Interviews

Albrecht kijkt terug op zijn Amsterdamse jaren

Wat een pech voor Marc Albrecht. Om zijn afscheid als chef-dirigent van De Nationale Opera te markeren, had hij gekozen voor een opvoering van Die Frau ohne Schatten, maar de coronacrisis verstoorde de gekoesterde wens. Zijn symfonische afsluiting bij het Nederlands Philharmonisch Orkest met Beethovens negende symfonie op 13 juni is ook geschrapt. ‘Het einde verloopt nogal raar in een anticlimax’, vertelt hij, ‘maar ik kijk terug op eine tolle Zeit.’

Marc Albrecht: ‘De musici van het voortreffelijke NedPhO en ik hebben elkaar voortdurend uitgedaagd.’ (© Ronald Knapp).

‘Ik wilde nog één keer terug naar waar ik met het Nederlands Phiharmonisch Orkest begon in 2008 toen ik als gastdirigent bij De Nationale Opera (DNO) Die Frau ohne Schatten dirigeerde. In de negen seizoenen sinds mijn aanstelling als chef-dirigent in 2011 heb ik het orkest grondig leren kennen en heeft het zich geweldig ontwikkeld. Hoe zou als afronding deze opera nu klinken? We zijn begin maart gaan repeteren met een goede vocale bezetting. We waren onderweg, maar we moesten stoppen. De hele productie in een nieuwe regie van Katie Mitchell is er; de kostuums, de decors. Of het ooit tot een opvoering komt? Daar zijn gesprekken over gaande. Ik hoop dat ik die dan kan dirigeren.’

Met Die Frau ohne Schatten maakte Marc Albrecht zo’n verrassend debuut dat hij meteen kandidaat stond om als chef-dirigent te fungeren bij DNO, dat sinds het voortijdige vertrek van Ingo Metzmacher chefloos was. Bij het Nederlands Philharmonisch Orkest moest de leiding op zoek naar een nieuwe chef omdat Yakov Kreizberg had aangekondigd te verkassen naar de opera van Monte Carlo.

Door één dirigent verantwoordelijk te maken voor het welzijn van het opera-instituut én het orkest dat er als huisensemble zo’n belangrijke rol speelt, werd de situatie weer overzichtelijk wat betreft de artistieke ontwikkeling van beide groepen. Zoals dat tussen 1985 en 2002 het geval was toen Hartmut Haenchen beide posities innam.

Albrecht was direct in zijn nopjes om beide posten te gaan vervullen, want opera zat sinds zijn jeugd als zoon van een Duits operadirigent (George Albrecht, langjarig chef in Hannover) in zijn bloedsomloop en het Amsterdams Concertgebouw kende hij als één van de mooiste symfonische zalen. ‘Ik zou waarschijnlijk wel ja hebben gezegd tegen de operabaan, maar met het NedPhO erbij voelde het perfect’, merkte hij destijds op. Een ideale combinatie viel hem in de schoot.

Gestreamd terugkijken

‘Ja, die Albrecht moet maar snel worden teruggevraagd’, zo schreef Parool-recensent Erik Voermans in zijn bespreking van Die Frau ohne Schatten, waarmee het seizoen 2008/2009 werd geopend. Zijn aanbeveling werd nog in hetzelfde seizoen gerealiseerd doordat Mariss Jansons wegens gezondheidsproblemen afzegde voor de productie van Carmen. Een nieuwe productie in en regie van Robert Carsen en met het Concertgebouworkest. Niet alleen de afsluiting van dat seizoen, maar ook prominent onderdeel van het Holland Festival.

Albrecht bofte aan het begin van zijn Amsterdamse jaren echt. ‘Men had mij niet voor Carmen gevraagd als Die Frau niet zó succesvol zou zijn geweest’, concludeerde hij in een interview. Ook Carmen werd bijzonder goed ontvangen. Het is interessant dat DNO in haar streamingprogramma ter opvulling van de coronacrisistijd deze historische Carmen heeft opgenomen.

Marc Albrecht: ‘Al is de Ring een onvervulde wens gebleven, het is goed zoals het is.’ (© Marco Borggreve)

Eveneens een succes in Nationale Opera & Ballet werd de eerste ‘eigen’ productie die volgde in december 2010, weer in samenwerking met regisseur Robert Carsen: Fidelio van Beethoven. Met evenveel gemak dirigeerde Albrecht daarna in zijn eerste seizoen de wereldpremière van Orest (Manfred Trojahn) en de eerste scenische uitvoering in Nederland van De legende van de onzichtbare stad Kitesj en het meisje Fevronja (Rimski-Korsakov). Ook deze succesvolle productie is momenteel terug te zien in het streamingprogramma van DNO.

