FeaturedOperarecensie

DNO besluit seizoen zonder schwung

Met een tweede reeks L’elisir d’amores besluit De Nederlandse Opera deze weken haar seizoen. Het lijkt een perfect einde, maar dat is het niet. Althans, gisteravond (28/6) niet. Het ontbrak de voorstelling aan schwung en het rammelde muzikaal aan vele kanten.

Valentina Farcas met Dmitry Korchak en het Koor van De Nederlandse Opera (foto: Marco Borggreve).

Eind oktober 2009 hernam De Nederlandse Opera (DNO) voor het eerst de Elisir-productie die Guy Joosten in 2001 maakte. De vrolijke dorpskomedie van Donizetti werd vijfmaal gespeeld, de overige zeven voorstellingen volgen nu, in juni en juli. Een heerlijk luchtig, feestelijk einde van het seizoen. Zou je denken.

In oktober kon de groteske ‘showbizz’-regie van Joosten me wel amuseren. Hoewel het z’n mankementen had, hielpen de verrassende vondsten van de regisseur je de avond wel door.

Nu dat verrassende niet meer verrassend was, bleek de productie weinig meer om het lijf te hebben. Het was veel show, maar weinig hart. De personages waren niet meer dan typetjes, de vele dansjes en gebaren kwamen gekunsteld over en bovenal proefde ik niets van de warme sfeer die L’elisir d’amore zo duidelijk ademt.

De glitter en glamour van Joosten ontdeden de opera van haar aanstekelijke plezier, haar emoties en haar tedere momenten. Anders gezegd: er was veel drank, maar weinig liefde. En dan klopt er toch iets niet, als de hele avond over een liefdesdrankje gaat…

Nu is bijna iedere productie te redden door goede muzikale inbreng, maar ook op dat front viel weinig te beleven. De invallende maestro Daniele Callegari van eind vorig jaar was vervangen door de oorspronkelijk voor de hele serie gecontracteerde Riccardo Frizza, maar net als zijn landgenoot wist Frizza geen balans en kleur in de voorstelling aan te brengen.

Daar kwam bij dat hij de touwtjes niet strak in handen had: solisten en orkest gingen regelmatig hun eigen weg. Zelfs het anders zo onberispelijke DNO-koor beleefde een minder bezielde avond.

De andere nieuwkomer, Renato Girolami als ‘dottor’ Dulcamara, bracht evenmin verbetering. Sterker nog, ik vond hem minder overtuigend dan Lucio Gallo in oktober. Misschien dat hij in een andere regie wel een leuke Dulcamara is, maar als Joostens Elvis-lookalike kwam hij niet uit de verf. Daarbij was zijn zang ook niet erg verfijnd.

Valentina Farcas als Adina met Tommi Hakala als Belcore (foto: Marco Borggreve).

De andere solisten waren ook bij de eerste speelreeks van de partij. Ik kreeg echter het idee dat ze de productie een beetje beu waren. In oktober vond ik ze al niet allemaal even imponerend, nu was mijn indruk nog minder.

Valentina Farcas is simpelweg te klein van stem voor een leuke Adina. In de ensemblestukken en finales verdween ze compleet, terwijl ze ook solo maar een schamel geluid wist te produceren. Daarnaast was ze dit keer ook niet zo levendig in haar spel en uitstraling.

Tommi Hakala bulderde veel als Belcore, maar had weinig echte charme en was net als de anderen eendimensionaal. Dmitry Korchak (Nemorino) liet met voorsprong de beste stem horen, maar wist daarmee zijn rol niet van de grond te krijgen. Zijn zang vond ik te vlak, hoewel hij wel een paar mooie momenten had.

Het idee van DNO om het seizoen met het tintelende liefdesverhaal van Donizetti te eindigen, was helemaal niet zo gek. Helaas leken de uitvoerenden weinig puf te hebben om het liefdesdrankje nog een keer te laten bruisen.

L’elisir d’amore is tot en met 11 juli nog zes keer te zien in Het Muziektheater in Amsterdam. Zie voor meer informatie de website van De Nederlandse Opera.

Vorig artikel

De Kort dirigeert Mozart-opera in Hamm

Volgend artikel

Baumgarten kleedt Offenbach volledig uit

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. Gideon Relyveld
    12 juli 2010 at 01:09

    Wellicht zal de operaliefhebber hunkeren naar top-uitvoeringen van het Eerste Uur zoals de plaatopnamen met Joan Sutherland en Richard Bonynge (Decca 475751-4), of o.l.v. Francesco Molinari-Pradelli met Hilde Gueden en Giuseppe di Stefano (Decca 478172-4). Eerlijk is eerlijk: het zijn uitzonderingen, behorend tot enkele hoogstandjes uit de 20ste eeuw op de plaat. Maar waar zijn dit soort vergelijkbare glansrijke uitvoeringen vandaag de dag gebleven?
    Als het nu al zo moeilijk is om in ieder geval een respectabele opvoering van Donizetti’s “simpele” L’Elisir d’Amore te presenteren (die zoals nu weinig verrassend blijkt te zijn), hoe moeilijk zou het dan worden om de grotere meesterwerken zoals Roberto Devereux, Anna Bolena, Maria Stuarda, of Lucrezia Borgia aan te bieden?…(áls dat al mogelijk zou zijn, gezien de zangtechnische moeilijkheidsgraad, en het geld er voor is!)