get known… Forza e… coraggio!

  2. Francois
    18 juni 2010 at 12:01

    De website is ook als je de Engelstalige variant aanklikt voornamelijk in het Hongaars. Het is wel een geweldig verhaal, een schijnbaar kansloos stadje dat zo groot uitpakt met een festival. Zou ook een geweldig filmscript zijn..