In zijn tweede seizoen volgde Die Zauberflöte – met de Don Giovanni enige seizoenen later de enige Mozarts op zijn werklijst. In het derde seizoen verraste Albrecht met nog een Russisch werk, De Speler (Prokofjev), en aan het begin van het vierde seizoen realiseerde hij met een reuzegroot bezet NedPhO een grandioze Gurre-Lieder (Schönberg). De groots opgezette enscenering van Pierre Audi werd geëvenaard door de muzikale expressie. Dit onderdeel uit de operageschiedenis van DNO is binnenkort (14 juni) terug te beleven als stream.

Het Duitse vak

Dat Albrecht met een grote Strauss-opera afscheid had willen nemen, past in het kader van zijn vele activiteiten in het Duitse vak: Elektra, Arabella en Der Rosenkavalier van Strauss, Wozzeck van Berg, Der Schatzgräber van Schreker, Hänsel und Gretel van Humperdinck en vooral veel Wagner: Die Meistersinger, Lohengrin (ook in het streamingpakket opgenomen), Parsifal, Tristan und Isolde, Tannhäuser en als kers op de taart Die Walküre uit de fameuze Ring-regie van Pierre Audi.

‘Wagner was vanaf de eerste besprekingen een belangrijke bouwsteen voor mij. Ik ben blij dat ik toch van die Ring heb kunnen proeven in de uitvoering van Die Walküre, in november vorig jaar. Net nog vóór de coronacrisis uitbrak! Dat was onbedoeld mijn afscheidsvoorstelling’, vertelt Albrecht. ‘Zo graag als ik Die Frau ook had willen doen – het vervult mij met weemoed dat het niet is gelukt – deze Walküre was een geweldige muzikale en theatrale ervaring om met het orkest midden in het scenische gebeuren te staan. Ik betreur het echt dat de hele productie is opgeruimd. Er had makkelijk nog een vierde cyclus ingezeten, zo fris en actueel, zo klassiek en origineel als deze aanpak van Audi overkwam. Indien ik uitzicht had gehad op nog een herneming of een nieuwe enscenering, was ik misschien wel aangebleven als chef-dirigent bij DNO.’ In het streamingprogramma is inmiddels de derde cyclus (uit 2013) te volgen.

Lohengrin was de eerste samenwerking tussen Marc Albrecht en Pierre Audi. ‘De samenwerking was steeds zeer inspirerend.’ (© Ruth Walz)

In vijf producties werkte Albrecht samen met Pierre Audi, in vier opera’s van Wagner en in Bergs Gurre-Lieder. ‘Die productie werd ons grootste succes. De samenwerking met Audi was steeds zeer inspirerend, direct vanaf het begin, toen we Lohengrin deden. Hij geeft als regisseur ruimte aan de muziek. Hij installeert als het ware de ruimte om de muziek. Dat is lang niet bij alle regisseurs het geval. Als theatermusicus heb ik niet alleen een oor, maar ook een oog voor de zaak. Het muzikale en het theatrale moeten in elkaar passen. Het is fantastisch dat wij samen zo ver gekomen zijn.’

Weinig Italiaans

In een interview dat Marc Albrecht ooit had voor een Duitse tv-zender toonde hij de partituur die hij als jongeling kreeg van zijn vader. Het was zijn eerste partituur, van La traviata. Een werk dat hem altijd ter harte is gegaan. Ook al dirigeerde hij eerder en elders vaak Italiaanse composities, in Amsterdam bleef het beperkt tot één Verdi, Macbeth in 2015 (regie Andrea Breth), en een kleine Puccini, Gianni Schicchi, in een double bill met Eine florentinische Tragödie van Zemlinsky, in 2017.

‘Ik geef toe dat ik te weinig Italiaanse opera heb gedirigeerd’, zegt Albrecht. ‘Er is wel over Il trittico gesproken, maar dan verdween het idee weer en uiteindelijk bleef alleen Gianni Schicchi over. Prima dat wij tenminste Macbeth hebben kunnen doen. Het was destijds een nogal zwaar project met diverse moeilijkheden in de bezetting. Ik zou het nog eens willen doen, maar dan onder betere voorwaarden. Als ik nog vijf jaar als chef was aangebleven, had ik beslist meer Italiaanse opera willen dirigeren.’

Goed zoals het is

Eigenlijk was het verrassend dat Albrecht twee jaar geleden bekendmaakte dat hij zijn contract niet zou verlengen in 2020. Hij was met zo veel succes bezig. Bekroningen als operadirigent van het jaar (2019), onderscheidingen voor beste operaproducties, uitstekende persreacties, ook op het symfonische vlak met uitvoeringen van Mahler en Strauss, in de zaal die hij bewondert om zijn akoestiek en met een sensibel orkest: daar ga je toch niet weg?

‘Ik begrijp uw verwondering. Ik heb intern al vroegtijdig gezegd dat ik in 2020 zou opstappen. Op dat moment was nog geen sprake van het afscheid van Pierre Audi. Mijn vertrek heeft dus niets te maken met de komst van een nieuwe intendant. Bovendien heeft de benoeming van Sophie de Lint van harte mijn instemming. Ik ken haar uit de tijd dat zij in Zürich werkte en ik er opera dirigeerde. Ik heb zelfs even overwogen om juist vanwege haar komst aan te blijven. Maar nee, ook al zijn het NedPhO, DNO en Amsterdam mij lief, toch heb ik het sterke gevoel het wezenlijke te hebben bereikt.’

‘We hebben prachtige Mahlers gespeeld. In het afgelopen seizoen werd met de uitvoering van de zevende symfonie de hele cyclus voltooid. De musici van het voortreffelijke NedPhO en ik hebben elkaar voortdurend uitgedaagd, waardoor we ons in een intensieve tijd konden verbeteren. Ik ervaar dat als een groot geschenk. En al is de Ring een onvervulde wens gebleven, het is goed zoals het is. Ik kijk terug op eine tolle Zeit. Het einde verloopt nogal raar in een anticlimax met al die afzeggingen van grote werken, zoals de Die Frau en ook de Turangalîla-symfonie van Olivier Messiaen en de negende symfonie van Beethoven.’

Albrecht (midden, met verder van links naar rechts Maria Mennen, Rob Streevelaar, Pierre Audi en Els van der Plas) verlengde één keer zijn contract bij DNO en het NedPhO. (© Hans van den Bogaard)

‘Nu ben ik toe aan een rustiger periode. Ik heb mij tien jaar lang niet gespaard. Zes, zeven maanden dirigeren in Amsterdam plus het institutionele werk zoals vergaderen en proefspelen bijwonen en dergelijke. Reken daarbij de gastdirecties elders, dan zit je aan de grenzen van wat je aankunt. Ik heb overwogen om of hier te dirigeren of internationaal bezig te zijn. Of om DNO op te geven of juist de symfonische activiteiten te stoppen. Mijn voorganger Kreizberg was alleen orkestchef. Maar daar geloof ik niet in. Ik ben er volledig van overtuigd dat het uitmaakt voor de kwaliteit om met beide onderdelen bezig te zijn. Ook ten opzichte van de musici.’

‘Door met het orkest te werken aan bijvoorbeeld de lichtere speelstijl in de symfonieën van Robert Schumann kon ik ook voor de laatromantische werken van Wagner en Mahler komen tot een levendige, heldere en transparante expressie. De akoestische ruimtes waarin we spelen en repeteren – de orkestbak in de opera, het podium van het Concertgebouw en ons repetitiehuis, de NedPhO-Koepel – zijn zeer verschillend. Waar je in de orkestbak van Nationale Opera & Ballet in een donkere klank terechtkomt, moet je ervoor zorgen dat er ook lichtheid en doorzichtigheid te horen valt, zoals er stralen van licht door een donker dennenbos stromen.’

Vooralsnog neemt Albrecht een sabbatical. ‘Ik wilde vanaf half juni tot het eind van het jaar even niks doen. Daar is de coronatijd bijgekomen, dat is niet eens zo ongunstig. In januari 2021 begin ik weer. In Parijs, met Capriccio van Richard Strauss. Of het doorgaat? Fiftyfifty, schat ik. We zien wel. Ik maak me bezorgd over de toekomst, dat we de stukken niet kunnen uitvoeren waar een groot orkest bij nodig is. Ik hoop dat wij uiteindelijk met minder dan anderhalve meter afstand kunnen musiceren en opera’s met grote koren op de bühne kunnen uitvoeren. Dat zou pas de echte herstart na de crisis zijn. Ik verheug me nu al op dit bijzondere moment!’

Vorig artikel

Online reprise Barbe-bleue bij Opera Zuid

Volgend artikel

Operahuizen Wenen en Zürich openen weer

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman